ECLI:NL:RBNHO:2024:7672

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
HAA 23-7382
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering urgentieverklaring voor sociale huurwoning op basis van niet-urgente woonproblemen en medische urgentie

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 26 juli 2024, is het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning, welke door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een urgent woonprobleem, aangezien eiser medehuurder was van de woning waarin hij samen met zijn ex-vrouw en zoon woonde. De rechtbank stelde vast dat eiser het huisvestingsprobleem op andere manieren kon oplossen, zoals kamerhuur of antikraak, en dat zijn nieuwe vrouw en dochter ten tijde van het bestreden besluit niet deel uitmaakten van zijn huishouden, omdat zij in het buitenland verbleven.

De rechtbank beoordeelde ook de medische urgentie van eiser. Eiser had aangevoerd dat zijn lichamelijke en psychische gezondheid ernstig werd bedreigd door zijn woonsituatie. Echter, de rechtbank volgde het advies van de arts van Argonaut, die had geconcludeerd dat eiser niet voldeed aan de criteria voor de sociaal-medische urgentiegroep. De rechtbank oordeelde dat de wens van eiser om met zijn nieuwe gezin samen te wonen niet zwaarder woog dan het belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling, vooral gezien de woningnood in de regio. De rechtbank concludeerde dat het college op goede gronden de hardheidsclausule niet had toegepast, omdat de situatie van eiser niet uitzonderlijk was in vergelijking met andere woningzoekenden.

De uitspraak benadrukt het belang van de criteria voor urgentieverklaringen en de afweging tussen individuele belangen en het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling. Eiser kreeg geen gelijk en de afwijzing van de aanvraag om urgentie bleef in stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 23/7382

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede, het college
(gemachtigde: mr. C. Schol).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het college een urgentieverklaring kon weigeren aan eiser.
1.1.
Bij besluit van 19 mei 2023 heeft het college de aanvraag van eiser om toekenning van een urgentieverklaring afgewezen. In het besluit van 2 november 2023 heeft het college de afwijzing gehandhaafd. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, samen met zijn vrouw en dochter en mevrouw [naam 1] , de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Namens het college was ook
[naam 2] aanwezig.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Op grond van de stukken in het dossier en de behandeling op de zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1.
Eiser woont sinds 2003 in de woning aan de [adres] in [plaats] (hierna: de woning). Eiser en zijn ex-vrouw zijn gescheiden, maar wonen met hun zoon nog samen in de woning. Eiser is na de scheiding opnieuw getrouwd. Uit het nieuwe huwelijk is in 2021 een dochter geboren ( [naam 3] ), die de Nederlandse nationaliteit heeft. De vrouw en dochter van eiser woonden in Turkije, maar zijn na de aardbevingen in Turkije in 2023 naar Libanon gevlucht. In april 2024 is het gezin herenigd in Nederland.
2.2.
Op 14 maart 2023 heeft eiser een aanvraag gedaan om sociaal-/medische woonurgentie om met voorrang in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning. Ter onderbouwing schrijft eiser dat het hem zelf niet lukt om aan een woning te komen. Eiser maakt zich ernstig zorgen over zijn gezin en de rest van zijn familieleden in Turkije. Hierdoor krijgt eiser steeds meer last van lichamelijke en psychische klachten. Hoewel de verstandhouding met de ex-vrouw goed is, geeft de inwoonsituatie stress bij eiser en zijn ex-vrouw. Ook zijn nieuwe vrouw ervaart veel stress door de dagelijkse naschokken. Als onderdeel van de beoordeling heeft eiser een gesprek gehad met Het Vierde Huis en is de aanvraag besproken door de urgentiecommissie, waar een arts van Argonaut bij aanwezig was. De urgentiecommissie adviseert om de aanvraag af te wijzen omdat geen sprake is van een sociaal-/medisch urgentiegeval, omdat een andere woonoplossing (kamerbewoning of maatschappelijke opvang) passend zou zijn, en omdat de hardheidsclausule op dit geval niet van toepassing is. Dit heeft het college ten grondslag heeft gelegd aan het primaire afwijzingsbesluit van 19 mei 2023. Hier heeft eiser bezwaar tegen gemaakt.
