ECLI:NL:RBNHO:2024:8823

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
23/2457
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestreden besluit inzake Wmo en procesbelang

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 24 februari 2023. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Het gaat in deze zaak om het aantal toegekende uren in het kader van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo). Eiser heeft een aanvraag gedaan voor schoonmaakondersteuning en een uitbreiding van de uren begeleiding individueel. Deze aanvraag is per besluit van 10 november 2022 afgewezen. Verweerder is bij het bestreden besluit van 24 februari 2023 bij deze afwijzing gebleven. Eiser is het hier niet mee eens en betwist dat de medische noodzaak niet kon worden vastgesteld.

Verweerder heeft per brief van 6 september 2023 de rechtbank geïnformeerd dat eiser naar het buitenland is vertrokken en is uitgeschreven in de basisregistratie personen (brp). De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser voldoende procesbelang heeft. Volgens vaste rechtspraak is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben.

De rechtbank oordeelt dat eiser in deze zaak geen procesbelang heeft. Hiervoor is van belang dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op een reeds verstreken periode. Niet aannemelijk is dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode: inmiddels woont eiser in het buitenland. Verder is op voorhand onaannemelijk dat schade is geleden. Niet gebleken is dat eiser in de van belang zijnde periode kosten voor individuele begeleiding heeft gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], te [land], eiser

(gemachtigde: mr. G.A.R. Wieleman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 24 februari 2023.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het gaat in deze zaak om het aantal toegekende uren in het kader van de Wet maatschappelijke opvang (Wmo). Eiser heeft een aanvraag gedaan voor schoonmaakondersteuning en een uitbreiding van de uren begeleiding individueel. Deze aanvraag is per besluit van 10 november 2022 afgewezen. Verweerder is bij het bestreden besluit van 24 februari 2023 bij deze afwijzing gebleven.
3. Eiser is het hier niet mee eens en betwist dat de medische noodzaak niet kon worden vastgesteld.
4. Verweerder heeft per brief van 6 september 2023 de rechtbank geïnformeerd dat eiser naar het buitenland is vertrokken en is uitgeschreven in de basisregistratie personen (brp). Per e-mailbericht van 12 maart 2024 heeft de rechtbank van eiser bericht gehad dat hij in [land] woont.
5. De rechtbank ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser voldoende procesbelang heeft. Volgens vaste rechtspraak is pas sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben [1] . Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden [2] .
6. De rechtbank heeft gemachtigde van eiser per brief van 25 maart 2024 gevraagd naar het procesbelang. De gemachtigde van eiser heeft hierop vermeld:
“Met de mij beschikbare informatie is mij geen procesbelang is gebleken.”
7. De rechtbank oordeelt dat eiser in deze zaak geen procesbelang heeft. Hiervoor is van belang dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op een reeds verstreken periode. Niet aannemelijk is dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode: inmiddels woont eiser in het buitenland. Verder is op voorhand onaannemelijk dat schade is geleden. Niet gebleken is dat eiser in de van belang zijnde periode kosten voor individuele begeleiding heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn , griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:409 en van 9 augustus 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1542.