ECLI:NL:RBNHO:2024:4079

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
10867847 \ AO VERZ 24-2
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen

In deze zaak verzoekt de verzoeker, een winkelmedewerkster, om toekenning van diverse vergoedingen wegens een volgens haar onterecht gegeven ontslag op staande voet door haar werkgever, een bedrijf gevestigd in [plaats 1]. De verzoeker heeft op 5 januari 2024 een verzoekschrift ingediend, waarna een zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024. De verzoeker stelt dat het ontslag op staande voet, dat op 13 november 2023 is gegeven, niet rechtsgeldig is omdat een ziekmelding geen dringende reden voor ontslag oplevert en er geen hoor en wederhoor is toegepast. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, omdat de reden van ziekmelding niet als dringende reden kan worden aangemerkt. De verzoeker heeft berust in het ontslag, maar heeft recht op de verzochte vergoedingen, waaronder een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en achterstallig vakantiegeld. De kantonrechter wijst de verzoeken van de verzoeker grotendeels toe, met uitzondering van de billijke vergoeding, die op nihil wordt gesteld. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van de vergoedingen en de proceskosten. Het tegenverzoek van de werkgever wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10867847 \ AO VERZ 24-2 (HB)
Uitspraakdatum: 28 maart 2024
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [plaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. R. Meijers
tegen
[verweerder], handelend onder de naam [bedrijf]
gevestigd te [plaats 1]
verwerende partij
verder te noemen: [bedrijf]
gemachtigde: dhr. W.L. Lam
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt [verzoeker] om toekenning van diverse vergoedingen wegens een volgens haar onterecht gegeven ontslag op staande voet. Ook verzoekt zij om betaling van achterstallig salaris en vakantiegeld. De verzoeken worden (grotendeels) toegewezen. Het tegenverzoek van [bedrijf] tot betaling van een nader te berekenen bedrag wordt afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft op 5 januari 2024 een verzoekschrift ingediend. [bedrijf] heeft daarop gereageerd bij verweerschrift en heeft een tegenverzoek gedaan.
1.2.
Op 29 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Vóór de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 27 februari 2024 nog stukken toegezonden. Ter zitting heeft [verzoeker] haar verzoek aangepast. Ook hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] heeft pleitaantekeningen overgelegd.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker], geboren op [geboortedatum], is op 1 april 2023 bij [bedrijf] in dienst getreden op basis van een (schriftelijke) arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van 6 maanden voor gemiddeld 32 uur per week. Daarnaast verrichte zij als zelfstandige werkzaamheden als nagelstyliste.
2.2.
De functie van [verzoeker] bij [bedrijf] was winkelmedewerkster.
2.3.
Haar salaris bedroeg vanaf 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023 € 1.600,- bruto per maand en vanaf 1 juli 2023 € 2.189,17 bruto per maand (beide exclusief vakantietoeslag).
2.4.
Bij brief van haar accountant van 15 augustus 2023 heeft [bedrijf] aan [verzoeker] aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd en dat deze eindigt op 30 september 2023.
2.5.
Bij WhatsApp-bericht van 16 augustus 2023 heeft ([betrokkene] van) [bedrijf] aan [verzoeker] meegedeeld:
‘Hoi [verzoeker] jouw contract 1 jaar verlengd geen stress ga slapen morgen normaal werken groetjes [betrokkene]’.[verzoeker] heeft daarop geantwoord:
‘Hoi, oké dankjewel. kan ik daar wel een e-mail van krijgen? (…)’[bedrijf] heeft vervolgens geen e-mail daarover gestuurd.
2.6.
