ECLI:NL:RBNHO:2024:8082

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
10891219 \ CV EXPL 24-625
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst tot het verkrijgen van cassatieadvies

In deze civiele zaak heeft eiser, wonende te [plaats], een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Köster Advocaten N.V., gevestigd te Haarlem. De zaak betreft een overeenkomst die op 20 juni 2023 is gesloten tussen eiser en Köster Advocaten, waarbij eiser een cassatieadvies heeft gevraagd naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 april 2023. Eiser stelt dat Köster Advocaten tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst en/of dat er sprake is van dwaling. Köster Advocaten heeft de vordering gemotiveerd betwist en het verweer slaagt. De kantonrechter heeft op 7 augustus 2024 geoordeeld dat de vordering van eiser in zijn geheel wordt afgewezen.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 januari 2024, waarna Köster Advocaten schriftelijk heeft geantwoord. Eiser heeft op 20 juni 2024 haar eis vermeerderd en aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser niet toewijsbaar is, omdat eiser geen inhoudelijke argumenten heeft aangedragen die de tekortkoming van Köster Advocaten onderbouwen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het cassatieadvies, hoewel negatief, redelijk en toereikend was, en dat de advocaat-generaal het advies van Köster Advocaten heeft gevolgd.

De kantonrechter heeft eiser in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 541,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024 door mr. A.H. Schotman.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10891219 \ CV EXPL 24-625
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
de naamloze vennootschap
KÖSTER ADVOCATEN N.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Köster Advocaten,
gemachtigde: mr. Th.F. Roest.
De zaak in het kort
[eiser] en Köster Advocaten hebben een overeenkomst gesloten strekkende tot het verkrijgen van een cassatieadvies. [eiser] stelt dat Köster Advocaten tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst en/of dat sprake is van dwaling. Köster Advocaten heeft de vordering gemotiveerd betwist. Het verweer slaagt. De vordering van [eiser] wordt daarom (in zijn geheel) afgewezen.

