ECLI:NL:RBNHO:2024:4485

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
2 mei 2024
Zaaknummer
10967252 \ AO VERZ 24-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. van Rijnen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van werknemer met betrekking tot ongewenste aanrakingen

In deze zaak verzoekt Abacus Medicine B.V. om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer [verweerder] wegens verwijtbaar handelen. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen, oordelend dat er een redelijke grond voor ontbinding aanwezig is, te weten verwijtbaar handelen van de werknemer. De zaak draait om ongewenste aanrakingen door [verweerder] tijdens een vrijdagmiddagborrel, waarbij meerdere vrouwelijke collega's zich onprettig voelden door zijn gedrag. Ondanks eerdere waarschuwingen van collega's over zijn gedrag, heeft [verweerder] dit gedrag voortgezet. De kantonrechter oordeelt dat het opzegverbod wegens ziekte van [verweerder] niet in de weg staat aan de ontbinding, omdat de feiten die aan het verzoek ten grondslag liggen, losstaan van de omstandigheden van de ziekte. De kantonrechter concludeert dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld en dat herplaatsing niet mogelijk is. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden per 1 juli 2024, met toekenning van een transitievergoeding van € 1.065,00 bruto aan [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./repnr.: 10967252 \ AO VERZ 24-15
Uitspraakdatum: 2 mei 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
Abacus Medicine B.V.
gevestigd te Alkmaar
verzoekende partij
verder te noemen: Abacus
gemachtigde: mr. C.M.M. van Liere
tegen
[verweerder]
wonende te Heerhugowaard
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. J.G. Burgers
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een werkgever om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Naar het oordeel van de kantonrechter is er namelijk een redelijke grond voor ontbinding, te weten verwijtbaar handelen. Het opzegverbod wegens ziekte staat niet aan ontbinding in de weg, omdat er geen verband is tussen de ontbinding en de ziekte van de werknemer.

1.De procedure

1.1.
Abacus heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 4 april 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Abacus is verschenen bij de [Directeur] met haar gemachtigde en [verweerder] is verschenen met zijn gemachtigde. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Partijen hebben ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
[verweerder] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 september 2023 in dienst bij Abacus op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van een jaar. De functie van [verweerder] is IHP Supervisor. In deze functie stuurt [verweerder] een team van drie mensen aan. Het salaris van [verweerder] is € 3.550,00 bruto exclusief 8 % vakantietoeslag.
2.2.
In oktober 2023 heeft zowel de heer [naam 1] als de heer [naam 2] van Abacus met [verweerder] gesproken over handtastelijkheden van [verweerder] .
2.3.
Abacus heeft op 28 november 2023 een brief ontvangen van een medewerkster (hierna klaagster) waarin zij een formele klacht indient over [verweerder] over een voorval op 24 november 2023:
“ [verweerder] en ik waren op 24/11/2023 beide aanwezig op de Freitagbar. In de loop van de avond is [verweerder] naast mij komen zitten en heeft hij mij een zeer oncomfortabel gevoel bezorgd door te dicht in mijn persoonlijke ruimte te treden. Daarnaast heeft hij mij meerdere malen ongewenst aangeraakt, specifiek op mijn dij/bovenbeen en tegen mijn bil.”
2.4.
Voordat klaagster bij Abacus een klacht had ingediend, heeft zij eveneens op 28 november 2023 [verweerder] aangesproken over de ongewenste aanrakingen.
2.5.
Abacus heeft [verweerder] per brief van 28 november 2023 geïnformeerd over de klacht en aan hem laten weten dat een intern onderzoek is gestart en [verweerder] gedurende deze periode is geschorst met behoud van loon.
2.6.
