202202079/2/A3.
Datum uitspraak: 27 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 februari 2024 op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna: Awb) op het hoger beroep van:
B.V. Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises B.V, beide gevestigd te Amsterdam,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 februari 2022 in zaak nr. 21/1364 in het geding tussen:
Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid, Dobber Amsterdam Canal Cruises, Rederij Nassau B.V., [partij A], handelend onder de naam Rederij De Jordaan, Amsterdam Boothuur B.V. en [partij B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
Openbare zitting gehouden op 22 februari 2024 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter
griffier: mr. S.R. Renkema
Verschenen:
Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises, beide vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. H.J.M. van Schie, advocaat te Haarlem;
het college, vertegenwoordigd door mr. B.G.J. van Wissen en mr. Y. Chaouki, bijgestaan door mr. B.S. Jaasma en mr. J.M. Huber, advocaten te Den Haag.
De verzoeken richten zich tegen de uitspraak van 22 februari 2022 van de rechtbank Amsterdam. Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat zij van hun exploitatievergunning die tot 1 maart 2024 zijn verleend, gebruik kunnen maken totdat in de hoofdzaak een einduitspraak is gedaan.
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Inleiding
Per 1 maart 2024 verloopt één exploitatievergunning van Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises. Dat houdt in dat zij per dat moment niet meer één van hun vaartuigen kunnen inzetten voor de passagiersvaart. De voorzieningenrechter heeft ter zitting medegedeeld dat de Afdeling ernaar streeft om later in 2024 uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Allereerst zal de voorzieningenrechter het toepasselijke beoordelingskader uiteenzetten. Daarna zal hij uitleggen hoe dit beoordelingskader in dit geval uitpakt.
Beoordelingskader
Voordat de voorzieningenrechter aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening toekomt, moet hij eerst, zoals artikel 8:81, eerste lid, van de Awb bepaalt, beoordelen of sprake is van onverwijlde spoed. Zoals de voorzieningenrechter van de Afdeling eerder heeft geoordeeld, bijvoorbeeld in de uitspraak van 16 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:753, is een financieel belang in de regel op zichzelf onvoldoende reden om een voorlopige voorziening te treffen. In dit verband heeft het college terecht betoogd dat geleden schade kan worden gevorderd als de Afdeling in de hoofdzaak oordeelt dat sprake is van een onrechtmatig besluit. Een spoedeisend belang kan echter wel worden aangenomen, als aannemelijk is dat verzoekers in een financiële noodsituatie zullen komen te verkeren. Daarvan kan sprake zijn als de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt als geen voorlopige voorziening wordt getroffen. Als sprake is van een spoedeisend belang, dan zal de voorzieningenrechter bij de inhoudelijke beoordeling van de verzoeken - zoals ter zitting ook is besproken - in dit geval afzien van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel. Deze procedure leent zich gelet op de complexiteit van de zaken daarvoor niet. Die complexiteit brengt met zich dat nader onderzoek nodig is. Dat zal in de bodemprocedure gebeuren. De voorzieningenrechter beperkt zich dan ook, als eerst is vastgesteld dat sprake is van een spoedeisend belang, tot een belangenafweging.
Uit het verzoek om voorlopige voorziening van Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises leidt de voorzieningenrechter af dat het bij het verzoek gaat om financiële belangen die dus in de regel op zichzelf genomen geen spoedeisend belang opleveren. De voorzieningenrechter zal daarom bezien of de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt als de einduitspraak in de hoofdzaak moet worden afgewacht en of er dus sprake is van een spoedeisend belang.
Spoedeisendheid
In het verzoek en ook desgevraagd ter zitting hebben Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises niet aannemelijk gemaakt dat zij door het verlies per 1 maart 2024 van één exploitatievergunning voor één vaartuig in het segment bemand groot in een financiële noodsituatie komen te verkeren omdat de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar komt. Zij beschikken dan nog steeds over veertien andere exploitatievergunningen voor veertien vaartuigen. Weliswaar heeft het verlies van de exploitatievergunningen een impact op de bedrijfsvoering van Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises, maar die impact is niet van die aard dat de einduitspraak in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht. Algemene Amsterdamse Rederij Noord-Zuid en Dobber Amsterdam Canal Cruises hebben dus geen spoedeisend belang, waardoor niet aan een inhoudelijke belangenafweging wordt toegekomen. Het verzoek om voorlopige voorziening moet dan ook worden afgewezen. Het college behoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Polak
voorzieningenrechter
w.g. Renkema
griffier
1071