ECLI:NL:RBNHO:2024:5149

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2024
Publicatiedatum
25 mei 2024
Zaaknummer
15/135153-22
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met vuurwapen en breekijzers, betrokkenheid van meerdere verdachten

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 27 mei 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige woningoverval in De Goorn op 8 augustus 2020. De overval vond plaats in de nachtelijke uren, waarbij de bewoners, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], met een vuurwapen en breekijzers werden bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij niet fysiek in de woning aanwezig was, een actieve rol heeft gespeeld door de aangeefster tegen te houden en de medeverdachten te ondersteunen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 45 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de verminderde toerekenbaarheid van de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële en immateriële schade heeft erkend die de slachtoffers hebben geleden als gevolg van de overval. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gedeeltelijk toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 15.510,23 voor [slachtoffer 2] en € 5.000,00 voor [slachtoffer 3].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlemmermeer en Alkmaar (sluiting onderzoek)
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/135153-22 (P)
Uitspraakdatum: 27 mei 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8, 11, 15, 19, 20, 26, 27, 29 maart 2024 en 13 mei 2024 (sluiting onderzoek ter terechtzitting) in de zaak tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Zwolle,
hierna te noemen: de verdachte of [verdachte 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mrs. A.E.M. van Loon, A.F. Hof en A.M.H.G. Peters (hierna in enkelvoud: de officier van justitie) en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Inleiding

Aanleiding van het onderzoek Ararat-GeulOp 14 juni 2021, omstreeks 13:55 uur, werd het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) aangetroffen in zijn woning aan het [adres 2] in Berkhout. Uit onderzoek bleek dat het slachtoffer is overleden door een schot in de borst. Onder de naam Ararat werd een Team Grootschalige Opsporing (hierna: TGO) opgestart. Na onderzoek ging de politie uit van het scenario dat sprake is geweest van een mislukte woningoverval.
Op basis van de zogenoemde
modus operandi(werkwijze) legde de politie een link tussen de gewelddadige dood van [slachtoffer 1] en andere gewelddadige overvallen die zich hadden voorgedaan in de regio West-Friesland. De politie zag overeenkomsten op het gebied van het type slachtoffers, het aantal daders, de wijze van verschaffen van toegang tot de woning, het gebruik van (extreem) geweld en vuurwapens en de buit. Naar aanleiding van meldingen bij het Team Criminele Inlichtingen en Meld Misdaad Anoniem kwamen verschillende personen in beeld als mogelijke betrokkenen bij deze overvallen. Een aantal van die personen was ook al aangemerkt als verdachte in TGO Ararat. Gezien de overeenkomsten in zowel de werkwijze als de mogelijk betrokken personen ging de politie ervan uit dat de overvallen door één dadergroep zijn gepleegd. In juli 2021 werd onder de naam Geul een overkoepelend onderzoek naar de reeks gewelddadige overvallen gestart.
Uit politieonderzoek bleek dat een connectie bestond tussen slachtoffers van een gewelddadige woningoverval in Dreumel, Gelderland, en één van de verdachten die in het onderzoek Geul in beeld was gekomen. Om die reden werd dit onderzoek overgedragen aan het politieteam in Noord-Holland en ook onderdeel van het onderzoek Geul.
In januari 2022 werden TGO Ararat en onderzoek Geul samengevoegd. Binnen het onderzoek Ararat-Geul is onderzoek gedaan naar zeven overvallen en de deelname aan een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De incidenten zijn ondergebracht in zaaksdossiers met een eigen onderzoeksnaam. In onderstaande tabel wordt – samengevat – een overzicht gegeven van de acht zaaksdossiers en de namen van de verdachten die hiervoor door het openbaar ministerie worden vervolgd.
Onderzoeksnaam
Datum
Plaats van het delict
Slachtoffers
Verdachten
Zaaksdossier 1
Mainz
8 augustus 2020
[adres 3] in De Goorn
[slachtoffer 2]
[slachtoffer 3]
[verdachte 1] [medeverdachte 1] [medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
Zaaksdossier 2
Oberhof
9 augustus 2020
[adres 4] in
Nieuwe Niedorp
[slachtoffer 4]
Tankstation [slachtoffer 5]
[medeverdachte 4] [medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
Zaaksdossier 3
Millet
30 december 2020
[adres 5] in Dreumel (Gelderland)
[slachtoffer 6]
[slachtoffer 7]
[medeverdachte 1] [medeverdachte 4]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
Zaaksdossier 4
Zwenkau
7 januari 2021
[adres 6] in Avenhorn
[slachtoffer 8]
[slachtoffer 9]
[medeverdachte 1] [medeverdachte 4]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
Zaaksdossier 5 Zulpich
4 juni 2021
[adres 7] in Heerhugowaard
[slachtoffer 10]
[slachtoffer 11]
[slachtoffer 12]
[medeverdachte 1] [medeverdachte 3]
Zaaksdossier 6
Ararat
14 juni 2021
[adres 2] in Berkhout
[slachtoffer 1]
[medeverdachte 5]
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 4]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
Zaaksdossier 7
Willich
22 juli 2021
[adres 8] in
Noord-Scharwoude
[slachtoffer 13]
[slachtoffer 14]
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 4] [medeverdachte 2]
Zaaksdossier 8
Artikel 140 Sr
Periode van
8 augustus 2020 t/m 22 juli 2021
Diverse plaatsen in Nederland
[medeverdachte 1] [medeverdachte 4]
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 3]
Gedurende het politieonderzoek ontstond de verdenking dat ook een Belgische minderjarige jongen – ook wel aangeduid als ‘ de Belg ’ – betrokken was bij zaaksdossier Oberhof. De politie heeft deze persoon geïdentificeerd als [medeverdachte 6] en hem op 23 maart 2023 aangehouden. Het openbaar ministerie heeft [medeverdachte 6] voor zaaksdossier Oberhof vervolgd en op 1 augustus 2023 heeft de sectie Familie & Jeugd van deze rechtbank [medeverdachte 6] veroordeeld voor het medeplegen van de gewapende overval op het tankstation.
In meerdere zaaksdossiers wordt ook de naam van [naam 2] (bijnamen: Slootje , Handje ) genoemd. Omdat hij in juni 2021 is overleden, is tegen hem geen strafvervolging ingesteld. Het onderzoek naar zijn dood heeft de onderzoeksnaam Waltrop gekregen. Zijn dood wordt door de politie beschouwd als een suïcide.
Algemene inleiding met betrekking tot het dossier en de werkwijze van de rechtbankHet onderzoek Ararat-Geul bestaat dus uit diverse deelonderzoeken (zaaksdossiers). Omdat alle stukken in de procesdossiers van alle verdachten zijn gevoegd, is het procesdossier voor ieder van de verdachten gelijk. Echter, verklaringen die de verdachten ter terechtzitting hebben afgelegd hebben zij uitsluitend afgelegd in hun eigen zaak en worden door de rechtbank niet gebruikt als bewijs in een zaak tegen een medeverdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier in zijn geheel moet worden beschouwd en dat de ten laste gelegde feiten niet los van elkaar, maar in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. Dit betekent onder meer dat bij de waardering van het bewijs in het kader van een bepaald zaaksdossier ook stukken uit andere zaaksdossiers kunnen worden betrokken. Dit neemt echter niet weg dat voor ieder ten laste gelegd feit afzonderlijk moet worden beoordeeld of sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank heeft geen gebruik gemaakt van zogenoemd schakelbewijs.
