ECLI:NL:RBNHO:2024:8818

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
27 augustus 2024
Zaaknummer
22/5966
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland op 29 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit van 31 mei 2022 beoordeeld. Eiser, die een uitkering op grond van de Participatiewet had aangevraagd, kreeg op 30 mei 2022 een toekenning van deze uitkering, maar diende pas op 9 november 2022 bezwaar in, wat door verweerder als te laat werd beschouwd. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden.

De rechtbank concludeert dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is verklaard vanwege een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Eiser had aangevoerd dat hij de Nederlandse taal niet machtig was en moeite had om een Arabisch sprekende advocaat te vinden, maar de rechtbank oordeelt dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiser had immers meerdere bezwaar- en beroepsprocedures lopen in dezelfde periode, wat zijn argumenten ondermijnt.

De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat eiser deze termijn niet heeft gerespecteerd. De rechtbank wijst erop dat een bezwaarschrift tijdig is indien het voor het einde van de termijn is ontvangen of op de post is gedaan. Aangezien eiser niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, wordt het beroep ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5966

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [land], eiser

(gemachtigde: mr. M. Shaaban),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar gericht tegen het besluit van 31 mei 2022.
1.1.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 5 mei 2022 een uitkering op grond van de Participatiewet aangevraagd. Bij besluit van 30 mei 2022, verzonden op 31 mei 2022, is de uitkering toegekend. Ook is eiser voor de duur van drie maanden na de datum van het besluit vrijgesteld van de actieve sollicitatieplicht.
2.1.
Tegen dit besluit is op 9 november 2022 bezwaar ingediend. Het bezwaar richt op de re-integratieverplichtingen. Eiser wil een vrijstelling van arbeid voor tien jaar.
2.2.
Bij brief van 10 november 2022 heeft verweerder eiser bericht dat het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld om aan verweerder te laten weten waarom hij het bezwaar te laat heeft ingediend.
2.3.
Per formulier van 14 november 2022 heeft eiser verklaard dat hij op mevrouw [naam] (medewerker verweerder) heeft gewacht omdat ze beloofd had om een nieuwe beslissing te nemen. Vandaar de vertraging, aldus eiser.
2.4.
Bij besluit van 17 november 2022 is het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens een niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Daarbij heeft verweerder in het besluit vermeld dat eiser bij zijn re-integratieconsulent opnieuw een ontheffing van de re-integratieverplichting kan aanvragen. Die beslissing kan alleen gebaseerd worden op een goed onderbouwd medisch advies van een onafhankelijk arts. Een dergelijk advies is voor eiser aangevraagd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Standpunten partijen
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat de beslissing drie weken na de verzenddatum zou worden besproken, wat niet is gebeurd. Ook kon hij niet op tijd bezwaar maken omdat hij geen Nederlands kan en het moeilijk is om een advocaat in het Arabisch te vinden.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser meerdere bezwaar- en beroepszaken heeft ingediend. Er komen bezwaarschriften in het Nederlands binnen, waarbij geen advocaat is betrokken. Verweerder zet vraagtekens bij dit argument. Er blijkt geen reden waarom eiser pas zes maanden na het primaire besluit bezwaar heeft ingediend.
Juridisch kader
7. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. Deze termijn begint te lopen de dag nadat het besluit bekendgemaakt is. [1] Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer deze voor het einde van de termijn is ontvangen, of voor het einde van de termijn op de post is gedaan. Het bezwaarschrift moet in dat geval niet later dan een week na afloop van de termijn zijn ontvangen. [2] Wanneer een bezwaarschrift niet binnen de termijn van zes weken wordt ingediend, wordt het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en niet in behandeling genomen. Dit is alleen anders als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is. [3] In dat geval is sprake van een goede reden waarom het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend en is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
8. De datum van indienen van een bezwaarschrift is door eiser niet betwist. Daarmee staat het vast dat eiser het bezwaarschrift niet binnen de termijn van zes weken bezwaar heeft ingediend.
9. De rechtbank moet vervolgens beoordelen of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De termijnoverschrijding is volgens rechtspraak [4] verschoonbaar wanneer deze de betrokkene vanwege bijzondere omstandigheden niet kan worden toegerekend, en het bezwaarschrift is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Bij de beoordeling van een beroep op bijzondere omstandigheden die de betrokkene treffen wordt een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering gevolgd. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval in hun samenhang worden bezien. Als er bijzondere omstandigheden zijn, moet de betrokkene minder snel worden tegengeworpen dat deze zaken had kunnen organiseren om termijnoverschrijding te voorkomen.
10. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding. De stelling van eiser dat hij de Nederlandse taal onmachtig is en moeilijk een Arabisch sprekende advocaat kon vinden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Te meer nu uit het dossier is gebleken dat eiser meerdere bezwaar- en beroepsprocedures heeft lopen in dezelfde periode. De termijnoverschrijding komt daarom naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van eiser.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E. Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat in artikel 6:9 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 6:11 van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 8 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:932 en de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.