Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 4 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
2.De zaak in het kort
3.De feiten
4.Het geschil
De gerealiseerde verkoopprijs van de woning ad in totaal EUR 1.501.406,49, na aftrek van de courtage ad EUR 19.500 en de notariskosten ad EUR 1.300,75, aldus te verdelen dat aan [de vrouw] toekomt een bedrag van EUR 1.003.420 en aan [de man] een bedrag van EUR 477.185 en te gelasten dat op deze aandelen ter aflossing van de hypotheekschuld een bedrag in mindering strekt ten laste van [de vrouw] ad EUR 42.965 en ten laste van [de man] ad EUR 430.250, zodat per saldo aan [de vrouw] toekomt een bedrag van EUR 960.455 en aan [de man] een bedrag van EUR 46.935, waarvan ook laatstgenoemd bedrag aan [de vrouw] toekomt ter gedeeltelijke voldoening van haar hierna onder 2 en 3 geformuleerde vorderingen.
[de man] te veroordelen tot betaling aan [de vrouw] van de volgende bedragen:
[de man] te veroordelen tot betaling aan [de vrouw] van (a) een bedrag van EUR 125.000 terzake van de aan [de man] toerekenbare waardedaling van de woning, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 mei 2023, althans vanaf 21 juli 2023, althans vanaf de datum van deze dagvaarding, en (b) een bedrag van primair EUR 19.174 en subsidiair EUR 5.603 ter zake van de aan [de man] toerekenbare kosten en rente voor het door [de vrouw] afgesloten overbruggingskrediet, te vermeerderen met de wettelijke rente over het primair en subsidiair gevorderde bedrag voor wat betreft de betaalde rente vanaf de datum van betaling van iedere afzonderlijke rentetermijn en voor de overige kosten vanaf de datum dat de betreffende kosten zijn gemaakt, althans zowel voor het primair als subsidiair gevorderde bedrag vanaf de dag van deze dagvaarding, en (c) een bedrag van EUR 7.500 ter zake van de aan [de man] toerekenbare ontruimingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2023, althans vanaf de dag van deze dagvaarding.
[de man] te veroordelen om binnen 48 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, medewerking te verlenen aan het invullen en ondertekenen van de afstandsverklaring voor het nabestaandenpensioen op de wijze als door ABP voorgeschreven en al het nodige te doen ter onherroepelijke beëindiging van diens recht op het nabestaandenpensioen zoals door [de vrouw] opgebouwd.
Voor het geval [de man] niet binnen 48 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een door uw rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, de vereiste medewerking verleent, verzoekt [de vrouw] uw rechtbank het vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats te stellen van de medewerking c.q. instemmingsverklaring van [de man] .
[de man] te veroordelen tot betaling aan [de vrouw] van de buitengerechtelijke incassokosten over de hiervoor onder 2 en 3 geformuleerde vorderingen conform de staffel BIK ter hoogte van EUR 3.422,92;
[de man] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, de beslagkosten daaronder begrepen, te voldoen binnen zeven dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis, te vermeerderen met de nakosten ad. EUR 173 indien geen betekening plaatsvindt en verhoogd met EUR 90 voor het geval wèl betekening plaatsvindt, en, indien betaling niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de achtste dag tot de dag van algehele voldoening.
- de vrouw te veroordelen tot afgifte van de familiering [de man] aan de man, afgifte van de tweede sleutel van de BMW Z3 en afgifte van de schilderijen van Van Deventer (Ruïne van Brederode) en de Jan en Aris Knikker-schilderijen;
- compensatie van de proceskosten.
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
€ 473.215
inclusief stichtings- en hypotheekkostentot uitgangspunt voor hun afspraken hebben genomen. Daarnaast is in de vaststellingsovereenkomst opgenomen
“De gemandateerden zullen uitdrukkelijk toezien op de afrekening van deze onroerende zaak verkoop, waarbij partijen onder verrekening van ieders ingelegde gelden, afdracht hypothecaire verplichtingen, persoonlijke verplichtingen van [de man] aan [de vrouw] zijnde de ‘zwevende ton’, makelaars- en notariskosten de verwachte meeropbrengst gelijkelijk op 50-50 basis krijgen toegekend.Uit de bepaling in de vaststellingsovereenkomst dat partijen elkaar over een weer finale kwijting verlenen wat betreft alle financiële posten over en weer, heeft de man daarom niet kunnen afleiden dat die kwijting ook ziet op de posten stichtingskosten en huishoud-/hypotheekkosten, nu partijen die posten hebben betrokken bij de bepaling van de aankoopkosten die de grondslag zouden vormen voor de verdeling van de meeropbrengst van de woning bij verkoop. Ten slotte strookt ook de inhoud van het hiervoor onder feiten geciteerde artikel 3 van de concept notariële volmacht niet met de stelling van de man dat voormelde kosten vallen onder de finale kwijting. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de vaststellingsovereenkomst zo moet worden uitgelegd dat deze kosten vallen onder de te verrekenen ingelegde gelden van de vrouw en derhalve niet onder de finale kwijting.
€ 225.275
[de vrouw] zal, vanaf de datum van ondertekening van deze vaststellingsovereenkomst, alle kosten zoals hypotheeklasten, GLW, verzekeringen, leges, aanschrijvingen etc. voor haar rekening nemen.De man stelt zich subsidiair op het standpunt dat uit het vonnis van de voorzieningenrechter volgt dat pas vanaf 5 juli 2022 kan worden verrekend, zodat de vordering van de vrouw tot verrekening van de kosten over 2021 tot en met 2023 in elk geval niet juist is. De man is daarnaast van mening dat hij de ook door de vrouw opgevoerde kosten van de belastingadviseur niet mede hoeft te dragen, nu de belastingadviseur is ingeschakeld door de vrouw om berekeningen te maken die juridisch niet juist en niet relevant zijn. Hij betwist daarnaast de rekening voor de belastingadviseur die is opgenomen in het overzicht voor 2022.
Belastingadvies van [betrokkene 3]ad EUR 1.228,15 (productie 44 bij dagvaarding). Naar het oordeel van de rechtbank dienen deze kosten, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de afwikkeling van de fiscale positie (r.o 5.10) voor rekening van de vrouw te blijven. Hetzelfde geldt voor het bedrag van € 338 dat is opgenomen in het kostenoverzicht van de vrouw over 2022. De helft hiervan strekt dus in mindering op de vordering van de vrouw op de man over 2022.
5.976,96
6.De beslissing
5.32,