ECLI:NL:RBNHO:2024:9681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
10942878 \ CV EXPL 24-551
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de uitvoering van een opdracht tot het wrappen van een camper en de gevolgen van tekortkomingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de uitvoering van een opdracht tot het wrappen van een camper. [gedaagde] had [eiser] opdracht gegeven om haar camper te wrappen voor een bedrag van € 5.142,50. Na uitvoering van de opdracht heeft [gedaagde] meerdere tekortkomingen geconstateerd, waaronder slecht geplakte folie en beschadigingen aan de camper. [gedaagde] heeft vervolgens betaling gevorderd van de kosten van herstel en het betaalde bedrag teruggevorderd, omdat zij stelde dat de overeenkomst buitengerechtelijk was ontbonden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van meerdere tekortkomingen in de uitvoering van de opdracht door [eiser]. [eiser] heeft erkend dat er fouten zijn gemaakt, maar betwist dat deze fouten ernstig genoeg waren om de overeenkomst te ontbinden. De rechter oordeelde dat [gedaagde] recht had op schadevergoeding voor de kosten van herstel, die zijn vastgesteld op € 3.146,=. De vordering tot terugbetaling van het betaalde bedrag werd afgewezen, omdat de overeenkomst niet rechtsgeldig was ontbonden.

Daarnaast heeft de rechter geoordeeld dat [eiser] geen recht had op vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten, omdat er geen sprake was van buitengewone omstandigheden die dit rechtvaardigden. De vordering van [eiser] in reconventie tot betaling van het resterende bedrag van € 2.071,25 werd toegewezen, met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10942878 \ CV EXPL 24-551
Uitspraakdatum: 4 september 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eisende partij in het verzet in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A.Q. Muller
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde partij in het verzet
verwerende partij in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.R. van Leeuwen
De zaak in het kort
[gedaagde] heeft [eiser] opdracht gegeven haar camper te wrappen. [eiser] moet de schade vergoeden, omdat er meerdere tekortkomingen zijn. [gedaagde] heeft geen recht op het bedrag dat zij al heeft voldaan en moet het restant aan [eiser] betalen, omdat zij de opdracht niet (buitengerechtelijk) heeft ontbonden. [eiser] heeft geen recht op de werkelijk gemaakte proceskosten.

1.Het procesverloop

1.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding van 4 december 2023 een vordering ingesteld tegen [eiser] . [eiser] is niet verschenen, waarna [eiser] bij verstekvonnis van 3 januari 2024 is veroordeeld. Bij dagvaarding van 6 februari 2024 (“de verzetdagvaarding”) is [eiser] in verzet gekomen van het verstekvonnis en heeft [eiser] verweer gevoerd tegen de vordering van [gedaagde] . Ook heeft [eiser] een tegenvordering ingesteld.
1.2.
Op 8 juli 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiser] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 2 juli 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] houdt zich bezig met het aanbrengen van dunne folie over bestaande objecten (“wrappen”), waaronder auto’s.
2.2.
[gedaagde] heeft [eiser] opdracht gegeven (“de opdracht”) voor het wrappen van de camper met [kenteken] (“de camper”) tegen betaling van een bedrag van € 5.142,50 (“het overeengekomen bedrag”).
2.3.
[eiser] heeft de opdracht uitgevoerd en [gedaagde] heeft de camper op 1 juli 2023 bij [eiser] opgehaald.
2.4.
Van het overeengekomen bedrag heeft [gedaagde] een bedrag van € 3.071,25 aan [eiser] betaald (“het betaalde bedrag”).