2.3.
In het bestreden besluit van 2 november 2023 blijft het college bij de afwijzing van de urgentieverklaring en heeft het college gereageerd op de bezwaargronden van eiser. Voor de motivering neemt het college het advies van de commissie voor bezwaarschriften over.

Beoordeling door de rechtbank

3. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag van eiser om een urgentieverklaring. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Algemene weigeringsgronden
4.1.
Eiser voert in beroep aan dat sprake is van sociale en medische redenen op grond waarvan hij dringend andere woonruimte nodig heeft. Eiser woont in bij zijn ex-vrouw en zoon. Door de problemen die eiser heeft met zijn ex-vrouw voelt het huis te klein en te slecht. Daarnaast heeft eiser de wens om te herenigen met zijn nieuwe gezin en met hen in een eigen woning vorm te geven aan hun gezinsleven.
4.2.
Het college past bij de beoordeling van een aanvraag om een urgentieverklaring paragraaf 2.3 van de Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Heemstede 2022 (hierna: Huisvestingsverordening) toe. In artikel 2.3.3, derde lid, is bepaald dat voorrang op grond van urgentie wordt gegeven aan woningzoekenden voor wie de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. De algemene weigeringsgronden van een aanvraag om urgentie zijn opgenomen in artikel 2.3.10.
4.3.
Met het college is de rechtbank van oordeel dat in de situatie van eiser sprake is van twee (dwingende) algemene weigeringsgronden, waardoor het college gehouden was de aanvraag van eiser te weigeren. Voor eiser geldt ten eerste dat geen sprake is van een urgent woonprobleem (sub b). Eiser is medehuurder van de woning. Het feit dat eiser voor onbepaalde tijd recht heeft op die woning maakt al dat geen sprake is van een urgent woonprobleem. Dat eiser (relationele) problemen heeft in de woning maakt dit niet anders, omdat eiser hierdoor zijn recht op de woning niet verliest. Hierbij overweegt de rechtbank ook dat de woning een eengezinswoning is met meerdere slaapkamers. Dat de woning te klein zou zijn volgt de rechtbank dus niet. Ten tweede is sprake van de weigeringsgrond dat eiser het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze kan oplossen (sub c). Voor eiser geldt namelijk dat hij als eenpersoonshuishouden andere huisvesting kan vinden in de vorm van kamerbewoning, anti-kraak of maatschappelijke opvang. De vrouw en dochter van eiser maakten ten tijde van het bestreden besluit geen onderdeel uit van het huishouden van eiser, zij woonden immers al sinds lange tijd in het buitenland, zodat zij niet worden aangemerkt als woningzoekende in de zin van de Huisvestingsverordening en niet worden meegenomen in de beoordeling van de weigeringsgronden.
Sociaal/medische urgentiegroep
7.
5.1.
Het college stelt vervolgens dat eiser niet met een objectieve verklaring van een arts heeft aangetoond dat eisers lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid door de huidige woonsituatie zeer ernstig wordt bedreigd, zodat die woonsituatie binnen zes maanden dient te worden opgelost omdat het anders levensbedreigend wordt. Hij valt daarom niet binnen de sociaal/medische urgentiegroep uit artikel 2.3.5 van de Huisvestingsverordening. Dat eiser wel minimaal twee jaar inwoner is van de gemeente Heemstede is hierbij niet in geschil.
5.2.
Eiser voert hiertegen aan dat hij wel in aanmerking komt voor een sociaal/medische urgentie. In beroep stelt hij dat de situaties van de mensen om eiser heen moeten worden meegenomen in deze beoordeling. Zo zijn de vrouw en dochter van eiser noodgedwongen gevlucht naar Libanon, waarbij de dochter een virusuitslag heeft opgelopen. Op de zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat ook zijn ex-vrouw medische klachten heeft door de woonsituatie in de woning. Desgevraagd heeft eiser op de zitting toegelicht dat hij in beroep ook heeft bedoeld dat bij eiser zelf sprake is van medische problematiek. Uit het in bezwaar ingediende huisartsenjournaal en de e-mail van de ex-vrouw volgt dat eiser klachten heeft zoals hoofdpijn en rugpijn.