Hierna volgt eerst een samenvatting van de beschuldiging die het openbaar ministerie tegen [verdachte 1] heeft geformuleerd. De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht. De rechtbank zal daarna vaststellen wat er uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid en ingaan op de verklaring van de verdachte en de standpunten die het openbaar ministerie en de verdediging hebben ingenomen. Vervolgens zal de rechtbank concluderen in hoeverre zij het tenlastegelegde bewezen acht, en – in geval van een bewezenverklaring – beoordelen welk strafbaar feit dat oplevert, of de verdachte daarvoor strafbaar is, welke straf passend is en beslissen op de vorderingen tot schadevergoeding die zijn ingediend door de benadeelde partijen.

2.Tenlastelegging

De verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij is betrokken bij de overval op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op 8 augustus 2020, zaaksdossier Mainz.
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat hij zich
– samengevat – heeft schuldig gemaakt aan:
- medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in De Goorn op 8 augustus 2020; en/of
- medeplegen van afpersing van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in De Goorn op
8 augustus 2020.
Voor het geval dit niet bewezen kan worden geacht, is medeplichtigheid aan de in vereniging gepleegde diefstal/afpersing met (bedreiging met) geweld ten laste gelegd.

3.Voorvragen

De wet schrijft in artikel 348 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) voor dat de rechtbank eerst onderzoekt of aan een viertal formele voorwaarden is voldaan voordat zij zich richt op de verdere inhoud van de strafzaak.
De rechtbank heeft daarom vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met geweld in een woning gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd op
8 augustus 2020 in De Goorn.
4.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte geen opzet had op het plegen van een woningoverval. Hij heeft daarbij geen actieve rol gespeeld. Voor het geval de rechtbank oordeelt dat de verdachte wel een actieve rol heeft gespeeld, dan kan deze rol volgens de verdediging op zijn hoogst worden gezien als medeplichtigheid.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage 2 bij dit vonnis zijn vervat.
4.3.1
Zaaksdossier Mainz
4.3.1.1 Bewijsoverweging
Door de rechtbank vastgestelde feiten en omstandighedenOp grond van de inhoud van het dossier en de bewijsmiddelen in de bijlage neemt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.
Verklaringen van de aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
Op 8 augustus 2020 tussen 03:08 uur en 03:20 uur heeft een woningoverval plaatsgevonden in de vrijstaande woning aan de [adres 3] in De Goorn, waarbij telefoons, sleutels en een envelop met een geldbedrag van € 3.000,00 zijn weggenomen. Vier mannen met bivakmutsen hebben de woning betreden. Zij hebben daartoe een ruit van de woning ingeslagen. Drie van hen hadden een breekijzer en de vierde dader had een vuurwapen. Aangever [slachtoffer 2] is tegen zijn lichaam en hoofd geslagen met een breekijzer en is tegen zijn hoofd geschopt. Toen hij zich wilde verdedigen is door de dader met het vuurwapen twee keer een schot gelost in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] . Aangeefster [slachtoffer 3] is bedreigd met het vuurwapen. Toen zij probeerde te vluchten, is zij door een vijfde dader uit het naast de woning gelegen weiland teruggehaald en teruggeleid naar de woning. Deze vijfde dader kwam uit de richting van het toegangshek van het perceel en droeg ook een bivakmuts. Op dat moment was [slachtoffer 2] in gevecht met de andere vier daders. De daders zijn uiteindelijk in een auto weggereden in de richting van Berkhout.
Koeienriem
Op 12 augustus 2020 werd door de aangevers in dit onderzoek een koeienriem afgegeven bij de politie. Deze koeienriem zat voor de overval bevestigd om het toegangshek. De aangevers hadden de koeienriem aangetroffen op het erf nabij de sloot. Op deze koeienriem is een DNA-mengprofiel aangetroffen met celmateriaal van minimaal vier personen. Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) volgt dat het DNA-profiel verkregen uit de bemonstering van de koeienriem, meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer de bemonstering DNA van [verdachte 1] en drie willekeurige onbekende personen bevat dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen. De rechtbank gaat er op basis van deze onderzoeksresultaten van uit dat er DNA-materiaal van [verdachte 1] op de koeienriem aanwezig is.
Verklaring van de getuige [getuige]
Een ex-vriendin van [verdachte 1] genaamd [getuige] heeft een voor [verdachte 1] (en voor andere verdachten) belastende verklaring afgelegd. Samengevat heeft zij verteld dat zij door [verdachte 1] en [medeverdachte 3] thuis is opgehaald en dat zij vervolgens naar het chalet van [verdachte 1] zijn gereden. Daarna zijn zij naar Obdam gereden waar [medeverdachte 3] een auto ophaalde, een Opel Astra met kenteken [kenteken] . Hierna zijn zij naar de woning van [medeverdachte 2] in Noord-Scharwoude gereden. Er waren wel een stuk of tien mensen, waaronder [verdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en een minderjarige jongen die ‘ de Belg ’ werd genoemd. Er werd heen en weer gelopen om te praten op de parkeerplaats. Er was een aparte sfeer. Iedereen was onrustig. [verdachte 1] bracht haar naar huis. Er reden toen drie andere personen mee van wie twee personen een donkere huidskleur hadden.
Op 9 augustus 2020 is [getuige] met [verdachte 1] naar Berkhout gereden. Zij stonden op een parkeerplaats tegenover de kerk in Berkhout. Toevallig kwam er ook nog politie langs en die heeft met [verdachte 1] gesproken. Daarna vertelde [verdachte 1] aan [getuige] dat hij wat ergs had gedaan en hij liet haar artikelen zien over de overval in De Goorn. Hij vertelde dat hij daarheen is geweest, dat zij naar binnen waren gegaan, dat er een raam was ingeslagen en dat hij buiten was gebleven en die mevrouw had tegengehouden die naar de buren wilde gaan. [verdachte 1] heeft haar toen verteld dat hij daarheen is gegaan met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en anderen die [getuige] niet kent. Volgens [getuige] heeft [verdachte 1] gezegd dat [medeverdachte 2] een pistool bij zich had en dat er in het plafond is geschoten. Er zou € 300,00 per persoon buit zijn gemaakt en ook [verdachte 1] zou dat bedrag hebben ontvangen. Verder vertelde [verdachte 1] haar dat de Opel Astra enkele dagen voor de overval was gestolen met de sleutels er nog in, terwijl er boodschappen of zoiets werden uitgeladen.
Betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige]
De rechtbank gaat om de volgende redenen uit van de juistheid van de verklaringen van [getuige] . Ten eerste lijkt [getuige] geen belang te hebben bij het afleggen van een valse verklaring. Ten tweede zijn haar verklaringen steeds consistent en gedetailleerd geweest. En ten derde zijn details uit haar verklaringen gecontroleerd en bevestigd. Zo blijken details die zij noemde omtrent de diefstal van de auto uit Obdam (sleutels nog in het voertuig, diefstal terwijl eigenaar spullen uit de auto naar zijn woning bracht) overeen te komen met de aangifte van de eigenaar van de auto. De rechtbank ziet ook verankering van de verklaring van [getuige] in het proces-verbaal van de politie waarin staat dat [verdachte 1] en zijn voertuig op 9 augustus 2020 om 01:11:36 uur zijn geraadpleegd via politiesysteem MEOS. De opsporingsambtenaar die deze controle verrichtte kon zich nog herinneren dat hij toen en daar een voertuig heeft gecontroleerd met een man en een vrouw erin.
De verklaring van [getuige] wordt ook ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de hierna te noemen verklaring van [medeverdachte 6] (‘ de Belg ’) en historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 3] .
Verder acht de rechtbank een afgeluisterd telefoongesprek tussen [getuige] en [naam 5] (exvriendin van [verdachte 1] ) van 17 mei 2022 van belang. Hierin zegt [getuige] tegen [naam 5] dat zij op de avond dat de overval werd voorbereid, met [verdachte 1] en [medeverdachte 3] bij de camping is geweest, dat de overval door zes personen is gepleegd, dat de buit drie à vierhonderd euro per man was en dat [verdachte 1] de vrouw tegen had gehouden. [getuige] zegt vervolgens tegen [naam 5] : “Toen vroeg ik nog aan hem zeg van kon die vrouw je niet, toen zei hij nee die man heb ik wel een keer gezien maar die vrouw niet.” [getuige] vertelde dus aan [naam 5] hetzelfde als wat zij aan de politie heeft gezegd en haar verklaringen zijn dus consistent.
Verklaring van [medeverdachte 6]
heeft verklaard dat hij in augustus 2020 in de woning van [medeverdachte 2] verbleef. Op foto’s herkende hij [medeverdachte 1] , [naam 6] (een vriend van [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zij hielden zich volgens [medeverdachte 6] bezig met onder andere overvallen. [medeverdachte 6] vertelde dat [medeverdachte 1] , [naam 6] en [medeverdachte 2] naar de camping van [verdachte 1] zijn gegaan en dat [medeverdachte 3] de bestuurder was. [verdachte 1] was eerder die dag langs geweest en sprak met [medeverdachte 2] over de “camper” van [verdachte 1] . Nadat [verdachte 1] was vertrokken, kwamen [medeverdachte 1] en [naam 6] naar de woning van [medeverdachte 2] en vertelde [medeverdachte 2] aan hen dat hij een tip had gehad en dat hij ook een camper had waar ze konden schuilen. Die nacht gingen zij met elkaar op pad.
Verklaring van [verdachte 1]
is bij de politie meerdere keren als verdachte gehoord. Hij heeft aanvankelijk ontkend dat hij wetenschap had van de woningoverval en heeft zich in de volgende verhoren op zijn zwijgrecht beroepen. Pas vanaf zijn vijfde verhoor, meer dan twee jaar na de overval, is hij gaan verklaren over zijn betrokkenheid daarbij. In die verhoren heeft hij ook belastend verklaard over de medeverdachten. Ook heeft hij, zowel in hoedanigheid als getuige als in hoedanigheid van verdachte, verklaringen afgelegd ten overstaan van de rechtercommissaris.
Samengevat komen zijn verklaringen op het volgende neer.
Op 7 augustus 2020 rond 21:00 uur is hij via Facebook Messenger benaderd door [medeverdachte 3] met de vraag om te komen chillen met een meisje. [verdachte 1] heeft toen [medeverdachte 3] opgehaald bij [medeverdachte 2] thuis en samen hebben zij het meisje, [getuige] , opgehaald in Hoorn. [verdachte 1] heeft ’s avonds met [getuige] bij [medeverdachte 2] in de tuin gezeten. Daar waren een hoop mensen, een stuk of tien. Sommigen waren buiten de poort, anderen in het huis en anderen in de tuin. Er hing niet echt een leuke sfeer en daarom heeft hij [getuige] naar huis gebracht. [verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij daarna is doorgereden naar zijn chalet op camping [camping] in Berkhout. Hij had met [medeverdachte 3] afgesproken dat hij daar ook heen zou komen. [medeverdachte 3] had met anderen het plan gemaakt om een inbraak te plegen en heeft [verdachte 1] gevraagd of ze daarna weer terug mochten komen naar het chalet. Toen [verdachte 1] bij de camping aankwam, was [medeverdachte 3] daar al. Zij hebben een tijdje in het chalet van [verdachte 1] gezeten en gesproken over hetgeen zij van plan waren. Volgens [verdachte 1] waren ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [naam 6] en [medeverdachte 2] daarbij. Op de parkeerplaats van de camping is [verdachte 1] in de kofferbak van de auto van [medeverdachte 3] gestapt en meegereden naar De Goorn. [medeverdachte 3] heeft zijn auto in een inham voorbij de woning geparkeerd, waarna [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [naam 6] en [medeverdachte 2] zijn uitgestapt. [verdachte 1] is ook uitgestapt en heeft aan één van deze mannen een breekijzer aangegeven. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [naam 6] en [medeverdachte 2] zijn over het weiland naar de woning gelopen. [medeverdachte 3] heeft de auto doorgereden naar het toegangshek en [verdachte 1] heeft daar met [medeverdachte 3] staan wachten op de anderen. Ze zijn uiteindelijk samen weer naar het chalet van [verdachte 1] gereden. [verdachte 1] heeft toen gehoord dat [medeverdachte 2] had geschoten. De anderen waren daar boos over. [verdachte 1] heeft het een dag later aan [getuige] verteld.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verklaring van [verdachte 1]
De rechtbank heeft oog voor het feit dat [verdachte 1] op verschillende punten wisselend en inconsistent heeft verklaard en dat hij zijn verklaring heeft aangepast na confrontatie met nieuwe onderzoeksbevindingen van de politie. De rechtbank noemt in dat verband – zonder daarbij uitputtend te willen zijn – de volgende punten:
- de reden waarom hij die avond (toch) in de auto is gestapt en is meegegaan met de medeverdachten;
- zijn wetenschap omtrent het feit dat het de woning van (goede) bekenden van zijn exvriendin betrof;
- de oorzaak van het aantreffen van zijn DNA-materiaal op een in de loods in Hoogwoud aangetroffen breekijzer;
- de locatie waar hij tijdens de overval heeft gestaan en/of gelopen;
- de wijze waarop zijn DNA-materiaal op de koeienriem terecht is gekomen.
Verder heeft [verdachte 1] gezegd dat hij niet heeft gezien dat zijn mededaders bivakmutsen droegen, terwijl de aangevers verklaarden dat de vijf daders die zij hebben gezien allemaal een bivakmuts droegen.
