Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De zaak in het kort
2.De procedure in de zaak 22-721 (DJGB)
3.De procedure
4.Feiten
5.Het geschil
6.De beoordeling in conventie
jegens [eiser]en kan op die grond geen sprake zijn van onrechtmatig handelen jegens hem.
U heeft aangegeven contact op te zullen gaan nemen met de Ambassade om duidelijkheid te krijgen. Als u wilt helpen om mijn vertrouwen in [moeder] weer terug te krijgen dan helpt het voor mij om schriftelijk antwoord te krijgen van de Venezolaanse Ambassade op de vragen die ik heb gesteld (…). Ik krijg door alle onduidelijkheden, het ontbreken van informatie en vreemde acties alleen maar meer wantrouwen over de bedoelingen van [moeder] en groeit mijn angst voor een nieuwe ontvoeringspoging.
Voor zover [eiser] DJGB c.s. aldus verwijt onvoldoende te hebben gedaan om zijn vrees voor ontvoering weg te nemen, kan dat [eiser] niet baten. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij hiervoor in r.o. 6.5, 6.6 en 6.11 en 6.12 heeft overwogen. Niet valt in te zien dat DJGB c.s. in haar verhouding tot [eiser] te weinig heeft gedaan om zijn vrees voor ontvoering weg te nemen. Bovendien is, wat er ook zij van de vraag of het ontvoeringsgevaar op enig moment tijdens de OTS reëel was, gesteld noch gebleken dat het bewegen van moeder om medewerking aan ‘homologatie’ te verlenen in het belang van het kind was en dus tot het takenpakket of de zorgplicht van DJGB of haar medewerkers behoorde.
DJGB is van mening dat eenhoofdig gezag bij vader niet in het belang zou zijn voor [het kind] (het kind, rechtbank). DJGB acht de kans niet ondenkbaar dat indien een verzoek van vader wordt toegewezen, de contacten met moeder mogelijk in gevaar zouden komen. (…)In de beschikking van 21 maart 2018 overweegt de rechtbank vervolgens (waarbij met ‘GI’ DJGB wordt bedoeld):
De GI heeft ter zitting aangegeven in te zetten op gezamenlijk gezag. Indien toch besloten wordt tot eenhoofdig gezag, dan is de GI van mening dat dit bij de moeder belegd moet worden. De GI vreest dat als het eenhoofdig gezag bij de vader belegd zal worden, de moeder dan volledig uit beeld zal raken. (...)
7.De beoordeling in reconventie
8.De beslissing
31 januari 2024.