5.3.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, wordt bij de beoordeling van de aanvraag om een sociaal/medische urgentieverklaring alleen de situatie van eiser zelf beoordeeld. Ter onderbouwing van de medische gesteldheid heeft eiser in bezwaar een huisartsenjournaal ingebracht van 26 juli 2023. Hierin staat dat de boosheid, frustratie, depressie en het verdriet bij eiser de afgelopen periode zijn toegenomen. Grondslag is het feit dat hij, ondanks het visum voor zijn echtgenote en het Nederlands paspoort van zijn dochter, hen niet naar Nederland kan krijgen. Het een en ander is verergerd sinds de aardbeving in Turkije, waarbij eiser veel familieleden en vrienden heeft verloren. Hiermee rekening houdend heeft een arts van Argonaut op 17 augustus 2023 het advies gegeven dat eiser bij escalatie met zijn ex-vrouw zich kan wenden tot antikraak of kamerbewoning. De behoefte om zijn huidige vrouw en kind onderdak te willen bieden is geen medische grond. Eiser behoort daarom niet tot de medische urgentiegroep. De rechtbank kan deze conclusie van de arts volgen. Dat de huidige woonsituatie (bij de ex-vrouw) niet ideaal is en leidt tot spanningen mag zo zijn, maar uit het huisartsenjournaal blijkt niet dat deze woonsituatie leidt tot een zeer ernstige bedreiging van de lichamelijk en/of sociaal-psychische gezondheid van eiser. De voor eiser frustrerende en verdrietige situatie dat het niet lukt om zijn huidige vrouw en kind naar Nederland te krijgen staat los van de woonsituatie en heeft het college daarom niet hoeven te betrekken bij de beoordeling van de urgentie. Het college is op goede gronden afgegaan op het advies van de arts van Argonaut, en kon en mocht dat ten grondslag leggen aan de conclusie dat eiser niet in aanmerking komt voor een medische urgentieverklaring.
Hardheidsclausule
8.
6.1.
In het bestreden besluit stelt het college tot slot dat de hardheidsclausule alleen wordt toegepast in uitzonderlijke situaties. In dit geval leidt de toepassing van de hardheidsclausule niet tot een bijzondere hardheid waardoor ten gunste van eiser moet worden afgeweken van de Huisvestingsverordening. Uit de beschikbare informatie is namelijk niet gebleken dat de omstandigheden van eiser dermate verschillen van die van andere woningzoekenden die met voorrang in aanmerking willen komen voor andere woonruimte, dat de toepassing van de hardheidsclausule gerechtvaardigd zou zijn. De wens om samen te wonen met een nieuw gezin is geen grond om urgentie te verlenen. Het college verwijst in het bestreden besluit naar zijn verweerschrift in de bezwaarfase, waarin hij aanvullend nog stelt dat uit de stukken niet blijkt dat sprake is van een dusdanig uitzonderlijke situatie, waarbij overduidelijk is dat toewijzing van een zelfstandige woonruimte op een zo kort mogelijke termijn dient plaats te vinden, omdat het laten voortduren van de bestaande situatie om medische, psychosociale of maatschappelijke redenen onverantwoord is.
6.2.