Bij WhatsApp-bericht van 12 november 2023 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld. Bij WhatsApp-bericht van 13 november 2023 heeft ([betrokkene] van) [bedrijf] daarop als volgt gereageerd:
‘Hoi [verzoeker] ziek melden woorden niet accepteert. Elke maand ziek melden geen een baas accepteren. Kan je normale manier stoppen. Deze maand woorden netjes betaald jij hoef niet meer te komen!’[verzoeker] heeft daarop geantwoord:
‘Hoi, ik ben al het hele weekend ziek en kan daar helaas niks aan doen. Ik ben gewoon bereid om normaal te werken en dat doe ik altijd al. Als ik zou stoppen had ik ook gewoon netjes een maand afgewerkt. Maar als je het zo wilt is dat prima.’
2.7.
In reactie op een ander WhatsApp-bericht van ([betrokkene] van) [bedrijf] van 13 november 2023, waarin staat:
‘Semtember uitdienst’, heeft [verzoeker] bij WhatsApp-bericht van diezelfde datum aan [bedrijf] meegedeeld:
‘Ik ben helemaal niet in september uit dienst gegaan jij hebt mijn contract voor één jaar verlengt ik heb daar alle bewijzen van dus dat kan niet. Officieel kan je me niet ontslaan voor ziekmelding want dat mag niet.[bedrijf] heeft daarop geantwoord:
‘Ik heb ontslagen gegeven. Jij mag rechter Gaan.’
2.8.
Als producties 8 en 9 bij het verzoekschrift is een brief van de gemachtigde van [verzoeker] overgelegd van 27 november 2023, waarin namens [verzoeker] wordt geprotesteerd tegen het ‘ontslag op staande voet’ van 13 november 2023 en waarin [bedrijf] wordt gesommeerd tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW, de transitievergoeding, een billijke vergoeding en achterstallig vakantiegeld, onder aanzegging van de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Die brief is op 27 november 2023 verstuurd naar het e-mailadres [e-mailadres 1] en vervolgens op 7 december 2023 naar het e-mailadres [e-mailadres 2]. ([bedrijf] ontkent dat zij die brief heeft ontvangen.)
2.9.
Op 9 december 2023 heeft [bedrijf] e-mailberichten van de ouders van [verzoeker] ontvangen met scheldwoorden en bedreigingen (
‘Jij bent echt een domme kankerturk Jij gaat hangen Let op mij ik gaan je nadien kut turk Kost je vergunning in [plaats 2] [plaats 1] en [plaats 2]’)
2.10.
In februari 2024 hebben partijen over en weer schikkingsvoorstellen gedaan, maar zij zijn niet tot overeenstemming gekomen.
2.11
Per medio december 2023 heeft [verzoeker] een nieuwe baan.
3. Het verzoek
3.1
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter – na aanpassing van de eis ter zitting - om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [bedrijf] te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen:
a. (binnen 14 dagen na beschikkingsdatum): een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van € 9.457,21 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als niet binnen die termijn is betaald;
b. de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:672 lid 11 BW van € 3.582,28 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023;
c. de transitievergoeding van € 591,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023;
d. het achterstallige vakantiegeld van 8% van het salaris over de periode van 1 april 2023 tot en met 12 november 2023 (berekend over een salaris van € 1.600,- bruto per maand over de periode van 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023 en over een salaris van € 2.189,17 bruto per maand vanaf 1 juli 2023 tot en met 12 november 2023), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2023;
e. het loon over (1 tot en met 12) november 2023 van € 796,06 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023;
f. de buitengerechtelijke incassokosten van € 932,40, met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen twee weken na betekening van de beschikking zijn betaald;
II. [bedrijf] te veroordelen om aan [verzoeker] een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin de bedragen en betaling van de onder a. tot en met e. genoemde posten zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag na betekening van de beschikking dat [bedrijf] niet aan die veroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,-;
III. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten en nakosten (van maximaal € 132,- aan nasalaris), te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen twee weken na betekening van de beschikking zijn betaald.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoek ten grondslag – kort weergegeven – dat het haar gegeven ontslag op staande voet van 13 november 2023 niet rechtsgeldig is, omdat een ziekmelding geen dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Bovendien is geen hoor en wederhoor toegepast. [verzoeker] berust in het ontslag, maar heeft wel recht op de door haar verzochte vergoedingen.
