ECLI:NL:RBNHO:2024:8826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
23/2461
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit inzake Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 29 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit van 16 maart 2023 beoordeeld. Eiser, die een uitkering ontving op basis van de Participatiewet, had bezwaar gemaakt tegen de opschorting van zijn uitkering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaar te laat was ingediend, en dat de termijn voor het indienen van het bezwaar niet verschoonbaar was. Eiser stelde dat hij geen Nederlands kon, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen, vooral gezien het feit dat eiser in dezelfde periode meerdere procedures had lopen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg en geen vergoeding voor proceskosten ontving. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2461

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [land] eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar gericht tegen het besluit van 16 maart 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser ontving een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser zijn uitkering is opgeschort. Bij besluit van 28 december 2022 wordt de opschorting van de uitkering ongedaan gemaakt en de uitkering hervat. Bij besluit van 30 mei 2022, verzonden op 31 mei 2022, is de uitkering ongewijzigd voortgezet.
2.1.
Tegen dit besluit is op 2 maart 2023 bezwaar gemaakt.
2.2.
Bij brief van 8 maart 2023 heeft verweerder eiser bericht dat het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld om aan verweerder te laten weten waarom hij het bezwaar te laat heeft ingediend.
2.3.
Op 13 maart 2023 ontvangt verweerder een formulier ‘verzuimherstel’.
2.4.
Bij besluit van 16 maart 2023 is het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare termijnoverschrijding.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten partijen
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niet op tijd bezwaar kon maken omdat hij geen Nederlands kan. Verder wordt door eiser vermeld dat hij in een andere beroepszaak niet op tijd beroep heeft kunnen instellen, waardoor hij een bedrag moet terug betalen aan de gemeente.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser meerdere bezwaar- en beroepszaken heeft ingediend in zowel het Engels als in het Nederlands. Ook vraagt verweerder zich af wat het procesbelang is.
Juridisch kader
7. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. Deze termijn begint te lopen de dag nadat het besluit bekendgemaakt is. [1] Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer deze voor het einde van de termijn is ontvangen, of voor het einde van de termijn op de post is gedaan. Het bezwaarschrift moet in dat geval niet later dan een week na afloop van de termijn zijn ontvangen. [2] Wanneer een bezwaarschrift niet binnen de termijn van zes weken wordt ingediend, wordt het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en niet in behandeling genomen. Dit is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is. [3] In dat geval is sprake van een goede reden waarom het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
8. De datum van indienen van een bezwaarschrift is door eiser niet betwist. Daarmee staat het vast dat eiser het bezwaarschrift niet binnen de termijn van zes weken bezwaar heeft ingediend.
9. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De termijnoverschrijding is volgens rechtspraak [4] verschoonbaar wanneer deze de betrokkene vanwege bijzondere omstandigheden niet kan worden toegerekend, en het bezwaarschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Bij de beoordeling van een beroep op bijzondere omstandigheden die de betrokkene treffen wordt een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering gevolgd. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval in hun samenhang worden bezien. Als er bijzondere omstandigheden zijn, moet de betrokkene minder snel worden tegengeworpen dat deze zaken had kunnen organiseren om termijnoverschrijding te voorkomen.
10. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. De stelling van eiser dat hij de Nederlandse taal onmachtig is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Te meer nu uit het dossier is gebleken dat eiser meerdere bezwaar- en beroepsprocedures heeft lopen in dezelfde periode. De termijnoverschrijding komt daarom naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van eiser.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat in artikel 6:9 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:11 van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:932 en de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.