ECLI:NL:RBNHO:2024:7865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4160
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van douaneaangiften in het kader van actieve veredeling EX/IM en de rol van de aangever

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 1 augustus 2024, worden twee zaken behandeld waarin eiseres, een werkmaatschappij van een internationaal opererend bedrijf, verzoekt om wijziging van douaneaangiften die zijn afgewezen door de inspecteur van de Douane. De rechtbank beoordeelt of de afwijzing van deze verzoeken terecht is. Eiseres had in totaal 92 aangiften gedaan voor de douaneregeling actieve veredeling EX/IM, maar de naam van de aangever was onjuist vermeld. Eiseres stelt dat dit een kennelijke vergissing was en dat zij de aangiften had moeten indienen als vertegenwoordiger van haar opdrachtgevers. De rechtbank onderzoekt de toepasselijkheid van artikel 173, derde lid, van het Douanewetboek van de Unie (DWU), dat de mogelijkheid biedt om gegevens in een douaneaangifte te wijzigen. De rechtbank concludeert dat de verzoeken tot wijziging zijn ingediend vóór de douaneautoriteiten de onjuistheid van de gegevens hadden vastgesteld, en dat de wijziging niet in strijd is met de wet. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiseres niet de houder van de douaneregeling was en dus geen verplichtingen had die zij kon herstellen door wijziging van de aangiften. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en wijst de verzoeken om wijziging af.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/4160 en HAA 21/4161

uitspraak van de meervoudige douanekamer van 1 augustus 2024 in de zaken tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.A. Kalshoven),
en

de inspecteur van de Douane, kantoor Breda, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder terecht twee verzoeken om wijziging van aangiften heeft afgewezen.
Zaak HAA 21/4160Eiseres heeft bij brief van 7 februari 2020, ontvangen door verweerder op 10 februari 2020, verzocht om wijziging van 92 aangiften op grond van artikel 173, lid 1, van het Douanewetboek van de Unie (DWU). Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juli 2021 het bezwaar van eiseres afgewezen. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Zaak HAA 21/4161Eiseres heeft bij brief van 11 juni 2020, ontvangen door verweerder op 12 juni 2020, verzocht om wijziging van 22 aangiften op grond van artikel 173, lid 1, DWU. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 juli 2021 het bezwaar van eiseres afgewezen. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2024 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen [naam 1] , bijgestaan door de gemachtigde en diens kantoorgenoot mr. [naam 2] . Namens verweerder zijn verschenen drs. [naam 3] en mr. [naam 4] .
De rechtbank heeft de onderhavige zaken en de zaak van eiseres met nummer HAA 21/4159 gelijktijdig behandeld. In zaak HAA 21/4159 doet de rechtbank vandaag separaat uitspraak.
Bij brief van 8 juli 2024 heeft de rechtbank partijen medegedeeld dat de samenstelling van de behandelend kamer wijzigt. Partijen is verzocht om de rechtbank binnen twee weken na verzending van deze brief te berichten indien zij naar aanleiding van deze wijziging opnieuw op een zitting gehoord willen worden. Zij hebben van die gelegenheid niet gebruikgemaakt.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een werkmaatschappij van de internationaal opererende [bedrijf 1] . Binnen de internationale toeleveringsketen vervult eiseres de taken van [functie 1] , [functie 2] en douane-expediteur . Zij beheert diverse opslaglocaties en verzorgt [diverse bedrijfsactiviteiten] . Daarnaast treedt eiseres op als douanevertegenwoordiger .

HAA 21/4160

2. Op 10 december 2019 heeft verweerder aan eiseres een administratieve controle aangekondigd. De controle richtte zich op de gevolgde douaneformaliteiten en de aanvaardbaarheid van de door eiseres ingediende aangiften in de periode 1 mei 2016 tot en met 1 mei 2019. Het ging daarbij om aangiften met als douaneregeling code 51 (actieve veredeling overeenkomstig artikel 256 van het DWU, en met als voorafgaande douaneregeling code 11 (voorafgaande uitvoer bij actieve veredeling in verband met artikel 223, tweede lid onder c, van het DWU). Deze regeling wordt hierna aangeduid als douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Onderzocht is met name het element van de vertegenwoordiging.