In het kader van het interne onderzoek heeft Abacus gesprekken gevoerd met [verweerder] , klaagster, twee vrouwelijke medewerkers (omdat hun voornaam terugkomt in de verschillende verklaringen, worden zij hierna bij hun voornaam genoemd) en [naam 2] , voornoemd. Daarvan zijn verslagen gemaakt. Het volgende is, voor zover van belang, vastgelegd in de verslagen:
Klaagster ( [naam 3] ):“ [verweerder] kwam bij onze tafel met [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] , en eventjes [naam 9] (die kwam later) samen kletsen en lachen. Beetje grapjes gemaakt over het eten, hij pakt een stoel en zit tegenover mij en [naam 6] . Daarna ging ik naar buiten even om te roken en toen ik terug kwam ging weer op de bank zitten. Hij zette de stoel waarop hij zat en vroeg aan de meiden of hij ernaast kon zitten op de bank, of we konden inschuiven. Ik was met iedereen in gesprek. [verweerder] kwam naast mij en ik voelde zijn hand op mijn been en ik zei met een beetje luchtig grapje ‘niet aanraken’ ik weet niet of hij mij hoorde. Hij legde een paar keer zijn hand op mijn been, verschillende plekken en ik schoof naar [naam 4] , hij schoof dichter bij mij. Op dat moment dacht ik dat niemand dat gezien had, want we zaten aan een tafel. Ik voelde me niet goed, maar dacht wel dat anderen het gezien hadden en ik zou me schamen of mensen het gezien hadden. Hij zat ongeveer een uurtje bij ons. Ik stuurde een bericht naar mijn man dat ik naar huis wilde, ik voelde me ongemakkelijk. Toen ik wilde gaan stond ik op, mijn man was aangekomen. Ik stond op en ik voelde zijn hand langs mijn achterbeen naar boven gaan richting mijn billen en hij raakte mijn billen aan. Ik zei niks op dat moment, ik wilde weg.(…)In september kwam [naam 10] naar mij toe nadat zij op het feestje was geweest dat [verweerder] zijn hand meerdere keren op haar zij had gelegd te lang en dat ik maar moet oppassen. Zij zaten samen op een boot. (…)”
[verweerder] :“Naar mijn inzicht was het heel gezellig, er was een wijntje en een hapje. Ik stond bij [naam 11] bij de statafel. [naam 3] keek al een paar keer naar mij en vroeg of ik bij haar kwam zitten. We waren aan het dollen en grappen over hoeveelheid wijn tegenover de hoeveelheid eten. We waren aan het lachen. Enige wat ik kan bedenken dat ik lachend een hand op haar been legde. En zij deed dat ook bij mij op mijn schouder. Toen ze wegging wou ik haar nog aantikken om eetsmakelijk te wensen omdat we grapten over dat ze vast nog honger zou hebben. Er zijn geen opmerkingen of dingen gezegd die seksueel van aard waren. Alleen grappen en grollen en daar ben ik 100 procent van overtuigd. Ik ben juist erg respectvol tegenover andere mensen. Ik merk wel dat ik snel bij iemand een hand op iemands schouder leg, dat doe ik ook bij [naam 11] . Gewoon een schouderklopje. Die jongen die in bandje speelt, wij geven ook schouderklopjes aan elkaar. Dat ligt in mijn aard maar ik heb geen andere intenties.(…)Ik zat tussen 2 banken in en er zat een stoel tussen de banken. Ik zat met mijn rug naar hen toe in het midden. Dus ik vroeg aan [naam 3] of ze op wou schuiven om erbij te komen zitten. Ik wilde meer in het geheel zitten en niet met mijn rug naar mensen toe. Er zat plek op de bank dus ik vroeg aan [naam 3] of ik erbij kon zitten. Ik heb misschien hooguit 2 keer mijn hand op haar been gelegd. Heel kort. Zij ook op mijn schouder. Maar niet met enige intentie erachter. Ik probeer een betere connectie met [naam 3] te krijgen omdat er al issues zijn op de afdeling, die er al waren voordat ik er was. Ik probeer er een team van te maken. [naam 3] wil dat niet en [naam 12] (NH: vorige Supervisor, nu op andere afdeling) speelt daar ook een rol in. Zij willen het gewoon met z’n tweeën draaiende houden. Ik word niet geaccepteerd in mijn veranderingen die ik teweeg wil brengen. (…)Toen ze wegging: fijn weekend, eetsmakelijk. Ik wilde haar aantikken omdat ze me niet hoorde. De rug was mijn intentie van aantikken. Maar 100 procent niet haar kont. Ik tikte op haar rug, misschien op onderrug maar niet op bovenbeen of achterzijde. Ik ben ervan overtuigd van niet, nee.”