Eiser betoogt in beroep dat sprake is van bijzondere omstandigheden die bij het vaststellen van de Huisvestingsverordening niet zijn voorzien en gelet op het doel van de Huisvestingsverordening redelijkerwijs toch grond voor verlening van een urgentieverklaring opleveren. Het nieuwe gezin van eiser woonde in Turkije en is gevlucht vanwege de zware aardbevingen in februari 2023. Als gevolg hiervan heeft zijn dochter virusuitslag opgelopen. In het vluchtelingenkamp in Libanon merken zij de onstabiele situatie en regelmatige rellen en geweldheden van dat land. Voor de vrouw van eiser is een visum verleend om naar Nederland te komen (mvv), wat niet geëffectueerd kan worden omdat er geen woning voor het gezin is. Hierdoor kan eiser zijn recht op gezinshereniging niet uitoefenen. Dat hij nog langer niet beschikt over een geschikte woonruimte, is een bijzonder schrijnende situatie. Langs de bandbreedte van het recht op gezinshereniging uit artikel 8 EVRM hadden de omstandigheden van het gezin van eiser en de aardbeving in Turkije moeten worden meegewogen. Dit is een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Daarbij is zijn situatie niet te vergelijken met andere veelvoorkomende schrijnende situaties. Als tweede bijzondere omstandigheid voert eiser aan dat hij in 2020 onterecht is uitgeschreven door een wijziging van het beleid van Woonservice, zodat zijn inschrijfduur nu korter is dan waar hij recht op heeft, en hij dus nog langer moet wachten voordat hij zelfstandig aan de beurt is voor een sociale huurwoning. Hierover heeft eiser ook een klacht ingediend bij Woonservice.
6.3.
Het college stelt in het verweerschrift dat in de gemeente Heemstede een tekort is aan goedkope huurwoningen. Hierdoor wordt alleen urgentie verleend aan woningzoekenden voor wie de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. Dat een urgentie alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden wordt verleend, is volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) niet onredelijk. Als een urgentie wordt verleend, betekent dit dat een andere woningzoekende langer moet wachten op een woning. Een urgentie is daarmee een uitzondering op de regel. De toepassing van de hardheidsclausule betekent dat iemand die niet in aanmerking komt voor urgentie op grond van de Huisvestingsverordening, alsnog urgentie en dus alsnog voorrang krijgt. Daarom wordt de hardheidsclausule alleen toegepast in zeer uitzonderlijke situaties. Het college herhaalt in het verweerschrift verder zijn standpunt dat hij niet bevoegd is urgentie te verlenen op grond van de hardheidsclausule. Eiser wenst samen te wonen met zijn nieuwe gezin, dat ten tijde van het bestreden besluit in het buitenland verbleef. Daar zijn zij niet alleen in. De wens om samen te wonen met een nieuwgevormd gezin in Nederland komt nadrukkelijk vaker voor en is niet uitzonderlijk. Naar de mening van het college weegt het belang van eiser om op de door hem gewenste wijze vorm te geven aan zijn gezinsleven niet op tegen het algemene belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling. Het college benadrukt tot slot dat geen sprake kan zijn van een noodsituatie nu eiser over woonruimte beschikt. [1]
8.
6.4.1.
De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling [2] volgt dat artikel 8 EVRM geen recht op woonruimte garandeert. Artikel 8 EVRM heeft als doel om het individu te beschermen tegen willekeurige inbreuken door de overheid op het recht op eerbiediging van het privéleven en familie- en gezinsleven. Aan het effectief respecteren daarvan kunnen positieve verplichtingen voor de overheid zijn verbonden. In dat verband moet worden beoordeeld of, in zaken als deze, het besluit om de urgentieverklaring af te wijzen een juist evenwicht is bereikt tussen de belangen van het individu en het algemeen belang van een rechtvaardige woonruimteverdeling. De beslissing om na een dergelijke afweging urgentie te verlenen op grond van de hardheidsclausule is een discretionaire bevoegdheid van het college.