3.De vordering in conventie en de tegenvordering

3.1.
[gedaagde] heeft bij inleidende dagvaarding betaling gevorderd van [eiser] van (i) een bedrag van € 6.217,25, te vermeerderen met de wettelijke rente, (ii) een bedrag van € 685,86 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en (iii) de proceskosten, (inclusief de beslagkosten), te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd – samengevat – dat [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van de opdracht. Daarom moet [eiser] volgens [gedaagde] de kosten van herstel van € 3.146,= en bovendien het betaalde bedrag terugbetalen.
3.3.
[eiser] is door de kantonrechter bij (verstek-)vonnis van 3 januari 2024, zaaknr./rolnr.: 10835702 CV EXPL 23-5323, veroordeeld tot betaling van het gevorderde (“het verstekvonnis”).
3.4.
[eiser] vordert in de verzetdagvaarding ontheffing van de veroordeling als tegen haar uitgesproken in het verstekvonnis en afwijzing van de oorspronkelijke vorderingen. Daartoe voert [eiser] aan dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van de opdracht.
3.5.
[eiser] vordert in reconventie (i) betaling van een bedrag van € 2.071,25 (“het resterende bedrag”), te vermeerderen met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, (ii) veroordeling van [gedaagde] tot schadevergoeding als gevolg van onrechtmatig handelen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente en (iii) betaling van de proceskosten.
3.6.
[eiser] legt aan de vordering in reconventie – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] het resterende bedrag nog aan [eiser] is verschuldigd op grond van de opdracht. [eiser] is niet in de nakoming van de overeenkomst tekortgeschoten en de overeenkomst is niet ontbonden. Bovendien moet [gedaagde] de werkelijk door [eiser] gemaakte proceskosten betalen, omdat de vordering van [gedaagde] evident ongegrond is en op onjuiste feiten is gebaseerd.