[naam 4] :“ [verweerder] kwam naast [naam 3] zitten en ik zag te vaak dat hij over haar been wreef. Ik zat naast [naam 3] aan de andere kant. [verweerder] zat eerder op een stoel en hij besloot op een gegeven moment dat hij naast [naam 3] op de bank wilde zitten. Hij was steeds over haar benen aan het wrijven. Ik hield niet bij hoe vaak maar het viel op, en dat hoefde hij totaal niet te doen. Überhaupt niet. Het was de druppel dat toen ze opstond dat hij vlak onder haar kont zijn hand legde. We wisten niet zo goed wat we moesten doen. Ik zag het duidelijk, het viel niet te verzinnen, het was overduidelijk. Het was een kleine aanraking. Daarvoor al dat wrijven over haar been vond ik al totaal ongepast en ongemakkelijk en als ik me al ongemakkelijk voelde dan hoe zou dat voor haar voelen. [naam 3] zag ik en leek ontdaan, ze ging zich omkleden. Meerdere mensen hebben het vast gezien aan de tafel, misschien niet diegenen die aan de overkant zaten. Ik vond ook dat hij bij meerdere vrouwen zijn handen te lang op hen hield. [naam 6] bijvoorbeeld, bij haar deed hij dat ook te veel. We zijn niet zo close met elkaar dat dat kan, dat maakt het nog gekker. Dat viel mij op, waar ben je mee bezig dacht ik. Zoveel drank was er niet in het spel, we waren twee wijntjes verder. Ik werd er heel ongemakkelijk van. [naam 3] is toen naar huis gegaan en [naam 5] en ik hebben daar thuis uitvoerig over gesproken.”[naam 5] :“ [naam 8] was even weg en toen is hij gaan zitten op de bank naast [naam 3] . Het viel me op dat hij dicht in haar aura kwam de hele tijd, hij raakte haar been vaak aan en wreef er overheen. Ik werd daar ongemakkelijk van en vond dat een te intiem gebaar en zag aan [naam 3] lichaamstaal dat zij zich ook ongemakkelijk voelde. Na een tijdje ging [naam 3] naar huis en [verweerder] gaf haar een paar klapjes tegen haar kont, randje tussen haar kont en haar been. Alsof je dus iemand op je rug zou kloppen.(…)Gehoord dat hij eerder bij [naam 10] (NH: collega) dat hij te dichtbij zat of over haar been wreef toen ze kartonnen aan het vouwen was. En ook van [naam 6] (NL: collega) gehoord dat zij zich onprettig voelde en gezien dat hij over haar rug aan het wrijven was. Ben wel voorzichtig er wat over te zeggen, weet niet precies wat de omstandigheden waren.”
