Uitspraak
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 15 april 2024 in de zaak tussen
[bedrijf 1] ., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres,
de inspecteur van de Douane, kantoor Arnhem, verweerder.
Inleiding
Feiten
Eiseres exploiteert een groothandel in [producten]
Geschil
In geschil is of verweerder voor de vijf aangiften die zijn gedaan in de periode van 9 maart 2017 tot en met 27 maart 2018 terecht de verlengde verjaringstermijn van vijf jaar heeft toegepast. De indeling is niet in geschil.
Subsidiair betoogt eiseres dat het toepassen van de verlengde verjaringstermijn in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De verlengde verjaringstermijn is na 1 mei 2016 regelmatig besproken in het ODB. In eerste instantie was door verweerder gecommuniceerd dat het beleid van het Communautair douanewetboek zou worden gecontinueerd onder het Douanewetboek van de Unie (hierna: DWU). Tijdens het overleg van 23 september 2020 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat bij een structurele fout de controle verplicht moet worden uitgebreid naar vijf jaar terug en dat als er sprake is van een oogmerk de controle maximaal terug gaat tot 1 mei 2016. Eiseres is op het moment van invoer uitgegaan van de toen geldende informatie. De handelingen van de Douane voldoen niet aan de voorwaarde van het Unierechtelijke rechtszekerheidsbeginsel dat rechtssituaties en –betrekkingen voorzienbaar zijn. De regels waren niet voldoende kenbaar en duidelijk.
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 219; en
- draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden tot een bedrag van € 360.
mr. C. Maas, leden, in aanwezigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 april 2024.