Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 5 februari 2025 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
10 februari 2022 ongegrond verklaard.
25 juli 2022. Ook [naam 3] concludeert dat er sprake is van ‘alcoholmisbruik in de zin der wet’. Volgens [naam 3] is aannemelijk dat verzoeker met ‘het alcoholgebruik/stoornis in gebruik van alcohol’ is gestopt per 7 april 2022. De stoornis is volgens [naam 3] in volledige kortdurende remissie.
[naam 4] . Deze psychiater heeft verzoeker op 24 november 2022 onderzocht. [naam 4] heeft geen aanwijzingen gevonden voor alcoholmisbruik in engere of in ruimere zin.
Zoals hiervoor al is overwogen, is aan het rapport van [naam 4] een ander feitenrelaas ten grondslag gelegd dan aan de rapporten van [naam 2] en [naam 3] . Uit het rapport van [naam 4] kan dan ook niet de conclusie worden getrokken dat de rapporten van [naam 2] en [naam 3] op onzorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redeneringen daarin onbegrijpelijk zijn en de getrokken conclusies daarop niet aansluiten.
Wat verzoeker over de rapporten van [naam 2] en [naam 3] heeft aangevoerd, brengt dus niet mee dat het CBR het primaire besluit ten onrechte op die rapporten heeft gebaseerd.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
mr. drs. J. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr.F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 februari 2025.