[naam 2] :“Ze(aanvulling kantonrechter: [naam 4] )kwam bij me met het verhaal dat ze met [naam 3] gesproken had en dat ze had gezien dat [verweerder] aan [naam 3] had gezeten. Ik herinner me niet actief wat er precies gezegd was, maar een tik op de kont gezien bij [naam 3] denk ik. Ik heb daarna [naam 3] gesproken en ze heeft haar verhaal gedaan. [verweerder] had aan haar been gezeten toen ze naast elkaar zaten en toen ze naar huis wilde heeft hij aan haar billen gezeten met een paar tikjes. Daar raakte ze verstijfd van, wist niet hoe ze moet reageren. Ze werd er wel boos van, zeker omdat er ook mensen bij zaten en ze wilde niet dat mensen dachten dat ze dat okay vond, want ze is getrouwd. Ze vertelde dat [verweerder] ook aan Karola zou hebben gezeten. Toen kwam het verhaal dat [naam 10] [naam 3] al bij het bootfeest in september gewaarschuwd had dat [verweerder] heel amicaal is. Haar gemoedstoestand was rustig toen ze dinsdag bij me was, maar tegen emotionele aan. (…)Er is ook tijdens mijn afwezigheid (ik was in het buitenland) via [naam 12] (NH: werkte voorheen als Supervisor bij inhouse printing) bij [naam 11] terecht gekomen dat de meiden, waaronder [naam 13] uit dit team, het lastig vonden dat [verweerder] zo intens is en amicaal en de grenzen misschien niet goed ziet. [naam 11] heeft toen met [verweerder] gesproken, ze kennen elkaar van hun vorige werk en dacht dat hij dat wel met hem informeel kon bespreken. Bij mijn terugkomst heb ik ook met [verweerder] hierover gesproken en gezegd dat het voor mij afgedaan is na deze bespreking, dat het wenselijk is dat hij meer afstand bewaard en respecteert wat gevraagd wordt. Hij zei dat te begrijpen en ik zal er meer op letten.(…)als ik het professioneel bekijk zie ik hem niet terugkomen in het team, de verhouding die hij heeft als leidinggevende met zijn direct reports is dusdanig verstoord dat ik niet zie hoe wij als werkgever een situatie kunnen creëren waarin meerdere medewerkers zich veilig voelen en prettig kunnen samenwerken. Dat [verweerder] het ook echt begrijpt zie ik niet voor me. De werkverhouding zie ik niet voor me dat we het zo krijgen dat die meiden voor hem willen werken. We zijn zo klein en je bent continue in contact met mensen die een klacht hebben ingediend en een mening hebben over je, het is heel moeilijk. We hebben geen andere plekken waarop je dat contact niet hebt.”
2.7.
Abacus heeft per brief van 5 december 2023 aan [verweerder] laten weten dat het interne onderzoek aanleiding gaf het onderzoek voort te zetten bij een externe klachtencommissie. Ook heeft Abacus een beëindigingsvoorstel gedaan. Daarop is [verweerder] niet ingegaan.
2.8.
Abacus heeft op 15 december 2023 [verweerder] geïnformeerd over de doorverwijzing van de klacht naar de externe klachtencommissie.
2.9.
[verweerder] heeft zich op 15 december 2023 ziek gemeld.
2.10.
De klachtencommissie heeft vanaf 28 december 2023 een onderzoek gedaan naar de klacht. Deze commissie bestaat uit een vertegenwoordiger vanuit de werknemers, een interne HR-medewerker en een onafhankelijk extern persoon met een juridische achtergrond. Van de gesprekken die de klachtencommissie heeft gevoerd zijn verslagen gemaakt:
[naam 1](voornoemd en in de hiervoor en hierna geciteerde verslagen ook bij zijn voornaam [naam 11] genoemd) heeft in een gesprek met de klachtencommissie op de vraag of hij dacht dat hij in het gesprek met [verweerder] duidelijk was overgekomen geantwoord:
“Hij zocht het meer in die hoek van af en toe als je praat dat je dan aanraakt. Ik ben er wel duidelijk over geweest in dat gesprek tegen [verweerder] . ‘Let erop voordat het echt een ding wordt.’ Ook gepraat van het is niet meer zoals 20 jaar terug, dat waren andere tijden. Het kan hem niet ontgaan zijn; hij erkende het ook: ‘ik zal erop letten’.”Ook heeft [naam 1] verklaard:
Ik ben ervan overtuigd dat er geen vervelende bedoeling van hem was.”[naam 2] :“Ik heb aangegeven dat mensen het niet prettig vinden als je je zo gedraagt. De klacht was dat hij in de aura was van mensen voor langer dan nodig. Mensen ervaren dat als niet prettig, ook al is dat zo niet bedoeld. (…)Ik heb het daar eerder over gehad ja. Meiden hebben het er met [naam 12] over gehad en die is toen naar [naam 11] gegaan. In het gesprek met [naam 3] gaf ze wel aan dat hij vaak dicht in de buurt was. Ik zei ik doe ook af en toe hand op schouder maar zij zei ja maar dat is kort. Het is niet zo lang en vaak. [verweerder] maakte er een gewoonte van om dat langer te doen en zoals zij aangaf had zij het er al vaker met hem besproken en hij zou veranderen maar dat gebeurde niet.(…)Het is meerdere momenten met [verweerder] besproken. Hij heeft ook in die gesprekken erkend dat hij daarop moet letten en dat anders moet doen. Het onhandige is dat ik het niet op papier heb. Hij bevestigde naar mij en later zei [naam 3] ook dat hij excuses had gemaakt voor wat hij heeft gedaan, ook op de vrijdagbar.(…)Van wat ik weet, hoorde ik later van [naam 14] dat zij 1 of misschien wel 2 keer met hem heeft gesproken over dat die meiden het niet okay vinden. Dat heb ik in de loop van de periode nog gehoord dus hij is niet alleen door [naam 11] en mij erover aangesproken. Van horen zeggen hebben [naam 13] en [naam 14] hem aangesproken.Best een waslijst van mensen die met hem gesproken hebben dat ze het als niet prettig ervaren. Ik denk dat hij voor een groot gedeelte geen kwaad in de zin had maar als iemand het aangeeft dat je er wel rekening mee houdt.”
2.11.
De klachtencommissie heeft op 9 februari 2024 de klacht van seksueel grensoverschrijdend gedrag deels gegrond verklaard en geadviseerd [verweerder] niet te laten terugkeren in de onderneming:
“Het is voldoende duidelijk dat Beklaagde herhaald te kennen is gegeven dat zijn aanrakingen – welke Beklaagde als amicaal en collegiaal ziet – door collega’s (waaronder Klager) als niet gewenst werden ervaren en Beklaagde hierop is aangesproken. Beklaagde is verzocht hiermee te stoppen en zich rekenschap te geven van zijn houding en gedrag. Niet alleen door collega’s zelf maar ook namens Abacus. Hierbij is voor de Klachtencommissie relevant dat Beklaagde zichzelf in een positie heeft gebracht door dicht naast een collega op de bank aan te schuiven, wetende van zijn ‘amicale houding’. De klachtencommissie is van mening dat terugkeer van Beklaagde binnen Abacus niet raadzaam is. Dat de setting van een vrijdagmiddag borrel losser zou zijn, is voor de Klachtencommissie niet relevant. Het deel van de klacht dat ziet op ongewenste aanrakingen over het been wordt gegrond gezien. Over het deel van de klacht dat ziet op aanraking van Beklaagde over de billen van Klager, kan de Klachtencommissie de gegrondheid niet bevestigen noch ontkrachten.”
2.12.
Op 14 februari 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Abacus en [verweerder] . In dat gesprek heeft Abacus laten weten dat zij het gedrag van [verweerder] niet tolereert, dat zij zorg heeft te dragen voor een veilige werkplek voor haar werknemers en dat zij het advies van de klachtencommissie wil volgen. Ook heeft Abacus een nieuw beëindigingsvoorstel gedaan.
2.13.
[verweerder] heeft op 14 februari 2024 via zijn gemachtigde verzocht om een mediationtraject. Dat verzoek is door Abacus afgewezen.