4.Het verweer tegen de tegenvordering

4.1.
Ten aanzien van de tegenvordering voert [gedaagde] – samengevat – aan dat zij het resterende bedrag niet hoeft te betalen, omdat zij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
De vordering en de tegenvordering
Er is sprake van meerdere tekortkomingen
5.2.
Eerst moet worden beoordeeld of [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van de opdracht.
5.3.
Volgens [gedaagde] is er sprake van meerdere tekortkomingen, waaronder slecht geplakte en verkeerd aangebrachte folie, beschadigde folie, kleurverschil in de folie, snijstrepen in de carrosserie van de camper en vervorming van de bumper. Verder heeft [eiser] volgens [gedaagde] tegen de afspraken in delen van de camper geverfd of gespoten, zijn delen rondom openingen te ruim geplakt en is de combinatie van verschillende kleuren en vormen folie niet volgens afspraak uitgevoerd.
5.4.
[eiser] heeft betwist dat zij de opdracht niet conform de gemaakte afspraken heeft uitgevoerd en dat zij (ernstige) beschadigingen aan de camper heeft veroorzaakt. De camper is twintig jaar oud en was volgens [eiser] al beschadigd. Bovendien is het volgens [eiser] aannemelijk dat de door [gedaagde] gestelde schade na oplevering door [gedaagde] zelf of door derden is veroorzaakt.
5.5.
Op de zitting heeft [eiser] echter erkend dat een stuk(je) folie loszat en dat er sprake was van kleurverschil tussen de goudkleurige banen folie, omdat die banen uit verschillende rollen folie waren gesneden. Verder heeft [eiser] erkend dat de swirl in verschillende stukken (en bovendien met de hand) was gesneden in plaats van uit een stuk (en met een machine). Daardoor zat de swirl niet recht. Tot slot heeft [eiser] erkend dat de camper op verschillende plekken zonder voorafgaand overleg met [gedaagde] is gespoten in plaats van gewrapt. Daarmee is voldoende vast komen te staan dat er sprake is van meerdere tekortkomingen. In dat licht bezien hoeven de overige door [gedaagde] gestelde gebreken niet afzonderlijk te worden behandeld.
[gedaagde] heeft tijdig geklaagd
5.6.
[gedaagde] heeft bij het ophalen van de camper direct aan [eiser] laten weten dat zij over een aantal belangrijke punten niet tevreden was. [eiser] heeft de eerder genoemde tekortkomingen meteen erkend en heeft toen toegezegd dat zij de camper opnieuw zou wrappen en de swirl opnieuw zou aanbrengen. De kantonrechter volgt het standpunt van [eiser] dat [gedaagde] niet tijdig heeft geklaagd dan ook niet. Het feit dat [gedaagde] volgens [eiser] later nog een aantal nieuwe klachten bleek te hebben, maakt dat niet anders.
5.7.
Vervolgens moet worden beoordeeld of nakoming van de overeenkomst door [eiser] blijvend onmogelijk is en, voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is, of [eiser] in verzuim is.
Nakoming is niet blijvend onmogelijk
5.8.
[gedaagde] heeft gesteld dat de werkzaamheden door [eiser] op een slechte manier zijn uitgevoerd en dat de camper moet worden hersteld. De kantonrechter volgt het standpunt van [gedaagde] niet dat uit die enkele stelling volgt dat nakoming van de overeenkomst door [eiser] blijvend onmogelijk was. De stelling staat ook haaks op de opstelling van [gedaagde] zelf. Zij heeft de geconstateerde tekortkomingen in haar brief van 17 augustus 2023 aan [eiser] vastgelegd en daarbij aan [eiser] gevraagd om het werk en de veroorzaakte schade gratis binnen vier weken te herstellen. Kennelijk ging zij er dus zelf ook van uit dat nakoming van de overeenkomst nog mogelijk was.
[eiser] is in verzuim
5.9.
Omdat er volgens [eiser] in de brief van [gedaagde] van 17 augustus 2023 een lijst met nieuwe klachten was opgenomen, heeft [eiser] daarop gereageerd met een whatsappbericht waarin zij heeft geschreven dat zij “niet meer voornemens [was] ook nog maar enige aanpassing te verrichten aan die camper van 20 jaar oud met schades die er al op zaten”. De kantonrechter volgt het standpunt van [gedaagde] dat uit dat whatsappbericht kan worden afgeleid dat [eiser] in de nakoming van de overeenkomst tekort zou schieten en dat [eiser] daarom in verzuim is [1] .
[eiser] moet de kosten van herstel van de schade betalen
5.10.
Omdat er sprake is van meerdere tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst, [eiser] de tekortkomingen niet heeft hersteld en [eiser] in verzuim is, moet [eiser] de door [gedaagde] geleden schade vergoeden [2] .
5.11.
Volgens [gedaagde] bedragen de kosten van herstel van de schade € 3.146,=. Die kosten blijken volgens haar uit een voorlopige offerte van PS Customs van 21 september 2023. Omdat [eiser] de kosten van herstel niet heeft betwist, zal dat bedrag worden toegewezen. Uit de offerte blijkt voldoende dat de schade verband houdt met de tekortkomingen van [eiser] . [eiser] heeft onvoldoende gesteld om anders te oordelen.
5.12.
Daarnaast heeft [gedaagde] ook het betaalde bedrag (van € 3.071,25) teruggevorderd. Op de zitting heeft [gedaagde] gesteld dat zij de overeenkomst (buitengerechtelijk) heeft ontbonden, omdat [eiser] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst. Daarom stelt [gedaagde] recht te hebben op terugbetaling van het betaalde bedrag [3] .
5.13.
De ontbinding van een overeenkomst vindt plaats door een schriftelijke verklaring van de daartoe gerechtigde [4] . Hoewel [gedaagde] stelt dat zij de overeenkomst heeft ontbonden, is van de wettelijk vereiste schriftelijke verklaring niet gebleken. Dat houdt in dat de overeenkomst niet is ontbonden. Daarom heeft [gedaagde] geen recht op terugbetaling van het betaalde bedrag.
[gedaagde] moet het resterende bedrag betalen
5.14.