3.3.
Bovendien heeft [bedrijf] de verschuldigde vakantiebijslag over de periode van 1 april 2023 tot en met 12 november 2023 en het loon over de periode van 1 tot en met 12 november 2023 niet betaald.
3.4.
De gemachtigde van [verzoeker] heeft buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht die [bedrijf] (conform de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) moet vergoeden.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[bedrijf] is van mening dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen en dat [verzoeker] in de proceskosten moet worden veroordeeld.
4.2.
Zij voert hiertoe aan – samengevat – dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen is aangegaan omdat [verzoeker] een verblijfsvergunning nodig had voor haar Turkse man. De arbeidsovereenkomst zou maximaal 6 maanden duren of totdat de aanvraag voor de verblijfsvergunning van de man van [verzoeker] was goedgekeurd.
4.3.
[bedrijf] stelt zich
primairop het standpunt dat het dienstverband conform de aanzegging van 16 augustus 2023
(bedoeld is naar de kantonrechter begrijpt 15 augustus 2023, zie onder 2.4. van de feiten)is geëindigd op 30 september 2023. De toegezegde verlenging van de arbeidsovereenkomst door [betrokkene] van [bedrijf] (in het WhatsApp-bericht van 16 augustus 2023) heeft geen invloed op die rechtsgeldige aanzegging. Die verlenging was slechts voorwaardelijk en was bedoeld om [verzoeker] gerust te stellen, omdat nog niet zeker was of de aanvraag voor de verblijfsvergunning van haar man was goedgekeurd. Bovendien is nooit een nieuw arbeidscontract of een verlengingsbrief ondertekend.
4.4.
Overigens is [verzoeker] er tijdens een teamoverleg op 1 september 2023 mee akkoord gegaan dat haar contract niet zou worden verlengd, conform de aanzegging van 16
(bedoeld is kennelijk 15)augustus 2023. Weliswaar heeft [verzoeker] in oktober 2023 en november 2023 nog gewerkt, maar dat waren - zoals tussen partijen afgesproken - ‘inhaaldagen’ omdat [verzoeker] te veel vakantie had opgenomen.
4.5.
Subsidiairis volgens [bedrijf] de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 of 13 november 2023. De diensten van [verzoeker] in november 2023 betroffen immers het inhalen van werkdagen voor haar vakanties en met de woorden
‘Maar als je het zo wilt is dat prima’in haar WhatsApp-bericht van 13 november 2023 heeft [verzoeker] in ieder geval ingestemd met de beëindiging per 13 november 2023. Ook is inmiddels de aanvraag voor de verblijfsvergunning van de man van [verzoeker] goedgekeurd, waardoor de arbeidsovereenkomst ook conform de tussen partijen gemaakte afspraken zou worden beëindigd.
4.6.
Er is in ieder geval geen sprake geweest van een ontslag op staande voet op 13 november 2023. Het WhatsApp-bericht van [betrokkene] van [bedrijf] was slechts een uiting van frustratie over de zoveelste ziekmelding. Bovendien is [betrokkene], die leidinggevende is en onder meer de personeelszaken regelt, niet bevoegd om werknemers te ontslaan.
4.7.
Uiterst subsidiair(voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat er wel een ontslag op staande voet heeft plaatsgevonden) voert [bedrijf] aan dat de billijke vergoeding niet verschuldigd is of moet worden gematigd (tot nihil).
4.8.
De transitievergoeding is volgens [bedrijf] niet verschuldigd, omdat [verzoeker] voor, tijdens en na het dienstverband een goed inkomen had als nagelstylist en zij niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk op zoek is naar een andere baan. Overigens moet een eventueel toe te kennen transitievergoeding in mindering worden gebracht op de eventueel toe te kennen billijke vergoeding.