3. In 92 van de onderzochte aangiften heeft eiseres aluminium van GN-posten 7601 respectievelijk 7606 aangegeven voor de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Eiseres heeft deze aangiften in eigen naam en voor eigen rekening gedaan. Voor elke aangifte beschikte eiseres over een volmacht voor directe respectievelijk indirecte vertegenwoordiging. In de aangiftedossiers waren telkens de volgende gegevens aanwezig:
- Kopie aangifte IMA;
- Inlichtingenblad INF 5;
- Factuur;
- Klantinstructies.
4. Op de inlichtingenbladen INF 5 staat telkens de houder van de douaneregeling actieve veredeling EX/IM vermeld en de persoon aan wie de rechten en verplichtingen zijn overgedragen in de zin van artikel 218 van het DWU (deze personen zijn de opdrachtgevers van eiseres). Op de inlichtingenbladen INF 5 hebben de douaneautoriteiten van de betreffende lidstaten aangetekend hoeveel niet-Uniegoederen onder de regeling kunnen worden geplaatst, de datum waarop de voorafgaande uitvoer (van de equivalente goederen) heeft plaatsgevonden en de datum waarop de opvolgende invoer uiterlijk moet plaatsvinden. De aangiften van eiseres vallen allemaal binnen de toegestane hoeveelheden en termijnen. De Nederlandse douane heeft bij het aanvaarden van de aangiften de aangegeven hoeveelheden telkens afgeschreven van de inlichtingenbladen INF 5.
5. Tijdens de administratieve controle heeft eiseres het onderhavige verzoek tot wijziging van de 92 douaneaangiften gedaan. Bij beschikking van 29 april 2020 heeft verweerder het verzoek om wijziging afgewezen.
6. In het controlerapport van 3 september 2020 staat onder meer:

“3.1Vertegenwoordiging

(…)
De 92 onderzochte douaneaangiften vermelden [eiseres] als aangever. De vermelding van [eiseres] als persoon van de aangever is een onbedoelde vergissing die berust op een kennelijke tikfout. Immers op basis van de hiervoor afgegeven machtigingen en instructies van vertegenwoordigden had [eiseres] bij alle 92 douaneaangiften op moeten treden als vertegenwoordiger.
Het betreft de volgende vertegenwoordigden die genoemd zijn als importeur op de inlichtingenbladen INF 5:
• Indirecte vertegenwoordiging
[bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ) (producent is [bedrijf 3] Ltd)
• Directe vertegenwoordiging
[bedrijf 4]
[bedrijf 5] GmbH
[bedrijf 6] (producent is [bedrijf 7] )
[Eiseres] had overigens met inachtneming van het Handboek Douane (2.00.00 paragraaf 3.1.4 ‘Vertegenwoordiging bij plaatsing onder een bijzondere regeling’) in het geheel niet als indirecte vertegenwoordiger mogen optreden voor de 29 onderzochte douaneaangiften van [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ).
3.2
Beoordeling bescheiden
(…)
De gegevens inzake goederengegevens, land van oorsprong, douanewaarde, netto kilogrammen en bescheidnummers waren juist overgenomen in de douaneaangiften. In de 92 douaneaangiften stond [eiseres] genoemd als aangever, terwijl het bedrijf niet als gemachtigde importeur stond genoemd in vak 2 van de overgelegde inlichtingenbladen INF 5. Om deze reden is [eiseres] niet gemachtigd om de goederen onder de regeling actieve veredeling te plaatsen.
Uit de aangiftedossiers blijkt dat de bij invoer overgelegde inlichtingenbladen INF5 en/of de daarbij behorende allonges zijn geaccepteerd en afgetekend door de Douane. In de kolom ‘afdrukdienststempel’ is een paraaf, een naam dan wel naamstempel en een afdruk van een metalen dienststempel opgenomen.
(…)
Uit de controle is gebleken dat [eiseres] als douane-expediteur voor eigen naam en rekening 92 douaneaangiften heeft gedaan voor de regeling actieve veredeling, terwijl [eiseres] als aangever niet beschikte over de juiste vergunning actieve veredeling. Daarnaast was [eiseres] niet genoemd in het inlichtingenblad INF 5 als gemachtigde om de goederen onder de regeling actieve veredeling te plaatsen. Om gebruik te kunnen maken van de schorsing van douanerechten op industrieproducten hadden deze douaneaangiften op grond van artikel 170 DWU alleen door [eiseres] gedaan kunnen worden door middel van vertegenwoordiging.