In de tegenvordering heeft [eiser] betaling door [gedaagde] van het resterende bedrag gevorderd. Volgens [eiser] heeft zij de opdracht uitgevoerd. [gedaagde] heeft de overeenkomst niet ontbonden en moet haar daaruit voortvloeiende verplichtingen, waaronder betaling van het overeengekomen bedrag, nakomen.
5.15.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden en dat zij het resterende bedrag daarom niet hoeft te betalen. Zoals hiervoor al is geoordeeld, is de overeenkomst echter niet ontbonden. Daarom is [gedaagde] niet bevrijd van haar verbintenis tot betaling van het resterende bedrag aan [eiser] en zal zij het resterende bedrag moeten betalen.
[eiser] heeft geen recht op de werkelijk gemaakte proceskosten
5.16.
In de tegenvordering heeft [eiser] gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten, omdat de vordering van [gedaagde] evident ongegrond is en op onjuiste feiten gebaseerd is. Voor toewijzing van de werkelijke proceskosten is slechts plaats in geval van buitengewone omstandigheden, zoals misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan pas sprake zijn als eiseres haar vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden [5] . Hiervan is geen sprake, omdat een deel van de vordering van [gedaagde] zal worden toegewezen. De vordering tot betaling van de werkelijk gemaakte proceskosten zal dan ook worden afgewezen.
De vordering
Conclusie
5.17.
De conclusie is dat het verzet gedeeltelijk gegrond is. Het verstekvonnis kan daarom niet in stand blijven. De oorspronkelijke vordering is slechts toewijsbaar tot een bedrag van
€ 3.146,=.
Wettelijke rente
5.18.
[gedaagde] heeft de wettelijke rente over de gevorderde hoofdsom gevorderd vanaf de dag der verschuldigdheid, dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening. Aangezien [gedaagde] niet heeft gesteld wat de dag der verschuldigdheid is, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente daarover
5.19.
[gedaagde] heeft betaling gevorderd van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente. [gedaagde] heeft echter niet gesteld of, en zo ja welke, buitengerechtelijke incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. De buitengerechtelijke kosten zullen dan ook worden afgewezen.
Proceskosten, beslagkosten en wettelijke rente daarover
5.20.
Omdat de oorspronkelijke vordering slechts ten dele toewijsbaar is, zullen de proceskosten (met uitzondering van de beslagkosten) worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij in zowel de verstek- als in de verzetprocedure de eigen kosten draagt.
5.21.
De beslagkosten, die in het verstekvonnis zijn begroot op een bedrag van € 426,66 (bestaande uit € 96,66 verschotten en € 330,= voor salaris gemachtigde) zullen echter wel voor rekening komen van [eiser] , omdat [gedaagde] ook beslag heeft laten leggen voor het gedeelte van de vordering dat zij wel toegewezen krijgt.
5.22.
[gedaagde] heeft de wettelijke rente over de beslagkosten gevorderd vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening. [eiser] heeft daar geen verweer tegen gevoerd. De gevorderde rente over de beslagkosten zal worden toegewezen als gevorderd.
De tegenvordering
Conclusie
5.23.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] voor wat betreft de betaling van het resterende bedrag van € 2.071,25 zal worden toegewezen. De vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de werkelijk door [eiser] gemaakte proceskosten zal worden afgewezen.
Wettelijke rente
5.24.
[eiser] heeft de wettelijke rente over een bedrag van € 2.071,25 gevorderd vanaf de dag der verschuldigdheid, dan wel vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening. Aangezien [eiser] niet heeft gesteld wat de dag der verschuldigdheid is, zal de wettelijke rente worden toegewezen van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Buitengerechtelijke kosten
5.25.
[eiser] heeft betaling van buitengerechtelijke kosten gevorderd en heeft gesteld dat zij de buitengerechtelijke incassokosten in een brief van 16 januari 2024 heeft aangezegd. In de brief van 16 januari 2024 worden de buitengerechtelijke incassokosten echter niet genoemd. De buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen.
Proceskosten
5.26.
Omdat de vordering slechts ten dele toewijsbaar is, zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
verklaart het verzet gedeeltelijk gegrond en vernietigt het verstekvonnis van 3 januari 2024 en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van € 3.146,= te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagde] van de beslagkosten van € 426,66, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de beslagkosten vanaf de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.3.
bepaalt overigens dat iedere partij de eigen proceskosten in de verstek- en de verzetprocedure draagt;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af;
6.5.
verklaart dit vonnis voor wat betreft het bepaalde in 6.1. en 6.2. uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
6.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 2.071,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 februari 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.7.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.8.
wijst de vordering voor het overige af;
6.9.
verklaart dit vonnis voor wat betreft het bepaalde in 6.6. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. de Metz en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:83 sub c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Op grond van artikel 6:74 lid 1 en lid 2 BW.
3.Op grond van artikel 6:271 BW.
4.Artikel 6:267 lid 1 BW.
5.Zie HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, NJ 2012/233 (Duka/Achmea).