4.9.
Het verzochte vakantiegeld hoeft [bedrijf] niet uit te betalen, omdat zij op 1 november 2023 aan [verzoeker] al een maand extra salaris heeft betaald
(bedoeld is naar de kantonrechter begrijpt: het salaris over de maand oktober 2023). Bovendien heeft [verzoeker] 8 weken niet gewerkt als gevolg van (beweerde) ziekte en vakantie. Ook heeft zij vanaf juli 2023 meer loon ontvangen dan bij aanvang van de arbeidsovereenkomst was overeengekomen. De teveel betaalde bedragen moeten worden verrekend met het verschuldigde vakantiegeld.
4.10.
Ook de verzochte wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten moeten worden afgewezen.
4.11.
Bij wijze van
tegenverzoekverzoekt [bedrijf] de kantonrechter om (bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad) [verzoeker] te veroordelen om binnen twee dagen na dagtekening van de te wijzen beschikking:
a. aan [bedrijf] te voldoen een nader te berekenen bedrag wegens het te veel door [bedrijf] aan [verzoeker] uitbetaalde loon, overeenkomstig een nog over te leggen berekening van de boekhouder;
b. [verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
4.12.
[verzoeker] is van mening dat het tegenverzoek moet worden afgewezen.

5.De beoordeling

het verzoek
Per wanneer en op welke wijze is de arbeidsovereenkomst geëindigd?
5.1.
Allereerst moet de vraag worden beantwoord per wanneer en op welke wijze de arbeidsovereenkomst tussen partijen is geëindigd. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
5.2.
Het primaire verweer van [bedrijf] dat de arbeidsovereenkomst op 30 september 2023 is geëindigd ingevolge het aanzeggingsbericht van de accountant van 15 augustus 2023 wordt verworpen. Immers, bij het WhatApp-bericht van 16 augustusus 2023 heeft ([betrokkene] van) [bedrijf] (ondubbelzinnig) aan [verzoeker] meegedeeld dat haar contract (alsnog) met een jaar wordt verlengd. Dat die verlenging slechts voorwaardelijk was bedoeld blijkt niet uit dat bericht en is ook verder uit niets gebleken.
5.3.
De omstandigheid dat het verlengingsbericht van [bedrijf] bij WhatsApp-bericht van 16 augustus 2023 naderhand niet schriftelijk is bevestigd door een nieuwe arbeidsovereenkomst of een verlengingsbrief, staat aan de verlenging van de arbeidsovereenkomst niet in de weg. Een schriftelijke bevestiging is geen constitutief vereiste voor het aangaan of verlengen van een arbeidsovereenkomst. Het gaat om de feitelijke situatie. Vaststaat dat [verzoeker], na de toezending van het WhatsApp-bericht van 16 augustus 2023, in oktober 2023 en in november 2023 (tot de 13e) heeft doorgewerkt. Dat dit slechts afgesproken inhaaluren betrof is door [verzoeker] betwist en is uit niets gebleken. Bovendien is over de maand oktober 2023 het salaris betaald. Het desbetreffende verweer van [bedrijf] wordt daarom verworpen.
5.4.
Evenmin is komen vast te staan dat [verzoeker] tijdens het teamoverleg op 1 september 2023 akkoord is gegaan met beëindiging van haar arbeidsovereenkomst per 30 september 2023. De juistheid van dat standpunt is door [verzoeker] gemotiveerd betwist (volgens [verzoeker] was zij bij dat overleg niet eens aanwezig) en [bedrijf] heeft dat verweer op geen enkele wijze (ook niet een begin daarvan) onderbouwd. Het aanbod van [bedrijf] om alsnog bewijs te leveren van haar verweer zal hierom worden gepasseerd.
5.5.