1.De procedure

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 9 januari 2024 een vordering tegen Köster Advocaten ingesteld. Köster Advocaten heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De kantonrechter heeft op enig moment ambtshalve een mondelinge behandeling gelast.
1.3.
Bij brief van 20 juni 2024 heeft [eiser] haar eis vermeerderd en laten weten dat zij geen behoefte had aan een mondelinge behandeling.
1.4.
Bij brief van dezelfde datum heeft Köster Advocaten laten weten evenmin behoefte te hebben aan een zitting. Bij die gelegenheid is de conclusie van de advocaat-generaal in de na te melden cassatieprocedure in het geding gebracht.
1.5.
De kantonrechter heeft bij brief van 9 juli 2024 geverifieerd of partijen (nog steeds) wensten af te zien van de eerder ambtshalve gelaste mondelinge behandeling. Dat bleek het geval.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een procedure gevoerd voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die daarin op 25 april 2023 ten nadele van [eiser] arrest heeft gewezen.
2.2.
[eiser] heeft omtrent de kansen van een succesvol cassatieberoep tegen dat arrest advies ingewonnen. Daaruit kwam naar voren dat er een beperkte kans van slagen was. [eiser] heeft gemeend dat het zinvol was om een second opinion in te winnen bij een andere advocaat.
2.3.
Op 20 juni 2023 heeft [eiser] met Köster Advocaten een overeenkomst gesloten strekkende tot het verkrijgen van een cassatieadvies inzake voormeld arrest, met welke advisering mr. [betrokkene 1], als advocaat bij Köster Advocaten werkzaam, zich heeft belast.
In de opdrachtbevestiging is het volgende opgenomen:
“(…) Met deze brief bevestig ik de door jou verstrekte opdracht aan Köster Advocaten N.V. Köster Advocaten N.V. zal haar werkzaamheden onder de navolgende voorwaarden verrichten.
WerkzaamhedenJe hebt mij gevraagd om te onderzoeken of een cassatieberoep tegen het arrest van het hof
Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden van 25 april 2023 een redelijke kans van slagen heeft en hierover advies uit te brengen. Zoals de Verordening op de advocatuur ook voorschrijft, zal ik jou adviseren over:
  • de kans van een cassatieberoep;
  • de aan dat cassatieberoep verbonden kosten en risico’s;
  • de opportuniteit van het cassatieberoep, gelet op de te verwachten rechtsgang na vernietiging en eventuele verwijzing of terugwijzing.
In eerste instantie zien mijn werkzaamheden enkel op het geven van een cassatieadvies. Pas indien ik reële mogelijkheden zie om cassatie in te stellen, zal ik – als ik daartoe van jou opdracht krijg – ook daadwerkelijk cassatieberoep instellen. Indien mijn cassatieadvies echter negatief is, dan zal ik geen cassatieberoep instellen. In dat geval heb je nog de mogelijkheid om een second opinion bij een andere cassatieadvocaat aan te vragen.
Het arrest dateert van 25 april 2023. Ik agendeer daarom als uiterste datum voor cassatie 25 juli 2023.
(…)
Fixed fees
Ik zal u een cassatieadvies geven voor een fixed fee van tussen de € 4.500,- à € 6.000,- exclusief BTW. Ik zal geen kantoorkosten in rekening brengen. Zodra ik alle processtukken van uw advocaat in feitelijke instanties heb ontvangen zal ik een definitief fixed fee bedrag voorstellen en u daarvoor een voorschotdeclaratie sturen. Het fixed fee bedrag zal echter niet boven € 6.500,- uitkomen. (…)”
2.4.
[eiser] heeft een voorschot betaald, waarna mr. [betrokkene 1] aan de slag is gegaan.
Op 20 juli 2023 heeft mr. [betrokkene 1] het - negatieve - cassatieadvies (hierna, het tweede advies) aan [eiser] toegezonden.
2.5.
Op 21 juli 2023 heeft [eiser] Köster Advocaten telefonisch laten weten dat zij ontevreden was over dat advies.
2.6.
Inmiddels had [eiser] de advocaat die eerder had geadviseerd opdracht gegeven cassatie in te stellen. Naar zeggen van [eiser] kwam deze advocaat in zijn hernieuwde analyse tot de slotsom dat er een zeer grote kans was op het slagen van het beroep.
2.7.
Partijen hebben omtrent de merites van het tweede advies en de communicatie daaromtrent in e-mailverkeer van gedachten gewisseld.
2.8.
Köster Advocaten heeft [eiser] op 28 november 2023 de eindnota gezonden. [eiser] heeft Köster Advocaten per kerende post een ingebrekestelling gezonden met een verzoek tot restitutie van het eerder betaalde voorschot.
2.9.
Bij conclusie van 19 april 2024 (ECLI:NL:PHR:2024:442) heeft de advocaat generaal de Hoge Raad geadviseerd het dooor [eiser] ingestelde cassatieberoep te verwerpen, nu het middel geen vragen aan de orde stelt die beantwoording behoeven met het oog op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Bij arrest van 14 juni 2024 (ECLI:NL:HR:2024:880) heeft de Hoge Raad dit advies gevolgd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert na wijziging van eis - kort samengevat - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis ontbinding van de tussen [eiser] en Köster Advocaten gesloten overeenkomst en veroordeling van Köster Advocaten tot betaling van € 12.280,09‬‬, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Köster Advocaten voert verweer. Köster Advocaten vindt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen en wil dat [eiser] in de proceskosten wordt veroordeeld. Köster Advocaten wil de mogelijkheid krijgen om deze proceskostenveroordeling meteen ten uitvoer te leggen, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
3.3.
Köster Advocaten heeft verder bezwaar gemaakt tegen de vermeerdering van eis, omdat de eiswijziging in strijd zou zijn met de goede procesorde.
3.4.
De kantonrechter acht dit bezwaar ongegrond. Het moet voor Köster Advocaten, mede gezien de aard van haar onderneming, evident zijn geweest dat de vermeerdering strekt tot herstel van een kennelijke omissie. In de dagvaarding is immers aangekondigd dat ontbinding zou worden gevorderd, die vervolgens onder het petitum niet als vordering is opgenomen. Köster Advocaten is door het herstel van deze omissie niet in haar verweer geschaad.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft in haar dagvaarding de volgende bezwaren opgeworpen:
a. Köster Advocaten heeft [eiser] onvoldoende voorgelicht over de mogelijkheden die Köster Advocaten biedt tot het doen van cassatieonderzoek en heeft haar niet op een quick scan gewezen;
b. Köster Advocaten heeft toegezegd dat alleen mr. [betrokkene 1] werkzaamheden zou verrichten. Echter is ook mr. [betrokkene 2] ingeschakeld;
c. Het cassatieadvies is niet onderbouwd met jurisprudentie;
d. Niet gebleken is dat mr. [betrokkene 1] voldoende kennis en ervaring heeft op het gebied van geestesstoornis en wilsbekwaamheid in gerechtelijke procedures. Uit onderzoek op internet blijkt dat hij een relatief lage succesratio heeft;
e. De advisering was te laat. Mr. [betrokkene 1] heeft zich niet gehouden aan de toezegging dat hij direct na ontvangst van het dossier met de opdracht aan de slag zou gaan. Hij heeft pas op 10 juli voor het eerst naar de zaak gekeken en (nog) op 19 juli aan het advies gewerkt. De cassatietermijn liep op 25 juli af. Daardoor heeft de advocaat van het eerste advies in het weekend nog aan de procesinleiding moeten werken, waarvoor hij extra werktijd en kosten heeft gedeclareerd ad. € 750;
f. De door Köster Advocaten in rekening gebrachte fee is veel hoger dan de fee die de andere advocaat in rekening heeft gebracht, te weten een bedrag van € 1.750;
g. Köster Advocaten heeft uren in rekening gebracht die het gevolg zijn van gesprekken tussen [eiser] en Köster Advocaten omtrent de kwaliteit van het cassatieadvies;
4.2.
De vordering sub h is gebaseerd op de stelling dat [eiser] ir [gemachtigde] heeft ingeschakeld om ondersteuning en advies te leveren in de discussie over de kwaliteit van het cassatieadvies.
4.3.
Köster Advocaten heeft kort samengevat aangevoerd dat zij niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst en is vervolgens ingegaan op de hiervoor vermelde bezwaren.
4.4.
De kantonrechter stelt vast dat [eiser] geen inhoudelijke argumenten aandraagt waarom het advies, gegeven de inhoud daarvan, niet voldoet aan hetgeen van een zorgvuldig handelende advocaat mag worden verwacht. De kantonrechter signaleert dat mr. [betrokkene 1] blijkens de 4 pagina’s tellende algemene inleiding zich er bij de opstelling van het cassatie-advies kennelijk rekenschap van heeft gegeven dat het advies niet bedoeld was voor een vakgenoot, maar voor een niet (volledig) juridisch geschoolde cliënt. De kantonrechter acht het dan ook niet verwonderlijk dat het cassatie-advies geen uitvoerige verwijzingen naar en bespreking van jurisprudentie bevat. Inhoudelijk acht de kantonrechter het advies alleszins redelijk, en ook toereikend beargumenteerd. De kantonrechter betrekt daarbij dat de Advocaat Generaal heeft geadviseerd het arrest met afdoening via art. 81 RO te verwerpen en dat de Hoge Raad dat pad heeft gevolgd.
4.5.
De kantonrechter overweegt naar aanleiding van de opgeworpen argumenten als volgt.
Ad a
4.6.
Köster Advocaten heeft laten weten dat [eiser] geen melding heeft gemaakt van het eerste advies, van haar behoefte aan een second opinion of van een quick scan. Dat mr. [betrokkene 1] haar niet spontaan op de mogelijkheid van een quick scan heeft gewezen is niet verwonderlijk. Zij wenste een cassatieadvies, terwijl de cassatietermijn al 2/3de om was en bleek bereid om daarvoor een fixed fee van € 6.500 te betalen.
Ad b
4.7.
Köster Advocaten heeft betwist dat is overeengekomen dat alleen mr. [betrokkene 1] werkzaamheden ter uitvoering van de opdracht zou verrichten. Zij wijst erop dat de opdracht is verstrekt aan Köster N.V. en dat ook melding is gemaakt van de honoraria van kantoorgenoten. De gestelde beperking is dan ook niet aannemelijk geworden.
Ad c en d
4.8.
De kantonrechter verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen. De bewering van [eiser] is niet onderbouwd. Zij had dit onderzoek vóór inschakeling van mr. [betrokkene 1] kunnen verrichten en naar een andere cassatieadvocaat kunnen stappen.
Ad e
4.9.
Aannemelijk is dat al eerder dan 10 juli aan de zaak is gewerkt, nu mr. [betrokkene 1] zich immers ook het dossier eigen heeft moeten maken, dat in een zaak als deze na twee instanties omvangrijk pleegt te zijn. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat de periode tussen het advies en de afloop van de cassatietermijn kort is te noemen, maar dat heeft [eiser] niet gedeerd, nu zij immers op het al eerder ingewonnen advies heeft gekoerst, en geen aanleiding heeft gezien om die procedure op basis van het tweede advies niet te vervolgen.
4.10.
Voor toewijzing van een bedrag voor extra werkzaamheden van de andere advocaat is geen toereikende aanleiding gesteld.
Ad f
4.11.
[eiser] zal dit tarief hebben gekend of kunnen kennen toen zij de prijsafspraak met Köster Advocaten maakte.
Ad g
4.12.
Mede gelet op de omvang van de overeengekomen fee moet Köster Advocaten op consumentenrechtelijke gronden (art. 6:230i, aanhef en sub c BW ) de nota daartoe beperken. De cliënt mag verwachten dat de werkzaamheden een bespreking van de merites van het advies omvat. Dat die bespreking in de beleving van Köster Advocaten uit de rails is gelopen, maakt dat niet anders.
Ad h
4.13.
Tenslotte is geen grondslag gesteld waarop gedaagde zou moeten opkomen voor de kosten van inschakeling van Ir. [eiser].
Conclusie en kosten
4.14.
De slotsom van het voorgaande is dat de hoofdvorderingen niet toewijsbaar zijn. Dat brengt mee dat er ook geen aanleiding is om buitengerechtelijke kosten toe te wijzen.
4.15.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Köster Advocaten worden begroot op:
- salaris gemachtigde
406,00
(1,00 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
541,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 541,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
De griffier De kantonrechter