ECLI:NL:RBNHO:2024:428

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
22_1542
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid van eiseres voor haar functie in het kader van de Wet WIA en de praktische schatting van haar resterende verdiencapaciteit

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beoordeeld. Eiseres, werkzaam als medewerker bij de Gemeente Haarlem, heeft een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld. De rechtbank constateert dat er onduidelijkheid bestaat over de exacte aard en omvang van de werkzaamheden die eiseres feitelijk heeft verricht. Dit gebrek aan duidelijkheid leidt tot de conclusie dat verweerder niet zonder nader onderzoek kan vaststellen of de werkzaamheden in de functie van medewerker balie beperkt passend zijn voor eiseres, en of de verdiensten representatief zijn voor haar resterende verdiencapaciteit. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek te herstellen, met een termijn van zes weken voor het aanleveren van een aanvullende motivering of een nieuwe beslissing op bezwaar. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/1542

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. D.E. de Hoop),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L.A. Vromans),
en

de Gemeente Haarlem

derde-partij
(gemachtigde: drs. [naam 1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 4 mei 2021 waarin aan eiseres met ingang van 2 februari 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) is toegekend.
1.1.
Met het bestreden besluit van 11 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep, na schorsing op 12 juli 2023, op de zitting van 13 december 2023 behandeld. Eiseres is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is sinds 1 oktober 1987 bij derde-partij werkzaam geweest als medewerker [functie] bij het Klant Contact Centrum (KCC) van derde-partij, voor 24 uur per week.
3. Op 5 februari 2019 heeft zij zich ziek gemeld voor deze functie.
4. Op 14 december 2020 bericht de bedrijfsarts, onder meer, als volgt:
“Opbouw van uren is geleidelijk aan gegaan naar 24 uur wat ze bereikt heeft op 24 oktober 2020. Mevrouw werkt echter nog niet volledig haar eigen werk, doordat ze een deel (…) verricht.
Van belang is dat mevrouw volledig het eigen werk invult en deze taken voldoende aan moet kunnen. Dit is nog niet bereikt.”
5. Op 15 november 2020 heeft eiseres een uitkering aangevraagd krachtens de Wet WIA.
6. In een evaluatie van 20 januari 2021, opgesteld door derde-partij, staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Aanwezig [naam 5] (medewerker Allround Balie + Host KCC)
[naam 5] is op 5 februari 2019 uitgevallen. [naam 5] zit momenteel in een re-integratietraject en na urenopbouw komt de takenopbouw. [naam 5] werkt inmiddels haar volledige uren waardoor we afgelopen periode hebben ingezet op taken uitbreiding. Afgelopen periode is [naam 5] ingewerkt op de taak overlijden (OVL).”
7. Als gevolg van einde wachttijd (op 1 februari 2021) heeft de verzekeringsarts eiseres op 25 februari 2021 gesproken en een functionele mogelijkhedenlijst (FML) vastgesteld, gedateerd 18 maart 2021. Daarin zijn beperkingen opgenomen. Daarnaast is een urenbeperking van 32 uur per week gesteld vanwege een doorlopende behandeling.
8. De arbeidsdeskundige heeft op 19 april 2021 en 3 mei 2021 met eiseres gesproken. In het rapport van 3 mei 2021 staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Uit het re-integratieverslag van de Gemeente Haarlem blijkt, dat de re-integratie-inspanningen langdurig nagenoeg volledig gericht zijn geweest op volledige hervatting van het eigen werk van allround baliemedewerker KCC. Er heeft een werkplekonderzoek plaatsgevonden, waarna diverse aanpassingen op de werkplek zijn aangebracht, waardoor de functiebelasting op fysiek vlak inmiddels volledig binnen de belastbaarheid van klant valt. Er is daarnaast sprake geweest van een geleidelijke opbouw in uren en taken om -
rekening houdend met de mentale belastbaarheid van klant - tot een volledig herstel te komen.
De bedrijfsarts stelt op 14 december 2020 een actueel oordeel op, waarin voor werkgever geheel onverwacht en anders dan voorheen blijvende beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren worden vastgesteld. De reeds ontstane twijfels over de duurzame inzetbaarheid van klant in haar eigen functie worden hiermee voor werkgever bevestigd, maar het ingezette re-integratietraject wordt desondanks ongewijzigd voortgezet. Inmiddels - ruim na het verstrijken van de wachttijd - voert klant al haar taken uit, maar blijft de duurzaamheid naar mening van werkgever ongewis.
De verzekeringsarts bevestigt de beperkingen in de mentale belastbaarheid van klant. De functiebelasting van het eigen werk in een volledige omvang van taken overschrijdt naar mijn oordeel deze belastbaarheid met name ten aanzien van het dragen van eindverantwoordelijkheid, waarmee het bereikte re-integratieresultaat passend noch duurzaam is.
Werkgever erkent, dat het beter was geweest om direct na afgifte van het actueel oordeel in december 2020 het re-integratiedoel te wijzigen en het werk voor klant aan te passen conform de vastgestelde beperkingen.
Om de kans op een duurzame inzetbaarheid te vergroten, biedt werkgever aan om klant voor haar volledige urenomvang structureel te plaatsen in de functie van medewerker balie beperkt tegen de voor deze functie gebruikelijke arbeidsvoorwaarden, namelijk 1 salarisschaal lager dan in het eigen werk. Haar functie blijft dan vergelijkbaar met de huidige inzet, maar haar verantwoordelijkheden worden hiermee beperkt, waarmee de functie beter aansluit op de functionele mogelijkheden van klant. Hiermee is naar mijn oordeel alsnog een bevredigend en naar verwachting duurzaam re-integratieresultaat bereikt.
(…)