De verklaring van [verdachte 1] dat hij na de overval afstand heeft genomen van de dadergroep en is gaan lopen totdat zij weg waren, past niet bij de registraties van de stappenteller op zijn telefoon. Door de stappenteller zijn namelijk geen stappen geregistreerd van 02:41 uur tot 04:07 uur. De verdachten moeten echter al rond half vier zijn terug gekomen bij het chalet. Dat volgt uit de camerabeelden van de vluchtauto, de reistijd van de plaats van het delict tot camping [camping] en uit de omstandigheid dat de telefoon van [medeverdachte 3] om 03:38 uur een zendmast aanstraalde die dekking geeft aan het chalet van [verdachte 1] .
De rechtbank stelt vast dat de onderwerpen waarover [verdachte 1] inconsistent of ongeloofwaardig heeft verklaard uitsluitend betrekking hebben op zijn eigen betrokkenheid bij het feit die hij kennelijk – gelet op de andere onderzoeksbevindingen in het dossier – heeft geprobeerd te minimaliseren. In zoverre volgt de rechtbank zijn verklaring niet. Dit betekent volgens de rechtbank echter niet dat zijn verklaring in het geheel niet betrouwbaar zou zijn. Wel betekent dit dat de verklaringen van [verdachte 1] die zien op de betrokkenheid van de medeverdachten met de nodige voorzichtigheid moeten worden gewaardeerd.
De rechtbank stelt in dat verband vast dat [verdachte 1] telkens gelijkluidend heeft verklaard ten aanzien van de strafrechtelijke betrokkenheid van zijn mededaders bij de woningoverval. [verdachte 1] heeft gedetailleerd, concreet en consistent verklaard over wie betrokken waren bij de overval, wat de onderlinge rolverdeling was, waar zij zich voorafgaand aan de overval hebben verzameld, waar zij na de overval naartoe zijn gegaan en wie er tijdens de overval zou hebben geschoten. De verklaring van [verdachte 1] vindt in zoverre ook op belangrijke onderdelen en in relevante mate steun in ander (objectief) bewijsmateriaal, dat de rechtbank hierna uiteen zal zetten.
Ondersteuning voor de verklaring van [verdachte 1]
Uit Snapchatgegevens van de telefoon van [verdachte 1] blijkt dat hij op 7 augustus 2020 om 21:10 uur een bericht heeft verzonden vanaf een locatie in de nabije omgeving van de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 9] in Noord-Scharwoude. Dat bevestigt dat hij in de uren voor de overval bij de woning van [medeverdachte 2] was. Verder wordt dit deel van de verklaring van [verdachte 1] in belangrijke mate ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige] en [medeverdachte 6] . Dat ook [medeverdachte 3] daar aanwezig was wordt bevestigd door diens telefoongegevens. Van 21:16 uur tot 21:27 uur maakte die telefoon verbinding met een zendmast die dekking geeft aan de woning van [medeverdachte 2] . De telefoon van [medeverdachte 3] maakte daarna een reisbeweging in de richting van Heerhugowaard, waarna de telefoon om 23:34 uur weer onder de dekking van een zendmast in Noord-Scharwoude valt. Dit past bij de verklaring van [verdachte 1] dat hij samen met [medeverdachte 3] , [getuige] in Hoorn heeft opgehaald, waarna zij weer zijn teruggegaan naar de woning van [medeverdachte 2] .
De telefoongegevens van [medeverdachte 3] bevestigen ook de verklaring van [verdachte 1] dat [medeverdachte 3] aanwezig is geweest bij de woningoverval, dat zij vanaf het chalet van [verdachte 1] zijn vertrokken en daar na de overval ook weer zijn teruggekeerd. De telefoon van [medeverdachte 3] straalt immers vanaf 02:27 uur de zendmast aan die dekking geeft aan het chalet van [verdachte 1] . Om 03:13 uur, dus gedurende de periode dat de overval in De Goorn werd gepleegd, maakt de telefoon van [medeverdachte 3] verbinding met de zendmast aan de Wieder 23 in De Goorn. Deze mast geeft dekking aan de plaats van het delict. Om 03:38 uur, dus zo’n 18 minuten na afloop van de overval, straalt de telefoon van [medeverdachte 3] weer aan bij de zendmast die dekking geeft aan het chalet van [verdachte 1] .
De verklaring van [verdachte 1] dat [medeverdachte 2] zou hebben geschoten wordt ondersteund door forensisch bewijs. De linker onder- en bovenarm en de linkerzijde van het gelaat en oor van aangever [slachtoffer 2] zijn bemonsterd. Uit het rapport schotrestenonderzoek van 26 april 2022 volgt dat de deskundige het zeer veel waarschijnlijker acht dat op die bemonsteringen schotresten aanwezig zijn, dan dat op die bemonsteringen geen schotresten aanwezig zijn. De rechtbank gaat er daarom van uit dat op het lichaam van [slachtoffer 2] schotresten aanwezig waren.
Na het overlijden van [naam 2] is bij zijn lichaam een vuurwapen aangetroffen. Dit betrof een zilverkleurige revolver, type .357 Magnum van fabrikant Smith & Wesson. In het vergelijkend schotrestenonderzoek van 26 april 2022 is de aangetroffen verzameling deeltjes in het onderzoek Mainz, vergeleken met de verzamelingen deeltjes die zijn aangetroffen in het onderzoek Ararat (de woningoverval met dodelijke afloop in Berkhout) en het onderzoek Waltrop (het onderzoek naar het overlijden van [naam 2] ).
De deskundige rapporteerde dat de bevindingen van het vergelijkend schotrestenonderzoek veel waarschijnlijker zijn als hypothese V1 (de verzameling deeltjes hebben dezelfde bron van herkomst) waar is, dan als hypothese V2 (de verzameling deeltjes hebben een andere bron van herkomst) waar is. Bron van herkomst is hierbij gedefinieerd als schoten met dezelfde vuurwapen-munitie combinatie.
De rechtbank heeft de opsteller van het rapport, dr. ir. A. Knijnenberg , ter terechtzitting als deskundige gehoord. De rechtbank begrijpt de inhoud van het rapport, in samenhang met de door de deskundige ter terechtzitting gegeven toelichting, als volgt. Onder hypothese V1 (dezelfde bron van herkomst) kan zowel worden begrepen dat is geschoten met hetzelfde wapen met dezelfde munitie, als met eenzelfde soort (merk en type) wapen met dezelfde soort munitie. De aangetroffen verzamelingen deeltjes in de onderzoeken Mainz, Ararat en Waltrop zijn zeldzaam te noemen. Hierover is in het rapport opgemerkt dat alle drie de verzamelingen deeltjes voornamelijk worden gekenmerkt door deeltjes met elementsamenstellingen PbSbSn (lood, antimoon, tin), waarbij de elementen Sb en Sn in deze deeltjes veelal op spoorniveau aanwezig zijn. Daarnaast zijn in alle drie de verzamelingen deeltjes aanwezig gelijkend op BaAl (barium, aluminium) met (een spoor van) de elementen Pb en Sb. Deze deeltjes worden volgens de deskundige zelden in zaakonderzoek aangetroffen in combinatie met deeltjes als extra element Sn. Deze deeltjes kunnen afkomstig zijn van het zogeheten
memory-effect, wat een aanwijzing kan zijn dat de verzamelingen deeltjes dezelfde bron van herkomst hebben. Weliswaar heeft de deskundige ter zitting toegelicht dat niet met 100% zekerheid kan worden vastgesteld dat het zogenaamde memory-effect hier speelt, maar het lijkt er wel sterk op, omdat de aangetroffen verzamelingen deeltjes anders alleen kunnen worden aangetroffen in de situatie dat in alle gevallen is geschoten met eenzelfde (soort) wapen, waarmee dezelfde (soorten) munitie is geschoten en waarbij de munitie dan ook in dezelfde volgorde moet zijn verschoten.
