In deze civiele zaak heeft eiser, wonende te [plaats], een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Köster Advocaten N.V., gevestigd te Haarlem. De zaak betreft een overeenkomst die op 20 juni 2023 is gesloten tussen eiser en Köster Advocaten, waarbij eiser een cassatieadvies heeft gevraagd naar aanleiding van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 25 april 2023. Eiser stelt dat Köster Advocaten tekort is geschoten in de nakoming van deze overeenkomst en/of dat er sprake is van dwaling. Köster Advocaten heeft de vordering gemotiveerd betwist en het verweer slaagt. De kantonrechter heeft op 7 augustus 2024 geoordeeld dat de vordering van eiser in zijn geheel wordt afgewezen.
De procedure begon met een dagvaarding op 9 januari 2024, waarna Köster Advocaten schriftelijk heeft geantwoord. Eiser heeft op 20 juni 2024 haar eis vermeerderd en aangegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser niet toewijsbaar is, omdat eiser geen inhoudelijke argumenten heeft aangedragen die de tekortkoming van Köster Advocaten onderbouwen. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het cassatieadvies, hoewel negatief, redelijk en toereikend was, en dat de advocaat-generaal het advies van Köster Advocaten heeft gevolgd.
De kantonrechter heeft eiser in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 541,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024 door mr. A.H. Schotman.