Arbeidsdeskundig persoonsprofiel

Klant is een thans 54-jarige vrouw met werkervaring als allround baliemedewerker burgerzaken en onderwijsassistent. Zij heeft de LEAO (administratie) afgerond.
Als gevolg van de vastgestelde beperkingen is zij aangewezen op licht fysiek en niet stresserend werk zonder eindverantwoording. Zij is voor 23,76 uur geplaatst in de passende functie van medewerker balie beperkt bij de Gemeente Haarlem. Gelet op de fysieke en mentale beperkingen van klant, vind ik het aannemelijk, dat zij hiermee voor nu maximaal is belast. Vanwege de urenbeperking, de combinatie van mentale en fysieke beperkingen (waaronder met name de beperking in het hand- en vingergebruik) heb ik geen theoretische voorbeelden kunnen vinden van algemeen gangbaar passend werk.
5. Beoordeling arbeidsmogelijkheden en vaststelling verdiencapaciteit
5.1.
Maatgevende arbeid
Mevrouw [naam 5] is niet geschikt voor de maatgevende arbeid.
Haar belastbaarheid ten opzichte van de belasting in de functie wordt overschreden op urenomvang, deadilnes, conflicthantering en het dragen van de eindverantwoording voor zelfstandig te nemen besluiten.
5.2.
Gerealiseerde arbeid
Mevrouw [naam 5] is vanaf heden werkzaam als medewerker balie beperkt voor 22,76 uur per week bij werkgever Gemeente Haarlem. Ik vind haar welgeschikt voor dit werk, omdat er sprake is van een beperktere verantwoordelijkheid en autonomie in de taakuitvoering.”
9. In een evaluatie van 13 april 2021, opgesteld door derde-partij, staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“Aanwezig [naam 5] (medewerker Allround Balie + Host KCC)
[naam 5] is op 5 februari 2019 uitgevallen. [naam 5] zit momenteel in een re-integratietraject en na urenopbouw komt de takenopbouw. [naam 5] werkt inmiddels haar volledige uren waardoor we afgelopen periode hebben ingezet op taken uitbreiding. Afgelopen periode is [naam 5] ingewerkt op de taak geboorte (GEB).”
10. De arbeidsdeskundige bezwaar & beroep heeft op 28 januari 2022 gerapporteerd. In het rapport staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“8 Beoordeling van de arbeidsmogelijkheden en vaststellen van de verdiencapaciteit
8.1
Maatgevende arbeid
Ik acht mevrouw [naam 5] niet geschikt voor de gecombineerde maatgevende arbeid. Mevrouw [naam 5] heeft een urenbeperking en kan dus niet voor 41,63 uur per week werken.
Mevrouw [naam 5] heeft tot de datum dat de arbeidsdeskundige SMZ rapporteerde haar eigen werk als allround baliemedewerker KCC gedaan voor haar volledige urenomvang van 22,76 uur per week.
Ik deel het standpunt van de arbeidsdeskundige SMZ dat het eigen werk als allround
baliemedewerker KCC niet passend is te achten voor mevrouw [naam 5] .De functie kent een grote verantwoordelijkheid omdat men daarin opereert als abs. De beslissingsbevoegdheid die onder andere naar voren komt in het ondertekenen van aktes, is een (grote) eindverantwoordelijkheid waarvoor mevrouw [naam 5] is beperkt. Ik kan mevrouw [naam 5] dan ook niet tegemoet komen in het argument dat de leidinggevende eindverantwoordelijk is. Ook het argument dat de werkzaamheden strak geprotocolleerd zijn, waardoor de kans op het maken van fouten geringer is, volg ik niet. Het dragen van verantwoordelijkheid kan niet worden verengd tot louter het risico op het maken van fouten. De eindverantwoordelijkheid in de functie allround baliemedewerker KCC blijkt uit de zelfstandige beslissingsbevoegdheid met rechtsgevolgen. Dat bij het werk protocollen gelden doet daar niets aan af.
Ook kent de functie een te grote belasting wat betreft het omgaan met conflicten. Conflicten komen meerdere malen per maand voor in het werk als allround baliemedewerker KCC, zo geven zowel de gemeente als mevrouw [naam 5] aan. Anders dan in de functie medewerker balie, heeft mevrouw [naam 5] in de functie allround baliemedewerker KCC geen mogelijkheid om terug te vallen op een backoffice. Weliswaar zijn er collega’s waarmee ze kan overleggen, maar die zullen zelf vaak ook in gesprek zijn, waardoor er niet altijd een mogelijkheid is om bij moeilijkheden hulp te krijgen. Daarbij wordt uit hoofde van de functie verwacht dat de allround baliemedewerker KCC deze problemen zelf het hoofd biedt. Dit in tegenstelling tot de functie medewerker balie, waar de backoffice juist is
ingericht om de medewerkers een terugvalmogelijkheid te bieden. Ik volg mevrouw [naam 5] dan ook niet in de stelling dat het hele team van allround baliemedewerkers KCC verantwoordelijk is bij problemen. Ook volg ik mevrouw [naam 5] niet in het argument dat het werk geen taken kent die aanleiding geven tot agressiviteit of conflicten. Mevrouw [naam 5] heeft immers bevestigd dat zich in het werk regelmatig conflicten voordoen. De gemeente geeft bovendien terecht aan dat een conflict meer omvat dan een situatie waarbij fysiek of verbaal geweld wordt gebruikt. Dat de beveiliging kan inspringen doet zich pas voor als de situatie escaleert en laat onverlet dat de allround baliemedewerker KCC met het conflict geconfronteerd wordt en geacht wordt dit in goede banen te leiden.
De functie allround baliemedewerker KCC overschrijdt de belastbaarheid van mevrouw [naam 5] wat betreft (grote) eindverantwoordelijkheid en conflicthantering.”