(…)
3.3
Beoordeling wijziging douaneaangifte en tenietgaan douaneschuld
(…)
De uit equivalente Uniegoederen vervaardigde veredelingsproducten zijn voorafgaand aan de invoer uitgevoerd. Om dezelfde hoeveelheid niet-Unie grondstoffen tegen een nultarief in te kunnen voeren is een inlichtingenblad INF 5 geldig gemaakt. Deze hoeveelheden grondstoffen zijn exact ingevoerd. Aan alle voorwaarden is voldaan, behalve het feit dat de naam van de aangever onjuist is opgenomen in de douaneaangifte.
(…).”
7. Bij brief van 3 mei 2020 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar verzoek om wijziging van de aangiften. Bij uitspraak van 26 juli 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
HAA 21/41618. In de periode van 3 december 2019 tot en met 11 mei 2020 heeft eiseres in 22 aangiften aluminium van GN-posten 7601 respectievelijk 7606 aangegeven voor de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Eiseres heeft deze aangiften in eigen naam en voor eigen rekening gedaan. Ook bij deze aangiften is in vak 14 de naam van eiseres vermeld in plaats van die van de houder van de regeling AV. De opdrachtgevers bij deze aangiften waren blijkens de daartoe verstrekte volmachten [bedrijf 4] , [bedrijf 5] GmbH en [bedrijf 6] .
9. Op 11 juni 2020 heeft eiseres ook voor deze aangiften een verzoek om wijziging in de zin van artikel 173, derde lid, van het DWU gedaan.
10. Bij beschikking van 11 september 2020 heeft verweerder het verzoek om wijziging afgewezen en op 26 juli 2021 het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond verklaard.
Geschil
11. In geschil is of verweerder terecht de verzoeken om wijziging van de aangiften heeft geweigerd. Meer in het bijzonder is in geschil of artikel 173, derde lid, van het DWU de mogelijkheid biedt om in de aangiften de persoon van de aangever te wijzigen.
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de aangiften moeten worden gewijzigd in die zin dat het aangiften worden die zij als direct respectievelijk indirect vertegenwoordiger heeft gedaan voor haar opdrachtgevers. Eiseres kan op die manier als aangever haar verplichtingen inzake de vertegenwoordiging voor het plaatsen van de goederen onder de douaneregeling actieve veredeling EX/IM nakomen.
13. Eiseres betoogt dat artikel 173, derde lid, van het DWU de mogelijkheid biedt om de vertegenwoordigingsvorm in een aangifte zodanig te wijzigen dat een andere persoon als aangever moet worden aangemerkt en zij beroept zich daartoe mede op het Pfeifer & Langen-arrest (C-97/19 van 27 februari 2020, ECLI:EU:C:2020:129) waarin het Hof van Justitie voor de toepassing van artikel 78, derde lid, van het Communautair Douanewetboek (CDW) heeft geoordeeld dat een aangifte die in eigen naam en voor eigen rekening is gedaan onder omstandigheden kan worden gewijzigd in een aangifte die onder indirecte vertegenwoordiging is gedaan.
14. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de uitspraken op bezwaar en de beslissingen op de verzoeken om wijziging van de aangiften.
15. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat wijziging achteraf niet kan worden toegestaan omdat op het moment van indiending van de verzoeken de douaneautoriteiten reeds op 10 december 2019, bij aanvang van het administratieve onderzoek, hadden geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangiften onjuist waren (artikel 173, tweede lid, onder b, van het DWU). Onder die omstandigheid kan aan toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU niet meer worden toegekomen.
Subsidiair betoogt verweerder dat artikel 173, derde lid, van het DWU niet voorziet in de mogelijkheid achteraf in een aangifte de persoon van de aangever te wijzigen. Daarbij is ook van belang dat eiseres in eigen naam en voor eigen rekening de desbetreffende aangiften heeft gedaan voor de douaneregeling actieve verdeling EX/IM terwijl zij niet de houder van de regeling was. Dergelijke aangiften kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, van het DWU, uitsluitend worden gedaan door de houder van de regeling en zijn direct vertegenwoordiger, maar niet door een indirect vertegenwoordiger. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
16. Niet in geschil is dat eiseres voor de aangiften in zaak HAA 21/4160 beschikte over volmachten en instructies om de aangiften actieve veredeling EX/IM in te dienen als direct respectievelijk indirect vertegenwoordiger van haar opdrachtgevers (tevens TORO’s in de zin van artikel 218 van het DWU). In zaak HAA 21/4161 heeft eiseres, blijkens de beslissing op het verzoek tot wijziging, bij dat verzoek geen kopieën van aangiften, inlichtingenbladen INF 5 of andere bescheiden gevoegd die nadere informatie geven over de vertegenwoordigingsbevoegdheid van eiseres om aangiften voor een ander te doen.
