ECLI:NL:RBNHO:2024:5201

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
28 mei 2024
Zaaknummer
HAA 24/994
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning en spoedeisend belang

Op 21 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Haarlem Canal Tours tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning aan Post Verkade Cruises B.V. voor wijziging van de bestemming van een ligplaats in Haarlem. De voorzieningenrechter oordeelde dat een louter financieel belang in beginsel geen spoedeisend belang oplevert, tenzij de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt. Verzoeker heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van een dergelijke situatie. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen zijn erop gewezen dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/994
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 mei 2024 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Haarlem Canal Tours, uit Haarlem, verzoeker

(gemachtigde: mr. M.A. Patandin),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, het college
(gemachtigde: mr. O. Kocak).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Post Verkade Cruises B.V.uit Amsterdam, vergunninghouder
(gemachtigden: mr. E.C.W. Timmer en mr. H.W.M. Kintz).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het aan vergunninghouder verlenen van een omgevingsvergunning voor wijziging bestemming ligplaats op het perceel [adres] in Haarlem.
1.1.
Het college heeft deze omgevingsvergunning met het besluit van 30 januari 2024 verleend. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens verzoeker [naam 1] , de gemachtigde van verzoeker, de gemachtigde van het college, namens vergunninghouder [naam 2] en de gemachtigden van vergunninghouder.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel geschil is dat niet snel het geval. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt zoals faillissement en er geen sprake is van acute financiële nood, neemt de voorzieningenrechter aan dat de financiële situatie geen spoedeisend belang oplevert.
De beantwoording van de vraag of sprake is van spoedeisend belang komt voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een evident onrechtmatig besluit. De vraag die moet worden beantwoord is of het belang van verzoeker zo spoedeisend is dat niet kan worden gewacht totdat het college heeft beslist op het bezwaar van verzoeker.
3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af, omdat er geen spoedeisend belang is. Hieronder legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
3.1.
Verzoeker heeft aangevoerd dat een voorlopige voorziening nodig is, omdat door de verleende omgevingsvergunning een ongelijk speelveld ontstaat, waardoor verzoeker zowel omzetschade als commerciële schade lijdt. Voor de zitting heeft de voorzieningenrechter verzoeker verzocht om een nadere onderbouwing van het spoedeisende belang bij de gevraagde voorlopige voorziening. In dat verband heeft de voorzieningenrechter verzoeker erop gewezen dat een financieel belang op zichzelf onvoldoende spoedeisend is om een voorlopige voorziening te treffen, tenzij sprake is van een financiële noodsituatie, of als een dergelijke situatie dreigt. Daarop heeft verzoeker heeft aangegeven dat sprake is van een spoedeisend belang omdat zijn bedrijf opereert in hetzelfde marktsegment en verzorgingsgebied als vergunninghouder. Het element van concurrentie weegt daarom zwaar en met het verlenen van de omgevingsvergunning is vergunninghouder een belangrijk commercieel voordeel gegund en daardoor is een ongelijk speelveld gecreëerd. Hierdoor ontstaat commerciële schade en omzetschade en deze schade wordt alleen maar groter zolang de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Desgevraagd heeft verzoeker ter zitting bevestigd dat er op dit moment geen sprake is van een (dreigend) faillissement of een acute financiële noodsituatie. Verzoeker heeft zich in zijn nadere onderbouwing verder op het standpunt gesteld dat het besluit evident onrechtmatig is, hetgeen volgens hem in dit geval een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening oplevert.
3.2.
Zoals uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 februari 2024 [1] volgt, levert een louter financieel belang in beginsel geen spoedeisend belang op. Dit kan anders zijn als de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt als geen voorlopige voorziening wordt getroffen vooruitlopend op de te nemen beslissing op bezwaar. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit het geval is. De stelling van verzoeker dat sprake is van een evident onrechtmatig besluit en dat er daarom sprake is van spoedeisend belang volgt de voorzieningenrechter niet. Gezien de motivering in het bestreden besluit en de nadere toelichting daarop in het stuk dat het college op 5 april 2024 heeft overgelegd is geen sprake van een situatie waarin het zonder diepgaand onderzoek evident is dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand kan houden. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening af.
4. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024 door mr. E.J. van Keken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.