Standpunt eiseres

11. Eiseres stelt, kort gezegd, dat zij ten tijde van de beoordeling volledig werkzaam was in haar eigen werkzaamheden van medewerker Allround Balie + Host KCC. Verwezen wordt naar de twee evaluaties. Anders dan de arbeidsdeskundige (bezwaar & beroep) veronderstelt, was eiseres per einde wachttijd dus volledig werkzaam in haar eigen functie. Eiseres verzoekt het beroep gegrond te verklaren en te bepalen dat de eigen functie, te weten de functie van medewerker Allround Balie + Host KCC, past binnen de belastbaarheid van eiseres en derhalve passend is.

Standpunt verweerder

12. Verweerder handhaaft het eerder ingenomen standpunt en verwijst daarvoor naar de rapportages van de arbeidsdeskundige (bezwaar & beroep) en de later gegeven reacties.

Standpunt derde-partij

13. Derde-partij voert aan dat geprobeerd is eiseres maximaal te re-integreren, rekening houdend met haar belastbaarheid, maar door ziekte of gebrek is zij ongeschikt gebleken voor haar eigen werk. Ook in de werkzaamheden in de passende functie heeft de werkgever vastgesteld dat sprake is van een verlaagde productiviteit in haar inzet in het overeengekomen passend werk. Derde-partij ziet hierin het bewijs dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen werk. Derde-partij betwist dat uit genoemde evaluaties zou blijken dat eiseres volledig werkzaam was in haar eigen functie. Er is slechts een start gemaakt met de opbouw daarvan, met één taakuitbreiding per periode.