Dat de deskundige vervolgens op basis van zijn beschouwing, beschikbare literatuur en de ervaring op het NFI in eerdere onderzoeken tot de bewijskracht “veel waarschijnlijker” komt, wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat in de onderzoeken Mainz, Ararat en Waltrop is geschoten met hetzelfde vuurwapen.
De theoretische mogelijkheid dat is geschoten met eenzelfde soort wapen acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk, omdat dan dezelfde (verschillende) soorten munitie in dezelfde volgorde moeten zijn verschoten. De rechtbank neemt hierbij ook het volgende in ogenschouw.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in zes bemonsteringen op het wapen dat bij [naam 2] is aangetroffen, DNA-materiaal is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 2] . De bewijskracht van de overeenkomsten met het profiel van [medeverdachte 2] ligt telkens tussen circa 1,3 miljoen tot meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dat DNA van [medeverdachte 2] in de bemonsteringen aanwezig is, dan de kans dat het DNA betreft van een willekeurige, niet aan hem verwante persoon.
Op dit wapen is ook DNA-materiaal aangetroffen (in bemonstering #27) dat van [medeverdachte 6] afkomstig kan zijn. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van [medeverdachte 6] komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – [medeverdachte 6] één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. [medeverdachte 6] heeft in zijn getuigenverhoor bij de rechtercommissaris hierover verklaard dat het wapen van [medeverdachte 2] is en dat hij in de woning van [medeverdachte 2] een foto van dit wapen heeft gemaakt, wat deze DNA-match zou kunnen verklaren. [medeverdachte 6] heeft slechts kort bij [medeverdachte 2] verbleven in de periode rondom de woningoverval in De Goorn in augustus 2020, zodat zijn DNA toen op dat wapen terecht moet zijn gekomen.
De rechtbank leidt uit het vorenstaande af dat bij de woningoverval in De Goorn is geschoten met hetzelfde wapen als in de onderzoeken Ararat en Waltrop, dat er DNA-materiaal van [medeverdachte 2] op dit wapen is aangetroffen en dat [medeverdachte 2] in augustus 2020 over dit vuurwapen beschikte.
Conclusie betrouwbaarheid van de verklaring van [verdachte 1]
De Snapchatgegevens van [verdachte 1] , de zendmastgegevens van de telefoon van [medeverdachte 3] , de verklaringen van de aangevers, [getuige] en [medeverdachte 6] en het forensisch bewijs bevestigen de verklaring van [verdachte 1] in die mate, dat de rechtbank zijn verklaring – voor zover deze voor het bewijs wordt gebruikt – betrouwbaar en geloofwaardig acht.
Zoals hiervoor reeds is overwogen volgt de rechtbank de verklaring van [verdachte 1] niet waar het gaat over zijn rol in deze overval, aangezien hij die rol ten onrechte heeft geprobeerd te minimaliseren. Op de rol van de verdachte gaat de rechtbank hierna verder in.
Conclusie ten aanzien van het bewijs
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen tot de conclusie dat de verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn geweest bij de woningoverval in De Goorn.
MedeplegenVoor de kwalificatie van medeplegen is vereist dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking door de verdachte met een of meer anderen. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij medeplegen ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Een en ander brengt mee dat wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in en afzonderlijke bewijsmotivering – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [1]
De rechtbank gaat niet mee in de verklaring van [verdachte 1] dat hij in een opwelling is ingestapt in de auto van [medeverdachte 3] . Hij wist dat er een plan was gemaakt om in te breken. Om die reden zijn onder andere [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] naar zijn chalet gekomen. [verdachte 1] heeft wisselend verklaard over de aanleiding om in de auto van [medeverdachte 3] te stappen. Ook heeft hij volgens zijn eigen verklaring zijn telefoon expres in zijn chalet achtergelaten, hetgeen niet past bij zijn verklaring dat hij alleen is meegelopen naar het parkeerterrein, omdat daar drugs zouden worden gebracht. Bij de woning in De Goorn aangekomen heeft hij een breekijzer aangegeven aan een mededader. Uit de aangiften volgt dat er drie breekijzers mee waren. De rechtbank acht het ongeloofwaardig dat [verdachte 1] dit niet heeft gezien. Bovendien droegen volgens de aangevers alle vijf de overvallers bivakmutsen, [verdachte 1] dus ook. De rechtbank gaat er immers van uit dat [verdachte 1] de vijfde dader is geweest die aangeefster [slachtoffer 3] heeft teruggehaald uit het weiland. [verdachte 1] heeft daarmee dus ook een actieve rol bij de woningoverval gehad. Tot slot is hij na afloop van de woningoverval nog geruime tijd aanwezig geweest in zijn chalet, waar over de overval is gesproken, en heeft hij eenzelfde gedeelte van de buit ontvangen. Dit alles maakt dat de rechtbank ook ten aanzien van [verdachte 1] het medeplegen bewezen acht.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met (bedreiging met) geweld.
4.3.1.2 Vrijspraak van het medeplegen van afpersing
Uit het bewijs volgt dat van de aangevers geld, telefoons en sleutels zijn weggenomen. Niet gebleken is dat zij door (bedreiging met) geweld zijn gedwongen om geld of goederen af te geven aan de daders. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van (het medeplegen van) afpersing.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 8 augustus 2020 te De Goorn, gemeente Koggenland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning gelegen aan de [adres 3] tezamen en in vereniging met anderen, een envelop (met daarin een geldbedrag ter hoogte van 3.000,- euro) en telefoons en sleutels, die aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een vuurwapen en breekijzers ter hand te nemen en
- meermalen met een breekijzer tegen het lichaam en op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en
- meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en
- [slachtoffer 2] dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en
- meermalen met een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 2] te schieten en
- [slachtoffer 3] vast te pakken en
- een vuurwapen tegen haar hoofd te drukken en te houden en
- haar dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en
- een voorwerp tegen de rug van die [slachtoffer 3] te duwen en
- die [slachtoffer 3] te dwingen mee te lopen.
Wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

6.Strafbaarheid van de verdachte

In het Nederlandse strafrecht is het uitgangspunt dat elke dader verantwoordelijk kan worden gehouden voor het door hem of haar gepleegde strafbare feit. Een strafbaar feit kan daarom in beginsel aan de verdachte worden toegerekend. Dat is anders als vanwege een psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de dader het begaan van het strafbare feit niet kan worden toegerekend. Als een verdachte zijn daden verminderd zijn aan te rekenen, zal dit zich in de regel vertalen in een lagere straf.