6.4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college op goede gronden geconcludeerd dat het belang bij een rechtvaardige woonruimteverdeling zwaarder weegt dan het belang van eiser om op de door hem gewenste wijze vorm te geven aan zijn gezinsleven. Binnen de regio Heemstede is sprake van woningnood. Daarnaast is de situatie van eiser niet anders dan de situatie van andere woningzoekenden die na een echtscheiding opnieuw trouwen, een nieuw gezin stichten, en voor het nieuwe gezin een nieuwe woonruimte zoeken. Ook is hierbij niet uitzonderlijk dat het nieuw gestichte gezin in het kader van gezinshereniging wil overkomen uit een land dat door natuurlijke of politieke omstandigheden onveiliger is. Als deze woningzoekenden voorrang krijgen betekent dit dat andere mensen langer moeten wachten op een woning. Hierbij merkt de rechtbank op dat niet blijkt dat eiser en zijn vrouw en dochter hun gezinsleven niet kunnen uitoefenen. Ook de situatie dat eiser in de woning bij zijn ex-vrouw en zoon woont, staat hier niet aan in de weg.
6.4.3.
Ten aanzien van de uitschrijving van eiser bij Woonservice stelt het college in het bestreden besluit dat de procedure van inschrijving als woningzoekende bij Woonservice los staat van de procedure om een urgentieverklaring te krijgen. De rechtbank ziet, anders dan eiser, niet in hoe een eventuele fout bij de uitschrijving bij Woonservice moet leiden tot urgentieverlening door het college. Desgevraagd heeft het college op de zitting toegelicht dat als sprake was van een foutieve uitschrijving van eiser bij Woonservice, en dat te wijten was aan Woonservice, dit misschien een reden is om urgentie te verlenen op grond van de hardheidsclausule. Van een fout is volgens het college echter niet gebleken. Wat daar verder ook van zij, de rechtbank ziet, gelet op de aparte taken en bevoegdheden van Woonservice en het college, geen bevoegdheid voor het college om vanwege een mogelijke fout van Woonservice de hardheidsclausule toe te passen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het college terecht het bezwaar ongegrond heeft verklaard, de afwijzing van de aanvraag om urgentie in stand blijft en het college niet wordt veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. I.A. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Heemstede 2022
Artikel 1.1 Definities:
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • huishouden: persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling.
  • woningzoekende: huishouden dat in het inschrijfsysteem als bedoeld in artikel 4 staat ingeschreven of dat op zoek is naar woonruimte in de particuliere sector;
Artikel 2.3.3 voorrang bij urgentie – algemeen:
3. Bij het verlenen van een huisvestingsvergunning wordt voorrang gegeven aan woningzoekenden voor wie de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is. In dat geval kan het college een schriftelijke urgentieverklaring verlenen.
5. De voorrangsregels van artikel 2.3.1 zijn van toepassing op woningzoekenden met een urgentieverklaring, met dien verstande dat een kind slechts kan behoren tot het huishouden waar het zijn hoofdverblijf heeft.
Artikel 2.3.5 voorrang bij urgentie – sociaal/medische groepen
1. Tot de woningzoekenden bedoeld in artikel 2.3.3, derde lid behoort tevens de woningzoekende:
a. die in zijn lichamelijke en/of sociaal-psychische gezondheid zeer ernstig wordt bedreigd als gevolg van de huidige woonsituatie en die minimaal twee jaar inwoner is van een van de gemeenten in Zuid-Kennemerland;
Artikel 2.3.9 Verzoek om indeling in urgentiecategorie
Het verzoek om te worden ingedeeld in een urgentiecategorie gaat vergezeld van de volgende gegevens:
naam, contactgegevens, leeftijd, nationaliteit en, indien van toepassing, de verblijfstitel van de verzoeker;
omvang van en het aantal thuiswonende kinderen behorend tot het huishouden van de verzoeker;
bewijs van inkomen van het huishouden van de verzoeker, en
aanduiding en motivering van de urgentiecategorie.
Artikel 2.3.10 Weigeringsgronden urgentieverklaring:
Het college weigert een urgentieverklaring indien naar zijn oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:
a. het huishouden van de aanvrager voldoet niet aan de in artikel 2.1.2 genoemde eisen;
b. er is geen sprake van een urgent woonprobleem;
c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen;
d. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een lid van zijn huishouden.
Artikel 4.2.2 Hardheidsclausule:
Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Voetnoten

1.Het college verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1361.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:817.