Wettelijk kader
17. Alle aangiften zijn van na 1 mei 2016 en vallen dus onder de werking van het DWU.
18. Artikel 15 (Verstrekking van inlichtingen aan de douaneautoriteiten) van het DWU, bepaalt, voor zover van belang:
“1. Eenieder die direct of indirect bij het vervullen van douaneformaliteiten of douanecontroles is betrokken, dient de douaneautoriteiten op hun verzoek en binnen de eventueel vastgestelde termijnen in de passende vorm alle nodige bescheiden en inlichtingen te verstrekken en deze autoriteiten alle nodige bijstand te verlenen voor het vervullen van deze formaliteiten of controles
2. Eenieder die een douaneaangifte, een aangifte tot tijdelijke opslag, een summiere aangifte bij binnenbrengen, een summiere aangifte bij uitgaan, een aangifte tot wederuitvoer of een kennisgeving van wederuitvoer bij de douaneautoriteiten indient, of een aanvraag voor een vergunning of enige andere beschikking indient, aanvaardt de aansprakelijkheid voor al het volgende:
a. de juistheid en volledigheid van de in de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag verstrekte inlichtingen;
b. de echtheid, juistheid en geldigheid van de stukken ter staving van de aangifte, de kennisgeving of de aanvraag;
c. in voorkomend geval, het nakomen van alle verplichtingen inzake de plaatsing van de betreffende goederen onder een douaneregeling of het verrichten van toegestane handelingen.”
19. Artikel 19 van het DWU bepaalt over de vertegenwoordigingsbevoegdheid:
“1. Een douanevertegenwoordiger dient in zijn contact met de douaneautoriteiten te verklaren dat hij voor rekening van de vertegenwoordigde persoon handelt, en aan te geven of het een directe dan wel indirecte vertegenwoordiging betreft.
Een persoon die niet verklaart te handelen als douanevertegenwoordiger of die verklaart als douanevertegenwoordiger te handelen zonder dat hij vertegenwoordigingsbevoegdheid bezit, wordt geacht in eigen naam en voor eigen rekening te handelen.”
20. Artikel 48 van het DWU bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende.
“Ten behoeve van douanecontrole kunnen de douaneautoriteiten de juistheid en de volledigheid van de informatie die is verstrekt in een douaneaangifte, (…) en het bestaan, de echtheid, de juistheid en de geldigheid van bewijsstukken controleren (…). Die autoriteiten kunnen eveneens overgaan tot onderzoek van de goederen en/of tot het nemen van monsters, zolang zij daartoe nog de mogelijkheid hebben. (…)”
21. Artikel 173 van het DWU bepaalt over wijziging van een douaneaangifte
“1. De aangever wordt, op zijn verzoek, toegestaan een of meer gegevens in de douaneaangifte te wijzigen nadat deze door de douane is aanvaard. De wijziging mag niet tot gevolg hebben dat de douaneaangifte betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk betrekking had.
2. Dergelijke wijzigingen worden niet toegestaan als het verzoek daartoe wordt gedaan na een van de volgende gebeurtenissen:
a. de douaneautoriteiten hebben de aangever in kennis gesteld van hun voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;
b. de douaneautoriteiten hebben geconstateerd dat de gegevens van de douaneaangifte onjuist zijn;
c. de douaneautoriteiten hebben de goederen vrijgegeven.
3. Op verzoek van de aangever kan, binnen drie jaar na de datum van aanvaarding van de douaneaangifte, worden toegestaan dat de douaneaangifte wordt gewijzigd na vrijgave van de goederen, zodat de aangever zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling kan nakomen.”
Eiseres is aangever22. In beide zaken stelt eiseres dat ten gevolge van een onbedoelde vergissing die berust op een kennelijke tikfout, zij de aangiften heeft ingediend in eigen naam en voor eigen rekening terwijl het de bedoeling was om de aangiften in te dienen als direct of indirect vertegenwoordiger.