Over de verdachte is in deze zaak een psychologisch rapport opgemaakt. Die rapportage komt hierna uitgebreider aan bod. Van belang is dat de gedragsdeskundige vindt dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van zwakbegaafdheid en van vermijdende persoonlijkheidstrekken. De mate waarin dit een rol heeft gespeeld bij het tenlastegelegde valt echter niet met zekerheid vast te stellen. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte het tenlastegelegde op zijn minst verminderd toe te rekenen.
De rechtbank concludeert op basis van dit advies dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de stoornis(sen) die bij de verdachte zijn vastgesteld, dermate van invloed zijn geweest op de strafbare rol die [verdachte 1] bij deze woningoverval heeft vervuld, dat dit de strafbaarheid van de verdachte (volledig) uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft onder verwijzing naar de ernst van het feit en de persoon van de verdachte, en met in achtneming van artikel 63 Sr, een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden gevorderd, met aftrek van de tijd die hij al heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.
7.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit om bij de strafoplegging rekening te houden met de inhoud en de conclusies van de rapportages die over de verdachte zijn opgemaakt. Verder heeft de verdediging erop gewezen dat de verdachte oprecht spijt heeft van wat er heeft plaatsgevonden en van zijn rol daarin. Ook heeft de verdediging verzocht er rekening mee te houden dat de verdachte het zwaar heeft in detentie. De verdachte heeft een verklaring afgelegd en daar ondervindt hij consequenties van.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feitDe verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. De bewoners [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn midden in de nacht overvallen door vier gemaskerde mannen. Zij zijn met een vuurwapen bedreigd en [slachtoffer 2] is door meerdere daders met een breekijzer geslagen. Ook is hij tegen zijn hoofd geschopt en zijn met het vuurwapen twee schoten afgevuurd in de richting van zijn hoofd. [slachtoffer 3] is in haar ondergoed naar buiten gevlucht. Daar is zij door een vijfde dader tegengehouden en weer teruggeleid naar de woning.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Zij hebben zich op geen enkel moment rekenschap gegeven van de gevolgen voor de slachtoffers. Zij waren enkel uit op geld en zijn met medeneming van onder andere een envelop met € 3.000,00 vertrokken. De bewoners zijn ontredderd achtergebleven. Toen de politie arriveerde, stond [slachtoffer 2] gewond en in ondergoed buiten op zijn erf. Hij leek in shock. [slachtoffer 3] kwam pas later terug naar de woning lopen. Zij durfde aanvankelijk niet meer terug haar woning in, uit angst dat zij haar partner daar dood zou aantreffen en uit angst dat de overvallers terug zouden keren. De slachtoffers hebben grote gevoelens van angst moeten doorstaan en uit de toelichting bij hun verzoeken tot schadevergoeding blijkt dat zij uiteindelijk psychologische hulp hebben gezocht voor PTSS-klachten die als gevolg van de woningoverval zijn ontstaan. [slachtoffer 2] heeft nog lange tijd last gehad van het letsel dat hij bij de overval heeft opgelopen.
De rechtbank rekent het de verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan dat het feit is gepleegd in een woning, in de nachtelijke uren. Dit soort feiten zorgt voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen, en voor de slachtoffers in het bijzonder. De slachtoffers zijn ruw uit hun slaap gewekt en in hun eigen slaapkamer overvallen. Dit heeft een grote impact op hun leven. Zij hebben maandenlang slecht geslapen en hebben aan de binnenzijde van de slaapkamerdeur een dwarsbalk aangebracht, om zich weer enigszins veilig te kunnen voelen. Ook hebben zij hun dieren moeten verkopen, omdat zij ’s nachts niet meer naar buiten durfden om de dieren te verzorgen. Uiteindelijk hebben de slachtoffers zich zelfs genoodzaakt gezien hun (zelfgebouwde) woning te verkopen, omdat zij zich daar niet meer veilig konden voelen. De woning herinnerde hen continu aan de overval en de daaruit voortvloeiende angst en verdriet. Dit illustreert hoe hevig de gevolgen van een woningoverval voor de bewoners kunnen zijn. Een woning zou altijd de plek moeten zijn waar je in geval van tegenspoed naar terug kan keren om je veilig en geborgen te voelen. Dit is de bewoners van deze woningoverval ontnomen.
Gezien de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf van aanzienlijke duur passend is. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van de rechtspraak (LOVS-oriëntatiepunten), kan als uitgangspunt worden genomen een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren voor een woningoverval waarbij sprake is van ander dan licht geweld/bedreiging. De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak reden is om een straf op te leggen die hoger is dan dit uitgangspunt, nu sprake is van een woningoverval in de nachtelijke uren, waarbij de bewoners in hun slaap en dus op een moment waarop zij kwetsbaar waren, zijn overvallen, er sprake is van een samenwerkingsverband tussen meerdere daders, bij de woningoverval een vuurwapen en meerdere breekijzers zijn gehanteerd en bij [slachtoffer 2] sprake was van fors letsel. Bij een dergelijke woningoverval acht de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van zes en een half jaar passend.
Hoewel sprake is van medeplegen, zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat in strafverminderende zin rekening houden met het feit dat de verdachte niet een van de daders is die in de woning zijn geweest en hij zelf geen geweldshandelingen heeft verricht jegens de slachtoffers.
Persoon van de verdachteMet betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op:
- het strafblad van de verdachte, gedateerd 12 maart 2024;
- het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van 3 januari 2023 van drs. M.L. de Groot , GZ-psycholoog;
- de over de verdachte uitgebrachte adviesrapporten van Reclassering Nederland van 20 januari 2023, 22 februari 2024 en 27 februari 2024.
Uit het strafblad van de verdachte maakt de rechtbank op dat hij in 2015 en 2016 is veroordeeld vanwege belediging, bedreiging en meerdere (winkel)diefstallen. Dit zijn echter geen strafbare feiten die vergelijkbaar zijn met de woningoverval in deze zaak en sindsdien is geruime tijd verstreken. De rechtbank zal dit dan ook niet ten nadele van de verdachte meewegen bij de strafoplegging.
Het psychologisch rapport houdt onder meer in dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van zwakbegaafdheid. Dit maakte de verdachte beïnvloedbaar, impulsief en niet goed in staat om de gevolgen van zijn gedrag te overzien. Tevens is sprake van enige kwetsbaarheid in de persoonlijkheid, die moet worden gezien in het verlengde van zijn intellectuele problemen. De verdachte is stressgevoelig en heeft moeite om zijn emoties te uiten. Daarnaast kampt hij met onzekerheidsgevoelens en een wat instabiel zelfgevoel, evenals angst om afgewezen te worden. Om dit enigszins te reguleren wil hij zich graag gezien voelen waardoor hij overcompenserend gedrag vertoont en zijn eigen grenzen moeilijk aanvoelt of durft te uiten. Zijn onzekerheidsgevoelens, sociale geremdheid en moeite met grenzen aangeven kan worden geclassificeerd als vermijdende persoonlijkheidstrekken. Het is voorstelbaar dat de beïnvloedbaarheid in combinatie met het onvoldoende overzien van de gevolgen een rol heeft gespeeld, maar de mate waarin dit is gebeurd, valt niet met zekerheid vast te stellen. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte het tenlastegelegde op zijn minst verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt dit advies van de gedragsdeskundigen over. Dit betekent dat de rechtbank de op te leggen straf zal verlagen vanwege de verminderde toerekenbaarheid van [verdachte 1] ten tijde van het plegen van de overval.