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
Abacus verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden vanwege – kort gezegd – verwijtbaar handelen (e-grond), subsidiair een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair op grond van een combinatie van de hiervoor genoemde ontslaggronden (i-grond). Abacus heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd – kort weergegeven – dat [verweerder] in oktober 2023 door [naam 1] en [naam 2] is aangesproken op zijn gedrag (te dichtbij komen en handtastelijk) waardoor een aantal collega’s zich in de nabijheid van [verweerder] niet prettig voelden. Daarna is door een ondergeschikte van [verweerder] een formele klacht tegen [verweerder] ingediend. [verweerder] heeft meermaals ongevraagd en zonder
consentde benen van klaagster aangeraakt. Onnodig aanraken wordt als seksuele intimidatie gezien. Het seksueel grensoverschrijdend gedrag van [verweerder] staat daarmee vast en dat is ontoelaatbaar. Dat was voor [verweerder] bekend, omdat hij eerder op zijn gedrag is aangesproken. [verweerder] heeft als supervisor een voorbeeldfunctie en moet zich onthouden van dit soort onwenselijk gedrag. Daarbij is voor de betrokken medewerker sprake van een afhankelijkheidsrelatie, aangezien hij leiding aan haar geeft. Dit levert ernstig verwijtbaar handelen op. Ook is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding; ondanks dat [verweerder] erop is aangesproken heeft hij het ongewenst aanraken voortgezet. Een groot aantal collega’s en het management ziet een samenwerking met [verweerder] niet meer zitten.
3.2.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en voert aan dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen, omdat sprake is van een opzegverbod wegens ziekte. Subsidiair is [verweerder] van mening dat de aangevoerde feiten en juridische gronden het verzoek van Abacus niet kunnen dragen. [verweerder] herkent zich niet in de verwijten. Eerder heeft [verweerder] een hand op de schouder van een zwangere collega gelegd en gevraagd “gaat het een beetje”. [verweerder] betwist dat vervolgens een formeel gesprek heeft plaatsgevonden met [naam 1] en [naam 2] over vermeend ongewenst gedrag. [naam 2] heeft in een gesprek gezegd dat [verweerder] in zijn ogen niets verkeerd had gedaan en [verweerder] heeft gezegd dat hij rekening zou houden met eventuele gevoeligheden. Over wat tijdens de vrijdagmiddagborrel is gebeurd heeft [verweerder] een andere visie. De maandag daarop was de sfeer normaal en op dinsdag heeft klaagster gezegd dat ze het niet prettig vond dat hij aan haar been had gezeten. [verweerder] heeft daarop gereageerd en dacht dat het was opgelost.
3.3.
Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] bij wijze van tegenverzoek om Abacus te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding.

4.De beoordelinghet verzoek

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [1] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [2] Verder mag geen sprake zijn van een opzegverbod. [3] Opzegverbod tijdens ziekte
4.3.
De kantonrechter stelt vast dat sprake is van een opzegverbod, omdat [verweerder] sinds 15 december 2023 ziek is. [4] Het verzoek tot ontbinding is ingediend na de ziekmelding. Dat betekent dat het opzegverbod tijdens ziekte van toepassing is. Het verzoek kan daarom in beginsel niet worden toegewezen.
4.4.
Ondanks dat er een opzegverbod tijdens ziekte geldt, is er ruimte voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst als er geen verband is tussen het ontbindingsverzoek en de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. [5] Alleen als de omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag zijn gelegd zich laten abstraheren van de omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft, en die omstandigheden op zichzelf voldoende zijn voor een voldragen ontslaggrond, is voldaan aan de wettelijke voorwaarde dat er ‘geen verband’ is. [6] Beoordeeld moet daarom worden of de feiten en omstandigheden die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag liggen (ook) een redelijke grond voor ontbinding vormen wanneer de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] wordt weggedacht. De kantonrechter ziet zich daarom voor de vraag gesteld of, de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] weggedacht, sprake is van een voldragen ontslaggrond.
Ook verwijtbaar handelen van [verweerder] als arbeidsongeschiktheid wordt weggedacht
4.5.
