Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 januari 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
De korpschef van politie
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
Eiser heeft in zijn verhoor zelf verwezen naar de gesprekken die in 2017 en 2019 met hem hebben plaatsgevonden. Deze informatie kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden meegenomen in het onderzoek en in de beoordeling. Het moge zo zijn dat daar geen disciplinaire maatregelen uit zijn voortgevloeid, bijvoorbeeld in de zin van een functioneringstraject of een vermelding in het personeelsdossier, dat laat onverlet dat met eiser destijds gesprekken over zijn gedrag naar vrouwelijke studenten zijn gevoerd. Het is ook niet gebleken dat de verklaringen die daarover zijn afgelegd, niet correct zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat eiser het verweten gedrag heeft vertoond. Ook acht de rechtbank het voldoende aannemelijk geworden dat eiser hier door studenten op is aangesproken. Uit de betrokken verklaringen volgt dat de studenten zich hierbij onprettig en onveilig hebben gevoeld. Maar ook dat zij in de situatie waarin zij zich bevonden, tegenover een docent die hun examens moest afnemen, zich niet vrij voelden dit te melden. Daarbij speelt mee dat – zoals ook uit de verklaringen blijkt – er een cultuur van angst heerst om binnen de academie en het korps als verklikker bekend te staan. Zelfs mannelijke studenten durfden het niet aan melding te maken, anders dan hun steun uit te spreken tegen de vrouwelijke studenten zelf. Dit onderstreept de ernst van de verweten gedragingen. Daarbij heeft eiser een aantal van de gedragingen ook erkend, waaronder het maken van seksueel getinte opmerkingen en het gebruiken van vrouwelijke studenten als voorbeeld. Zo heeft hij onder meer verklaard dat hij ‘van het fysieke’ is en de bedoeling had te corrigeren, ‘vriendelijk te zijn’ dan wel om de studente ‘rustig te houden’ of ze ‘beter te maken’. Het fouilleren van vrouwelijke studenten wordt door eiser zelf weliswaar ontkend, maar de rechtbank acht het op basis van de diverse verklaringen van getuigen voldoende aannemelijk dat ook dit heeft plaatsgevonden.
Juist gelet op de hiërarchische afhankelijkheidsrelatie richting studenten had eiser zijn gedrag moeten aanpassen. Een verbetertraject is in die omstandigheden niet aan de orde.
Ter zitting is – zowel door De Boer als door eiser – erkend dat herplaatsing niet aan de orde was, omdat eiser geen executieve achtergrond heeft. Dat betekent dat hij alleen als docent of in een instruerende functie kan werken binnen de politieorganisatie, wat gelet op de ernst van het plichtsverzuim en het gebrek aan vertrouwen tot verbetering geen optie meer is. Ter zitting is bovendien ook bevestigd dat eiser geen terugkeer nastreeft.