In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 24 februari 2023. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
Het gaat in deze zaak om het aantal toegekende uren in het kader van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo). Eiser heeft een aanvraag gedaan voor schoonmaakondersteuning en een uitbreiding van de uren begeleiding individueel. Deze aanvraag is per besluit van 10 november 2022 afgewezen. Verweerder is bij het bestreden besluit van 24 februari 2023 bij deze afwijzing gebleven. Eiser is het hier niet mee eens en betwist dat de medische noodzaak niet kon worden vastgesteld.
Verweerder heeft per brief van 6 september 2023 de rechtbank geïnformeerd dat eiser naar het buitenland is vertrokken en is uitgeschreven in de basisregistratie personen (brp). De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser voldoende procesbelang heeft. Volgens vaste rechtspraak is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.
De rechtbank oordeelt dat eiser in deze zaak geen procesbelang heeft. Hiervoor is van belang dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op een reeds verstreken periode. Niet aannemelijk is dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode: inmiddels woont eiser in het buitenland. Verder is op voorhand onaannemelijk dat schade is geleden. Niet gebleken is dat eiser in de van belang zijnde periode kosten voor individuele begeleiding heeft gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.