Beoordeling door de rechtbank

Verzekeringsgeneeskundig onderzoek
14. De rechtbank stelt vast, nadat daar ter zitting nog nadrukkelijk is gevraagd, dat het beroep zich niet richt tegen de uitkomsten van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de zorgvuldigheid daarvan, doch slechts gericht is tegen de uitkomsten van de arbeidsdeskundige rapportages.
Arbeidsdeskundig onderzoek
15. Uit de arbeidsdeskundige rapportages volgt dat voor het maatmaninkomen is uitgegaan van de samengestelde maatman, zoals eiseres deze laatstelijk heeft verricht vóór de ziekmelding in februari 2019. [1] De arbeidsdeskundige heeft niet op basis van een theoretische schatting, aan de hand van functies in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (CBBS), de restverdiencapaciteit kunnen vaststellen: vanwege de combinatie van mentale en fysieke beperkingen, alsmede vanwege de vastgestelde urenbeperking zijn onvoldoende functies geduid. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens de restverdiencapaciteit vastgesteld door uit te gaan van feitelijke verdiensten (praktische schatting). [2] Daartoe is overwogen dat eiseres ten tijde van de arbeidsdeskundige onderzoeken, voor 22,76 uur per week, bij derde-partij werkzaam was in de functie van medewerker Beperkt Balie (schaal 6). De arbeidsdeskundige (bezwaar en beroep) vinden haar geschikt voor dit werk, omdat er – kort gezegd - sprake is van een beperktere verantwoordelijkheid en autonomie in de taakuitvoering.
16. Deze conclusies worden gemotiveerd betwist door eiseres. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Maatstaf beoordeling
17. De rechtbank stelt voorop dat op grond van de Wet WIA en de daarop gebaseerde regelgeving het verzekeringsgeneeskundig en het arbeidskundig onderzoek, naar aanleiding van een WIA-aanvraag, volledig in handen ligt van verweerder. Dit betekent dat de resultaten van deze onderzoeken niet vallen onder de aanvraaggegevens, bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en dat verweerder in zoverre de bewijslast draagt. [3]
18. In geschil is of verweerder bij de bepaling van wat eiseres nog met arbeid kan verdienen mocht uitgaan van de feitelijke werkzaamheden. Door het verdienvermogen van eiseres op deze werkzaamheden en dit loon te baseren heeft verweerder artikel 9, aanhef en onder h en i, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten toegepast. Voor toepassing van deze artikelonderdelen – de praktische schatting – is van belang of de betreffende werkzaamheden passend kunnen worden geacht voor eiseres en, daarmee samenhangend, of de genoten verdiensten als representatief voor de resterende verdiencapaciteit kunnen worden aangemerkt. Bij dit laatste speelt ook de duurzaamheid van de arbeidsverrichting een rol. [4]
19. De Rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de door eiseres verrichte werkzaamheden passend voor haar waren en dat het salaris dat eiseres daarvoor ontving representatief was voor haar resterende verdiencapaciteit.
Onduidelijkheid over de door eiseres verrichte werkzaamheden
