Op 9 december 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, een inwoner van Hoofddorp, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De zaak betreft de toekenning van ziekengeldvergoeding aan eiseres voor de periode waarin haar zorgverlener ziek was. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een brief van de SVB van 5 april 2022, waarin werd aangegeven dat zij ziekengeldvergoeding zou ontvangen. Eiseres stelde dat zij recht had op zes weken ziekengeld, maar de SVB had slechts vijf weken vergoed. Na meerdere ingebrekestellingen en een bestreden besluit van 14 oktober 2024, waarin de SVB stelde dat eiseres geen recht had op een dwangsom, heeft eiseres beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de brief van 5 april 2022 niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de SVB ten onrechte de brief als een besluit had gekwalificeerd, omdat er geen publiekrechtelijke grondslag voor was. Hierdoor kon eiseres ook geen beroep instellen tegen het uitblijven van een besluit op haar bezwaar. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het bezwaar tegen de brief van 5 april 2022 niet-ontvankelijk is. Tevens is de SVB opgedragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.