ECLI:NL:RBNHO:2024:8819

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
23-2311
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de afwijzing van kwijtschelding van een vordering door de gemeente Schagen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen om zijn bezwaar tegen de afwijzing van de kwijtschelding van een vordering niet inhoudelijk te behandelen. Eiser had eerder bijzondere bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet, maar na heronderzoek werd een vordering van € 5.669,51 teruggevorderd. Eiser verzocht om kwijtschelding, maar dit werd afgewezen. Het bezwaar van eiser werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb. Eiser heeft geen concrete bezwaargrond aangevoerd en zijn stelling dat hij de Nederlandse taal niet machtig is, wordt door de rechtbank als onvoldoende beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/2311

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [land], eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit om zijn bezwaar tegen de afwijzing van de kwijtschelding van zijn vordering niet inhoudelijk te behandelen.
1.1.
Met het primaire besluit van 3 februari 2023 heeft verweerder aan eiser kenbaar gemaakt dat het restant van de vordering niet wordt kwijtgescholden, omdat hij geen 120 maanden op de vordering heeft afgelost.
1.2.
Met het bestreden besluit van 16 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft voor diverse kosten bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet ontvangen. Na een heronderzoek zijn deze kosten met het besluit van 1 december 2021 teruggevorderd. Met de beslissing op bezwaar van 3 maart 2022 is de vordering verlaagd tot een totaalbedrag van € 5.669,51.
2.1.
Eiser heeft verzocht om kwijtschelding van dit bedrag. Dit is afgewezen door verweerder.
2.2.
Eiser heeft op 14 februari 2023 een bezwaarschrift ingediend. Hierin is vermeld:
“At the hearing the master wants to argue the objection.”
2.3.
Verweerder heeft per brief van 17 februari 2023 aan eiser laten weten dat het bezwaarschrift niet voldoet aan artikel 6:5 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het bezwaarschrift niet is gemotiveerd. Aan eiser is een hersteltermijn geboden tot 3 maart 2023. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder eiser in zijn bezwaar niet-ontvankelijk mocht verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten van partijen
5. Eiser stelt dat hij geen ervaring heeft met procederen en geen Nederlands kan. Hij wordt door niemand geholpen en de gemeente weigert ook hulp.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser meerdere bezwaar- en beroepszaken heeft ingediend. Daarbij laat hij zich ondersteunen door iemand die het bezwaarschrift in het Engels opschrijft. Ook wordt hij in andere zaken bijgestaan door advocaten. Hij weet de weg naar de rechtsbijstand goed te vinden. Dat hij niet in staat zou zijn om zijn bezwaar deugdelijk te motiveren wordt door verweerder betwijfeld.
7. Volgens artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is vereist dat een bezwaar- of beroepschrift ten minste de gronden van het bezwaar of beroep bevat. Indien door eiser niet wordt voldaan aan deze vereisten, kan op grond van artikel 6:6, onder a, van de Awb het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Verder volgt uit vaste rechtspraak [1] dat in het algemeen geen hoge eisen worden gesteld aan de motivering van een bezwaar- of beroepschrift. Ook met een minimale motivering van het bezwaar kan daarom al worden aangenomen dat is voldaan aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb. Dit neemt echter niet weg dat er wel een concrete bezwaargrond moet te bestaan.
9. Er is niet gebleken van een concrete bezwaargrond. Eiser heeft niet gereageerd. De stelling van eiser dat hij de Nederlandse taal onmachtig is, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Te meer nu uit het dossier is gebleken dat eiser meerdere bezwaar- en beroepsprocedures heeft lopen in dezelfde periode, waarbij hij in een deel van de zaken wel juridische bijstand heeft.
10. Nu eiser geen gronden heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk mocht verklaren. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2029 en CRvB van 3 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2056.