De rechtbank overweegt verder dat de verdachte spijt heeft betuigd. De verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om zijn leven op niet-criminele wijze vorm te geven. Na zijn detentie in Slovenië leek hij op de goede weg, met een eigen huurwoning en betaald werk. Voorts had de verdachte afstand genomen van zijn criminele netwerk. De indruk is dat hij deze positieve lijn wil doorzetten. De rechtbank zal ook hiermee in het voordeel van de verdachte rekening houden.
Rekening houdend met het aandeel van de verdachte bij de woningoverval, de verminderde toerekenbaarheid en de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden passend. Dit is hoger dan de officier van justitie heeft geëist, nu de rechtbank de ernst van het feit en de overige feiten en omstandigheden in deze zaak kennelijk anders weegt. Daarnaast is de rechtbank (in afwijking van de officier van justitie) van oordeel dat artikel 63 Sr in dit geval niet van toepassing is, nu zijn eerdere veroordeling wegens mensenhandel een vonnis is van een buitenlandse rechter. [2]
Redelijke termijnDe rechtbank heeft tot slot geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van strafzaken waarbij de verdachte in verband met de zaak in voorlopige hechtenis verkeert dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De rechtbank is van oordeel dat van zo’n uitzonderingssituatie geen sprake is. Het feit dat deze zaak deel uitmaakt van een groter onderzoek en de zaak tezamen met die van de medeverdachten wordt afgedaan, is daartoe onvoldoende. Het vonnis tegen de verdachte wordt op 27 mei 2024 gewezen. De verdachte is op 19 juli 2022 in verzekering gesteld. Er is daarom sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer zes maanden.
ConclusieMet deze overschrijding van de redelijke termijn houdt de rechtbank rekening in die zin dat zij in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 45 maanden zal opleggen.
TenuitvoerleggingTenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

8.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 25.988,45 ingediend tegen de verdachten wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit € 5.988,45 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade.
De materiële schade bestaat uit de volgende vijf posten:
- weggenomen geldbedrag € 3.000,00;
- eigen risico verzekering € 113,00;
- installatie alarmsysteem € 1.174,00;
- abonnementskosten alarmsysteem € 1.581,45;
- beredderingskosten € 120,00.
Standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde schade, vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat vrijspraak van het ten laste gelegde feit is bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbankMateriële schadeDe rechtbank zal de gevorderde vergoeding voor de geleden materiële schade toewijzen tot een bedrag van € 5.510,23, bestaande uit:
- weggenomen geldbedrag € 3.000,00;
- eigen risico verzekering € 113,00;
- installatie alarmsysteem (minus 21% BTW) € 970,25;
- abonnementskosten alarmsysteem (minus 21% BTW) € 1.306,98;
- beredderingskosten € 120,00.
Dit deel van de gevorderde schade vloeit rechtstreeks voort uit het bewezen verklaarde feit. Voorts is dit deel van de schade voldoende onderbouwd dan wel niet betwist en komt de vordering de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Ten aanzien van de installatie en abonnementskosten van het alarmsysteem merkt de rechtbank op dat gelet op de onderbouwing van de vordering en de daarop gegeven toelichting op de zitting voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij het alarmsysteem heeft aangeschaft als gevolg van het bewezenverklaarde feit en de daaruit voortvloeiende gevoelens van angst en onveiligheid. Dat de facturen op naam van het bedrijf van [slachtoffer 2] zijn gesteld, maakt niet dat deze posten niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu [slachtoffer 2] zijn bedrijf en woonhuis op hetzelfde adres had. De rechtbank ziet wel reden de BTW in mindering te brengen, nu een ondernemer de BTW van de belastingdienst terugkrijgt. Dit gedeelte (de gevorderde BTW) van de vordering wordt afgewezen.
Immateriële schadeMet betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze.
Er is in deze zaak sprake van een gewapende overval die in de nacht plaatsvond, waarbij vier gemaskerde mannen de woning van [slachtoffer 2] zijn binnengedrongen. Hij is meermalen met een breekijzer geslagen en er zijn twee schoten in de richting van zijn hoofd gelost. Uit de stukken en de toelichting op de vordering blijkt dat hij hierdoor onder meer een hoofdwond en bloeduitstortingen op zijn lichaam heeft opgelopen. Hij is met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht, waar een scan van zijn hoofd is gemaakt en de hoofdwond met twaalf hechtingen is dichtgeplakt. Hij heeft sinds de overval regelmatig last van zware hoofdpijn, waardoor hij dan moet gaan liggen. Verder heeft [slachtoffer 2] door het geluid van het schot ongeveer een half jaar lang slecht kunnen horen aan één oor.
Nu in onderhavige zaak sprake is geweest van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, is er een wettelijke grondslag voor de vordering van de benadeelde partij en mogen ook andere – niet als lichamelijk letsel te kwalificeren – gevolgen, worden meegewogen in de vaststelling van de omvang van de schade naar billijkheid.
Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de overval grote impact heeft gehad op [slachtoffer 2] . Hij was maandenlang zeer emotioneel waardoor ook zijn relatie onder druk kwam te staan. Hij heeft maandenlang slecht geslapen. Sinds de overval slaapt hij met een dwarsbalk aan de binnenzijde van zijn slaapkamerdeur. Omdat hij zich niet meer veilig voelde op zijn eigen erf en in zijn eigen woning, heeft hij zijn dieren verkocht en een ander huis aangekocht. Hij heeft twee keer EMDR-therapie gehad vanwege PTSS-klachten, maar dit heeft hem niet geholpen.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,00 billijk voor. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Toegewezen bedragDe vordering zal dan ook worden toegewezen tot een totaalbedrag van € 15.510,23.
Wettelijke renteDe verdachte is vanaf 11 november 2020 wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag voor de installatie van het alarmsysteem ter hoogte van € 970,25. De rechtbank zoekt bij het bepalen van die datum aansluiting bij de uiterste betaaldatum van de laatste termijn van de desbetreffende factuur.
De wettelijke rente over de abonnementskosten van het alarmsysteem ter hoogte van € 1.306,98 is verschuldigd vanaf 1 december 2021. De abonnementskosten worden gevorderd vanaf september 2020 tot en met februari 2023 en de rechtbank gaat daarom uit van een datum die in het midden ligt van deze periode.
De wettelijke rente over het eigen risico van de verzekering ter hoogte van € 113,00 is verschuldigd vanaf 2 november 2021, de uiterste betaaldatum van de factuur.
Voor het resterende bedrag ter hoogte van € 13.120,00 wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf 8 augustus 2020, de datum waarop de woningoverval heeft plaatsgevonden.
Een en ander tot aan de dag van algehele voldoening.
HoofdelijkheidDaarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
ProceskostenDaarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
SchadevergoedingsmaatregelDe rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld en bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.
8.2
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 10.120,00 ingediend tegen de verdachten wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit € 120,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan immateriële schade. De materiële schade bestaat uit beredderingskosten.
Standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de gevorderde schade, vermeerderd met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdedigingDe verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat vrijspraak van het ten laste gelegde feit is bepleit. Subsidiair heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbankMateriële schade
De rechtbank stelt voorop dat uit de toelichting namens de benadeelde partij ter terechtzitting blijkt dat de beredderingskosten slechts één keer zijn gemaakt en worden gevorderd. Omdat deze post reeds is vergoed bij de partner van de benadeelde partij ( [slachtoffer 2] ), betekent dit dat dit deel van de vordering van [slachtoffer 3] zal worden afgewezen.
Immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in de eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] bij de woningoverval geen lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Uit vaste rechtspraak blijkt dat van de aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
Ten aanzien van de aantasting van de benadeelde partij in de persoon ‘op andere wijze’ overweegt de rechtbank dat de aard en de ernst van de normschending in deze zaak met zich meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer 3] zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Er is sprake van een gewapende overval die plaatsvond in de nacht, waarbij vier gemaskerde mannen de woning van [slachtoffer 3] zijn binnengedrongen. Bij deze overval is fors geweld uitgeoefend op [slachtoffer 2] , de partner van de [slachtoffer 3] , en zijn er twee schoten in zijn richting gelost. Ook [slachtoffer 3] is met het vuurwapen bedreigd. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat [slachtoffer 3] nog altijd last heeft van wat haar is overkomen. Zij ondervindt gevoelens van angst en onveiligheid, heeft haar huis verkocht en is vanwege aanhoudende psychische klachten naar haar huisarts gegaan. Zij heeft vanwege PTSS-klachten twee EMDR-sessies ondergaan. Omdat dit haar niet hielp heeft zij zich gewend tot een psycholoog, waar zij een jaar lang maandelijks gesprekken heeft gevoerd.
De rechtbank komt gelet op de aard en ernst van de woningoverval, de onderbouwing van de vordering, alsmede de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,00 billijk voor.
De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
Toegewezen bedragDit betekent dat de gevorderde schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag van algehele voldoening.
HoofdelijkheidDaarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
ProceskostenDaarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
SchadevergoedingsmaatregelDe rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met geweld en bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder het primair tweede cumulatief/alternatief ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het onder 5 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
45 (vijfenveertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 15.510,23(zegge: vijftienduizend vijfhonderd tien euro en drieëntwintig eurocent), bestaande uit € 5.510,23 als vergoeding voor de materiële schade en € 10.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente:
- over een bedrag van € 13.120,00 vanaf 8 augustus 2020,
- over een bedrag van € 970,25 vanaf 11 november 2020,
- over een bedrag van € 113,00 vanaf 2 november 2021,
- over een bedrag van € 1.306,98 vanaf 1 december 2021,
tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 15.510,23(zegge: vijftienduizend vijfhonderd tien euro en drieëntwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 112 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hiervoor genoemde aanvangsdatum tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,00(zegge: vijfduizend euro), bestaande uit vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een (van de) medeverdachte(n) is betaald, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Legt de verdachte als
schadevergoedingsmaatregelten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,00(zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mr. L. Boonstra en mr. A. Buiskool, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.S. Rietdijk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 mei 2024.
Bijlage 1 – De tenlastelegging
hij op of omstreeks 8 augustus 2020 te De Goorn, gemeente Koggenland (omstreeks 03:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een envelop (met daarin een geldbedrag ter hoogte van 3000,- euro) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of een of meerdere sleutel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een of meerdere (vuur)wapens en/of breekijzer(s) ter hand te nemen en/of
- meermalen (met een breekijzer, althans een voorwerp) op/tegen het lichaam en/of op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- meermalen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (meermalen) (met een vuurwapen) op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te schieten en/of
- die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp op/tegen haar hoofd te drukken en/of te houden en/of
- (daarbij) dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp in/tegen de rug van die [slachtoffer 3] te duwen en/of
- die [slachtoffer 3] te dwingen mee te lopen
en/of
hij op of omstreeks 8 augustus 2020 te De Goorn, gemeente Koggenland (omstreeks 03:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een envelop (met daarin een geldbedrag ter hoogte van 3000,- euro) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of een of meerdere sleutel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) door
- een of meerdere (vuur)wapens en/of breekijzer(s) ter hand te nemen en/of
- meermalen (met een breekijzer, althans een voorwerp) op/tegen het lichaam en/of op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- meermalen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (meermalen) (met een vuurwapen) op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te schieten en/of
- die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp op/tegen haar hoofd te drukken en/of te houden en/of
- (daarbij) dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp in/tegen de rug van die [slachtoffer 3] te duwen en/of
- die [slachtoffer 3] te dwingen mee te lopen
Subsidiair[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of nog onbekend gebleven personen op of omstreeks 8 augustus 2020 te De Goorn, gemeente Koggenland (omstreeks 03:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een envelop (met een geldbedrag ter hoogte van 3000,- euro) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of een of meerdere sleutel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een of meerdere (vuur)wapens en/of breekijzer(s) ter hand te nemen en/of
- meermalen (met een breekijzer, althans een voorwerp) op/tegen het lichaam en/of op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- meermalen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (meermalen) (met een vuurwapen) op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te schieten en/of
- die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp op/tegen haar hoofd te drukken en/of te houden en/of
- (daarbij) dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp in/tegen de rug van die [slachtoffer 3] te duwen en/of
- die [slachtoffer 3] te dwingen mee te lopen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 augustus 2020 te De Goorn, gemeente Koggenland, althans in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of de (vlucht)auto te besturen
en/of
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] en/of nog onbekend gebleven personen op of omstreeks 8 augustus 2020 te De Goorn, gemeente Koggenland (omstreeks 03:00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd) (in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een envelop (met een geldbedrag ter hoogte van 3000,- euro) en/of een of meerdere telefoon(s) en/of een of meerdere sleutel(s), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) door
- een of meerdere (vuur)wapens en/of breekijzer(s) ter hand te nemen en/of
- meermalen (met een breekijzer, althans een voorwerp) op/tegen het lichaam en/of op het hoofd van die [slachtoffer 2] te slaan en/of
- meermalen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] te schoppen en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 2] dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (meermalen) (met een vuurwapen) op en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te schieten en/of
- die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp op/tegen haar hoofd te drukken en/of te houden en/of
- (daarbij) dreigend de woorden “geld, geld, geld” toe te voegen en/of
- (vervolgens) een vuurwapen, althans een voorwerp in/tegen de rug van die [slachtoffer 3] te duwen en/of
- die [slachtoffer 3] te dwingen mee te lopen
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 8 augustus 2020 te De Goorn, gemeente Koggenland, althans in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op de uitkijk te staan en/of de (vlucht)auto te besturen.
Bijlage 2 - De bewijsmiddelen
(…)

Voetnoten

1.vgl. HR 9 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:3.
2.Vgl. HR 6 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:306.