Voor ontbinding wegens verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer is vereist dat dit handelen of nalaten van de werknemer zodanig is dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Het moet de werknemer van tevoren ook duidelijk zijn geweest wat wel of niet door de werkgever als toelaatbaar wordt gezien. [7]
4.6.
Met de onder de feiten geciteerde verklaringen heeft Abacus voldoende onderbouwd dat verschillende vrouwelijke collega’s de aanrakingen van [verweerder] en het te dichtbij komen van [verweerder] als onprettig ervaarden. Vastgesteld kan worden dat in ieder geval [naam 1] en [naam 2] van Abacus daarover in oktober 2023 met [verweerder] hebben gesproken. Tegen [verweerder] is gezegd dat hij meer afstand moet bewaren en [verweerder] heeft gezegd dat hij daarop zou letten. In het midden kan blijven om welke vrouwelijke collega het ging. Ook kan in het midden blijven of [verweerder] daarnaast door andere collega’s dan [naam 2] en [naam 1] is aangesproken, zoals gesteld door Abacus en terugkomt in verschillende verklaringen maar wordt betwist door [verweerder] . Met [verweerder] is dit in ieder geval twee keer besproken. Dus ook als [verweerder] zelf het probleem niet ziet, volgens hem is hij amicaal en wilde hij juist een betere connectie binnen het team krijgen, was hij gewaarschuwd om afstand te houden. Verder kan worden vastgesteld dat [verweerder] op 24 november 2023, een maand later, tijdens een vrijdagmiddagborrel naast klaagster op een bankje is gaan zitten en haar been in ieder geval twee keer heeft aangeraakt. Volgens [verweerder] heeft hij hooguit tegen het been van klaagster geduwd en volgens klaagster heeft [verweerder] bij herhaling over haar bovenbeen gewreven. Deze weergave van klaagster dat de aanrakingen meer omvatten dan alleen twee keer aantikken van haar bovenbeen wordt ondersteund door de verklaringen van twee collega’s. Dat [naam 1] heeft verklaard dat hij het niet heeft gezien, ondersteund niet de verklaring van [verweerder] , aangezien [naam 1] ergens anders stond.
4.7.
[verweerder] heeft geen verklaring voor de andersluidende verklaringen anders dan dat hij binnen het team niet werd geaccepteerd als leidinggevende. Dat er enige weerstand was tegen het door [verweerder] gevoerde beleid of sprake was van samenwerkingsproblemen, is niet nader geconcretiseerd en een onvoldoende onderbouwing om aan de betrouwbaarheid van de ingebrachte verklaringen te twijfelen. Dat geldt ook voor het standpunt van [verweerder] dat het aanvankelijk leek dat klaagster genoegen nam met de reactie van [verweerder] maar later een klacht heeft ingediend. [verweerder] heeft dit verder niet concreet onderbouwd. Daarbij heeft [verweerder] tijdens de zitting verklaard dat hij geen complot tegen hem ziet.
4.8.
Wat verder opvalt, is dat klaagster op een opmerking van [naam 2] dat hij ook af en toe een hand op een schouder legt heeft geantwoord dat dat klopt, maar dat dat kort en niet zo vaak is, terwijl [verweerder] er een gewoonte van maakte om dat langer te doen wat al vaker met hem was besproken. [8] Het lijkt erop dat [verweerder] de grenzen niet goed aanvoelt. Aan [verweerder] kan daarvan een verwijt worden gemaakt omdat dit met hem is besproken en hij kort daarna (een maand later) vlakbij klaagster gaat zitten en in ieder geval twee keer haar bovenbeen aanraakt en haar opnieuw aanraakt bij haar vertrek. Klaagster is een ondergeschikte van [verweerder] wat zijn handelen meer verwijtbaar maakt. Dat geen sprake was van seksuele bijbedoelingen doet daar niet aan af. Dat sprake was van een informelere setting is niet van belang. De verhoudingen of omgangsvormen binnen het team, waarvan hij leidinggevende was, waren daar immers niet naar en tegen [verweerder] is expliciet gezegd dat de aanrakingen als niet prettig werden ervaren. Desondanks is hij hier binnen zijn korte dienstverband in ieder geval twee keer op aangesproken.