23. De rechtbank stelt voorop dat door op deze wijze aangifte te doen, eiseres met toepassing van artikel 19, eerste lid, tweede volzin, van het DWU, de aangever is, en niet haar (gestelde) opdrachtgevers. Vervolgens is het de vraag of onder deze omstandigheid de aangiften op grond van artikel 173, derde lid, van het DWU, gewijzigd kunnen worden in die zin dat niet eiseres de aangever is, maar haar opdrachtgevers.
Toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU
24. De rechtbank volgt niet het betoog van verweerder dat er geen plaats is voor toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU vanaf het moment dat de douaneautoriteiten de aangever in kennis hebben gesteld van hun voornemen een onderzoek te starten naar de persoon van de aangever. Artikel 173, tweede lid, onder a, van het DWU, betreft een voornemen de goederen aan een onderzoek te onderwerpen. Artikel 48 van het DWU, over de controle na vrijgave van goederen, onderscheidt de controle van aangiften en bijbehorende documenten van het onderzoek van de goederen zelf. Van een onderzoek van de goederen zelf is in de onderhavige gevallen geen sprake. Ook hadden de douaneautoriteiten op het moment van indiening van de verzoeken om wijziging van de aangiften nog niet geconstateerd dat de gegevens van de aangiften onjuist waren in de zin van artikel 173, tweede lid, onder b, van het DWU. In de brief van verweerder aan eiseres van 10 december 2019 wordt slechts een onderzoek van de gegevens van de aangiften aangekondigd. Pas in het controlerapport van 3 september 2020 wordt geconstateerd dat de gegevens van de aangiften onjuist zijn. De onderhavige verzoeken om wijziging van de aangiften zijn ingediend vóór 3 september 2020 en moeten dus worden beoordeeld aan de hand van artikel 173, derde lid, van het DWU.
De betekenis van het Pfeifer & Langen-arrest voor artikel 173, derde lid, van het DWU
25. Anders dan eiseres acht de rechtbank de uitleg van het Hof van Justitie in het Pfeifer & Langen-arrest van artikel 78 van het CDW niet relevant voor de toepassing van artikel 173, derde lid, van het DWU.
26. De voorloper van artikel 173 van het DWU was niet artikel 78 van het CDW (herziening van de aangifte), maar artikel 65 van het CDW (wijziging van de aangifte) [1] . Ten opzichte van artikel 65 van het CDW biedt het derde lid van artikel 173 DWU een nieuwe mogelijkheid tot wijziging van de aangifte, zodat de uitleg over herziening van de aangifte in de zin van artikel 78 van het CDW niet één op één toe te passen is op deze nieuwe modaliteit. De rechtbank oordeelde eerder in vergelijkbare zin in haar uitspraken van 22 november 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:12829) en 28 maart 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:4833). De rechtbank heeft daarbij overwogen dat de aard van de belastingen in het kader van de invoer van goederen verschilt van andere belastingen, waar in de regel achteraf de in de aangiften vermelde gegevens met voldoende zekerheid kunnen worden geverifieerd, terwijl bij douaneaangiften de douaneautoriteiten de goederen slechts gedurende een korte periode fysiek kunnen controleren. Het beginsel van onherroepelijkheid van een douaneaangifte is daardoor van groot belang voor de doeltreffendheid van douanecontroles.
27. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 8 juni 2023, SC Zes Zollner Electronic SRL, C640/21, ECLI:EU:C:2023:457, hierna: het Zes Zollner-arrest) geoordeeld dat het beginsel van de onherroepelijkheid van de aangifte wordt afgezwakt door de mogelijkheid die aangifte te wijzigen, zodat die mogelijkheid een strikt uit te leggen uitzondering op dat beginsel vormt. In dit verband wijst het Hof van Justitie erop dat een strikte uitlegging van artikel 173, derde lid, van het DWU in overeenstemming is met de wil van de Uniewetgever, die in het vaststellen van deze bepaling is afgeweken van het wetsvoorstel van de Commissie en aan het voorgestelde artikel 173 de voorwaarde heeft toegevoegd dat na vrijgave van de goederen een aangifte slechts kan worden gewijzigd om de aangever in staat te stellen zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen. De uitleg van het Hof van Justitie van artikel 173, derde lid, van het DWU (Zes Zollner-arrest, punt 40-44) is duidelijk strikter dan zijn uitleg van artikel 78 van het CDW (Pfeifer & Langen-arrest, punt 37 en het arrest van 10 juli 2019, C-249/18, CEVA Freight, ECLI:EU:C:2019:587, punt 32).