20. Uit de stukken volgt dat eiseres na einde wachttijd (1 februari 2021) en ruim daarna (tot 3 mei 2021) bezig is geweest met een geleidelijke opbouw in uren en taken om tot een volledig herstel te komen. De arbeidsdeskundige constateert dat eiseres ruim na het verstrijken van de wachttijd al haar taken uitvoerde. Uit de evaluaties lijkt echter te volgen dat het takenpakket slechts geleidelijk werd opgebouwd, wat lijkt te volgen uit de verwijzing naar de taak “overlijden“ (OVL) en de taak “geboorte”(GEB). De arbeidsdeskundige is voorts akkoord gegaan met het voorstel van derde-partij om eiseres te plaatsen – per 3 mei 2021 - in een andere minder belastende functie, maar onduidelijk blijft op grond van welke onderliggende stukken de arbeidsdeskundige tot die conclusie is gekomen. Een bronvermelding ontbreekt in het rapport. Gelet hierop en in het licht van de gemotiveerde stellingname van eiseres, is de door de arbeidsdeskundige getrokken conclusie dat sprake is van een – in theorie – beperkter takenpakket (in omvang en verantwoordelijkheid) onvoldoende om de conclusies te kunnen dragen. Dat geldt ook voor de conclusies van de arbeidsdeskundige in bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige in bezwaar en beroep weerlegt – uitgebreid - alle onderbouwde argumenten van eiseres in het rapport, maar onduidelijk blijft op grond waarvan. Ook hier ontbreekt een bronvermelding. Dit klemt temeer nu ook niet blijkt dat de arbeidsdeskundige (in bezwaar en beroep) zelf arbeidsdeskundig onderzoek heeft gedaan naar de feitelijke werkzaamheden die eiseres heeft uitgevoerd en per 3 mei 2021 zou gaan uitvoeren.
21. Voor de rechtbank is daardoor niet duidelijk geworden welke arbeid nu precies door eiseres feitelijk werd verricht, als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder h, van het Schattingsbesluit. Omdat over de exacte aard en omvang van de werkzaamheden van eiseres onduidelijkheid bestaat, had verweerder dan ook niet zonder nader onderzoek, zonder bronvermelding en zonder concreet inzicht te geven in de weging van de feiten, kunnen vaststellen of de werkzaamheden in de andere functie (medewerker balie beperkt) voor eiseres passend zijn en evenmin of de verdiensten daaruit representatief zijn voor haar resterende verdiencapaciteit. Het bestreden besluit is daarom niet zorgvuldig voorbereid en berust niet op een deugdelijke motivering.

Conclusie

22. Zoals hiervoor is overwogen onder punt 19 tot en met 21 is het bestreden besluit in strijd met de artikelen 3:3 en 7:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan, hetzij met een aanvullende motivering aangaande de praktische schatting, waarbij vorengaande overwegingen in acht worden genomen, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
23. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder onderzoek verrichten naar de arbeid die eiseres feitelijk heeft verricht als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder h, van het Schattingsbesluit en dit nader motiveren.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
24. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
25. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of zij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Vgl artikel 1 van de Wet WIA jo. artikel 6 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (SB).
2.Artikel 9, aanhef en onder h en i, van het SB.
3.CRvB 13 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:852.
4.CRvB 20 december 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4352.