4.9.
[verweerder] heeft aangevoerd dat het beleid over ongewenst gedrag binnen Abacus onduidelijk is, wat is weersproken door Abacus. Dit doet echter niet af aan de verwijtbaarheid van [verweerder] . [verweerder] is in ieder geval twee keer aangesproken over zijn omgangsvormen. Ook zonder dit beleid had hij moeten begrijpen dat zijn aanrakingen voor Abacus ontoelaatbaar zijn.
4.10.
De conclusie is dat [verweerder] verwijtbaar heeft gehandeld en ook als de arbeidsongeschiktheid van [verweerder] wordt weggedacht, sprake is van een voldragen ontslaggrond. Het verwijtbaar handelen van [verweerder] heeft plaatsgevonden voordat hij arbeidsongeschikt raakte en niet is gebleken dat dit handelen van [verweerder] verband houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft.
4.11.
Herplaatsing van [verweerder] is gelet op het voorgaande niet mogelijk en ligt niet in de rede.
Ontbinding arbeidsovereenkomst
4.12.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van [verweerder] zal worden toegewezen. De kantonrechter volgt Abacus echter niet in haar stelling dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] en dat ontbinding daarom zou moeten plaatsvinden zonder rekening te houden met een opzegtermijn. [9] Deze uitzondering heeft een beperkte reikwijdte en moet terughoudend worden toegepast. Uitsluitend in uitzonderlijke gevallen kan hiervan sprake zijn, waarin evident is dat het handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. [10] Abacus heeft onvoldoende grond of aanknopingspunten gegeven om te oordelen dat sprake is van dergelijk ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] . Bij dit oordeel wordt in aanmerking genomen dat [naam 2] en [naam 1] verklaren dat zij ervan uitgaan dat [verweerder] geen verkeerde intenties had.
4.13.
Het einde van de arbeidsovereenkomst zal daarom worden bepaald op 1 juli 2024. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure. [11] In de arbeidsovereenkomst is immers een tussentijds opzegbeding overeengekomen en is bepaald dat opzegging moet geschieden volgens de wettelijke regels. [12] Proceskosten en uitvoerbaarheid bij voorraad
4.14.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.
4.15.
De beschikking hoeft in dit geval niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard, omdat hoger beroep de tenuitvoerlegging van deze beschikking niet schorst. [13] het tegenverzoek
4.16.
Het verzoek om Abacus te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding kan worden toegewezen, omdat hiervoor is geoordeeld dat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] . Bij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2024 bedraagt de transitievergoeding, uitgaande van een bruto maandloon van € 3.834,00 inclusief 8 % vakantiegeld en een dienstverband van 10 maanden, € 1.065,00 [14] bruto.
4.17.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 juli 2024;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af;
het tegenverzoek
5.4.
veroordeelt Abacus om aan [verweerder] een transitievergoeding te betalen van € 1.065,00 bruto;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. van Rijnen op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:669 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 1 BW.
3.Artikel 7:671b lid 2 BW.
4.Artikel 7:670 lid 1 BW.
5.Artikel 7:671b lid 6 onderdeel a BW.
6.Zie Hoge Raad 14 april 2023 en de conclusie van de Advocaat-Generaal, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2023:559 (
7.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 28 mei 2021, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2021:781 (InvestInFuture II).
8.Zie de onder 2.10 van de feiten geciteerde verklaring van [naam 2] .
9.Artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW.
10.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 februari 2019, te vinden op www. rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2019:203 (Woondroomzorg).
11.Artikel 7:671b lid 9, onder a, BW.
12.Artikel 1.4 van de arbeidsovereenkomst.
13.Artikel 7:683 lid 1 BW.
14.(€ 38.340,00 / € 3.834,00) x ((1/3 x € 3.834,00)/12).