Gelet hierop acht de rechtbank de jurisprudentie van het Hof van Justitie over de uitleg van artikel 78 van het CDW niet leidend voor de uitleg van artikel 173, derde lid, van het DWU.
Voorwaarden van artikel 173, derde lid DWU
28. Vervolgens is de vraag of de verzoeken tot wijziging voldoen aan de twee voorwaarden die artikel 173, derde lid, van het DWU daaraan stelt. De rechtbank stelt vast dat de verzoeken tot wijziging zijn gedaan binnen drie jaar. Aan de eerste voorwaarde is dus voldaan. Voor wat betreft de tweede voorwaarde, dat de wijziging van de persoon van de aangever kan worden aangemerkt als een wijziging van de aangifte die de aangever in staat stelt zijn verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen, oordeelt de rechtbank als volgt.
29. Het DWU berust op een aangiftesysteem om douaneformaliteiten en controles zoveel mogelijk te beperken, en tegelijk fraude of onregelmatigheden die nadelig kunnen zijn voor de begroting van de Unie te voorkomen. Het Hof van Justitie heeft in het Zes Zollner-arrest (punt 41 en de daar aangehaalde rechtspraak) geoordeeld, dat, vanwege dit belang van aangiften voor de goede werking van de douane-unie, de aangever bij artikel 15 van het DWU wordt verplicht juiste en volledige inlichtingen te verstrekken. Dit is een algemene verplichting voor iedere aangever.
30. Eiseres stelt dat zij met het vermelden van zichzelf als aangever onjuiste gegevens heeft verstrekt in haar aangiften en betoogt dat zij dit kan herstellen door wijziging van deze aangiften. Artikel 173, derde lid, van het DWU is echter niet bedoeld om aangiften te wijzigen teneinde aan de algemene verplichting tot het verstrekken van juiste gegevens te voldoen. Artikel 15, tweede lid van het DWU maakt onderscheid tussen het aanvaarden van aansprakelijkheid voor het “nakomen van alle verplichtingen inzake de plaatsing van de betreffende goederen onder een douaneregeling” (artikel 15, tweede lid, onder c, eerste volzin) en voor “de juistheid en volledigheid van de in de aangifte verstrekte inlichtingen” (artikel 15, tweede lid, onder a). Deze verplichtingen zijn dus niet gelijk te stellen. Verder is artikel 173, derde lid, van het DWU bedoeld om de aangever in staat te stellen verplichtingen inzake het plaatsen van goederen onder de desbetreffende douaneregeling na te komen. In het geval van eiseres is de desbetreffende regeling de douaneregeling actieve veredeling EX/IM. Maar eiseres is geen houder van deze douaneregeling. Uit deze douaneregeling vloeien voor eiseres dus geen verplichtingen voort die zij kan herstellen door wijziging van haar aangiften.
31. Eiseres heeft de rechtbank verzocht prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie over – voor zover hier van belang – de reikwijdte van de wijzigingsmogelijkheid artikel 173, derde lid, van het DWU. Het Zes Zollner-arrest biedt de rechtbank echter voldoende houvast om uitspraak te doen, zodat de rechtbank geen aanleiding daarvoor ziet.
Conclusie
32. Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank de beroepen ongegrond verklaren. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.C. Schipper, voorzitter, en mr. G.J. Ebbeling en mr. C.A. Schreuder, leden, in aanwezigheid van M. Brouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
griffier voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is per post verzonden op:

Informatie over hoger beroepEen partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de concordantietabel bij het DWU, waarin als voorloper van artikel 173 van het DWU artikel 113 van Verordening 450/2008 wordt aangewezen en vervolgens de concordantietabel bij Verordening 450/2008, waarin als voorloper van artikel 113 van Verordening 450/2008 artikel 65 van het CDW wordt aangewezen. Artikel 78 van het CDW is in Verordening 450/2008 opgevolgd door artikel 27, welk artikel in het DWU is opgevolgd door artikel 48. Dit artikel heeft betrekking op controle door de douaneautoriteiten na de vrijgave en niet op wijzigingen in de aangifte op verzoek van de aangever.