Ook van (schriftelijke) instemming door [verzoeker] met de opzegging op 13 november 2023 of van een beëindiging met wederzijds goedvinden op die datum is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake geweest. De woorden van [verzoeker] in het WhatsApp-bericht van 13 november 2023
‘Maar als je het zo wilt is dat prima’kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet als een duidelijke en ondubbelzinnige instemming van [verzoeker] met het eindigen van de arbeidsovereenkomst worden aangemerkt. [verzoeker] heeft ook betwist dat zij met de opzegging heeft ingestemd en heeft ter zitting aangegeven dat zij overvallen was door het bericht van [bedrijf] en niet goed wist hoe zij daarop moest reageren.
5.6.
Bovendien zou [verzoeker], als zij op 13 november 2023 wel (duidelijk en ondubbelzinnig) met de opzegging/beëindiging zou hebben ingestemd, (in plaats van twee weken) drie weken de tijd hebben gehad om die instemming te herroepen, omdat [bedrijf] haar niet op het herroepingsrecht heeft gewezen (zie de artikelen 7:671 leden 2 en 3 en artikel 7:670b leden 2 en 3 BW). [verzoeker] heeft bij brief van haar gemachtigde van 27 november 2023 alsnog duidelijk geprotesteerd tegen het ontslag. Dat was binnen die termijn van 3 weken. Het verweer van [bedrijf] dat zij die brief niet heeft ontvangen zal als onvoldoende gemotiveerd worden verworpen, omdat [bedrijf] in deze procedure niet heeft aangevoerd dat de e-mailadressen waarnaar die brief is verzonden beide onjuist zijn. Het moet er dus voor worden gehouden dat er geen sprake is van een beëindiging met wederzijds goedvinden of van instemming met de opzegging door [verzoeker] (anders dan zoals hierna bedoeld onder 5.9).
5.7.
Ook het verweer dat de arbeidsovereenkomst inmiddels is geëindigd door het verkrijgen van de verblijfsvergunning van de man van [verzoeker] slaagt niet, omdat door [verzoeker] is betwist en uit niets (ook niet uit de arbeidsovereenkomst) is gebleken dat is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst in dat geval zou eindigen.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [bedrijf] in haar WhatsApp-bericht van 13 november 2023 de arbeidsovereenkomst dus eenzijdig en, gelet op de woorden:
‘jij hoef niet meer te komen’, met onmiddellijke ingang (dus ‘op staande voet’) opgezegd. Het verweer dat [betrokkene] niet bevoegd is om werknemers te ontslaan wordt verworpen. [verzoeker] mocht er naar het oordeel van de kantonrechter op vertrouwen dat [betrokkene], als leidinggevende en als degene die de personeelszaken regelde, bevoegd was om namens (de eigenaar van) [bedrijf] werknemers te ontslaan (zie artikel 6:61 lid 2 BW). Ook uit de overlegde WhatsApp-berichten blijkt dat de communicatie over de arbeidsovereenkomst steeds via [betrokkene] verliep.
5.9.
In artikel 7:677 lid 1 BW is bepaald, dat ieder van partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. De in dit geval voor de opzegging van de arbeidsovereenkomst opgegeven reden, te weten het (elke maand) ziek melden door [verzoeker], kan niet als een dringende reden voor een ontslag op staande voet worden aangemerkt. Niet gebleken is dat [verzoeker] zich ten onrechte heeft ziekgemeld (er is ook geen bedrijfsarts ingeschakeld). Gelet op het bepaalde in artikel 7:677 lid 1 BW is het ontslag op staande voet dus niet rechtsgeldig gegeven. Doordat [verzoeker] in dat ontslag heeft berust, is de arbeidsovereenkomst op 13 november 2023 door dat onterecht gegeven ontslag op staande voet geëindigd.
Gefixeerde schadevergoeding
5.10.
Omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt, is op grond van artikel 7:672 lid 11 BW de verzochte gefixeerde schadevergoeding van € 3.582,28 bruto (bij de berekening waarvan – in het voordeel van [bedrijf] – door [verzoeker] slechts een opzegtermijn van 1 maand, in plaats van het werkelijk aantal dagen dat in dit geval had moeten worden gehanteerd, tot uitgangspunt is genomen) toewijsbaar. De gevorderde wettelijke rente over deze vergoeding wordt ook toegewezen, te rekenen vanaf de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 13 november 2023.
Transitievergoeding
5.11.
Het verzoek om [bedrijf] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. Bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoeker]. Dat betekent dat [bedrijf] de transitievergoeding verschuldigd is. Het antwoord op de vraag of [verzoeker] ook een inkomen heeft als nagelstylist en of zij werkelijk op zoek is gegaan naar een andere baan, is voor de toekenning van die vergoeding niet relevant. [bedrijf] zal daarom tot betaling van de transitievergoeding van € 591,08 bruto worden veroordeeld, zoals door [verzoeker] verzocht. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding zal (overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW) worden toegewezen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 14 december 2023.
Billijke vergoeding
5.12.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, is het verzoek van [verzoeker] tot toekenning van een billijke vergoeding (op zichzelf) toewijsbaar. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt (zie:
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113).
5.13.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie met name de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft op zich geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.14.
De kantonrechter ziet echter aanleiding de billijke vergoeding op nihil te stellen. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. De hele situatie is uitermate ongelukkig, onprofessioneel en op zeker moment onaangenaam verlopen, maar de kantonrechter heeft de indruk gekregen dat [bedrijf] op zich goede bedoelingen had jegens [verzoeker]. Het is niet waarschijnlijk dat de arbeidsovereenkomst, die nog niet lang duurde, nog veel langer zou hebben voortgeduurd gezien de verstoorde verhoudingen, zodat het aannemelijk is dat de arbeidsovereenkomst ook op rechtmatige wijze spoedig beëindigd had kunnen worden. Bovendien heeft [verzoeker] ter zitting laten weten een nieuwe baan te hebben sinds medio december 2023. De kantonrechter vindt voorts dat ook, ten nadele van [verzoeker], zwaar moet worden meegewogen dat de vader van [verzoeker] zich onaanvaardbaar bedreigend jegens [bedrijf] heeft uitgelaten op 9 december 2023 (zie 2.9). Niet is gebleken dat [verzoeker] zich daarvoor heeft verontschuldigd hetgeen zij, ook al waren de verhoudingen niet meer goed, naar het oordeel van de kantonrechter wel had moeten doen. De kantonrechter vindt al met al dat [verzoeker] voldoende is gecompenseerd voor het verlies van haar baan bij [bedrijf] met de toekenning van de vergoeding voor onregelmatige opzegging.
Het loon van 1 tot 13 november 2023
5.15.
Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst op 13 november 2023 is geëindigd en dat het loon vanaf 1 november 2023 niet is betaald, terwijl [verzoeker] wel heeft gewerkt. Het gevorderde loon over de periode van 1 tot 13 november 2023 is daarom toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 1 december 2023 zoals verzocht.
Het vakantiegeld
5.16.
De verschuldigdheid van het verzochte vakantiegeld is op zichzelf niet door [bedrijf] betwist. Het door [bedrijf] gedane beroep op verrekening met de door haar genoemde posten zal worden gepasseerd. Immers, het salaris over oktober 2023 is door [bedrijf] niet onverschuldigd betaald, omdat de arbeidsovereenkomst pas op 13 november 2023 is geëindigd en [verzoeker] in oktober 2023 ook heeft gewerkt. Ook kan niet worden gezegd dat [bedrijf] vanaf 1 juli 2023 ten onrechte een hoger salaris (van € 2.189,17 bruto) heeft betaald. Dat hogere loon is immers tussen partijen overeengekomen. Verder is door [verzoeker] betwist en door [bedrijf] niet althans onvoldoende onderbouwd dat [verzoeker] te veel vakantiedagen heeft genoten of niet daadwerkelijk ziek is geweest. Bovendien heeft [bedrijf] haar tegenvordering waarmee de vakantiedagen-vordering van [verzoeker] zou moeten worden verrekend niet geconcretiseerd/becijferd.
5.17.
Uit het bovenstaande volgt dat het door [verzoeker] verzochte achterstallige vakantiegeld toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2023.
Netto/bruto specificatie
5.18.
[bedrijf] zal ook worden veroordeeld om binnen 7 dagen na betekening van deze beschikking een schriftelijke en deugdelijke netto-bruto specificatie aan [verzoeker] te verstrekken, waarin de bedragen en de betaling van de toewijsbare posten zoals hiervoor vermeld zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag voor elke dag of gedeelte van en dag dat [bedrijf] niet aan deze veroordeling zal voldoen, met een maximum van € 5.000,-.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.19.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar over de gefixeerde schadevergoeding, de transitievergoeding en het vakantiegeld zoals toegewezen (tot betaling van welke posten [bedrijf] bij brief van 27 november 2023 is gesommeerd) conform het tarief zoals vermeld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit komt neer op een bedrag van € 777,15 (inclusief btw). De gemachtigde van [verzoeker] heeft voldoende buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. Het antwoord op de vraag of [verzoeker] de buitengerechtelijke incassokosten op grond van haar verzekeringspolis al dan niet vergoed krijgt, is voor de toewijsbaarheid van die kosten niet relevant. Het betreft immers hoe dan ook vermogensschade aan de zijde van [verzoeker], zij het dat deze (mogelijk) door een verzekering wordt gedekt.
5.20.
Ook de wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen zoals hierna vermeld.
Proceskosten/nakosten
5.21.
De proceskosten en nakosten met de wettelijke rente (zoals hierna vermeld) komen voor rekening van [bedrijf], omdat zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. Het door [verzoeker] verschuldigde griffierecht van € 706,- (conform het tarief voor verzoeken vanaf € 12.500,-) zal slechts tot een bedrag van € 248,- (conform het tarief voor verzoeken van € 5.000,- tot en met € 12.500,-) voor rekening van [bedrijf] worden gebracht, omdat het verzoek van [verzoeker] slechts gedeeltelijk wordt toegewezen.
het tegenverzoek
5.22.
Het tegenverzoek van [bedrijf] wordt afgewezen, gelet op wat onder 5.16. is overwogen.
5.23.
[bedrijf] zal ook met betrekking tot het tegenverzoek in de proceskosten worden veroordeeld, omdat zij in het ongelijk is gesteld. Die proceskosten zullen echter aan de zijde van [verzoeker] op nihil worden gesteld vanwege de samenhang met de zaak van het verzoek.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling aan [verzoeker] van:
a. de gefixeerde schadevergoeding van € 3.582,28 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2023 tot de dag van betaling;
b. de transitievergoeding van € 591,08 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2023 tot de dag van betaling;
c. het achterstallige vakantiegeld van 8% van het salaris over de periode van 1 april 2023 tot en met 12 november 2023 (berekend over een salaris van € 1.600,- bruto per maand over de periode van 1 april 2023 tot en met 30 juni 2023 en over een salaris van € 2.189,17 bruto per maand vanaf 1 juli 2023 tot en met 12 november 2023), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 november 2023 tot de dag van betaling;
d. het loon over 1 tot en met 12 november 2023 van € 796,06 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2023 tot de dag van betaling;
e. de buitengerechtelijke incassokosten van € 777,15 (inclusief btw), (indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de dag van betekening van de beschikking zijn betaald:) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag van betekening van deze beschikking tot de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt [bedrijf] om aan [verzoeker] binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking een schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificatie te verstrekken, waarin de bedragen en betaling van de onder 6.1. a. tot en met d. genoemde posten zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag voor elke dag of gedeelte van een dag dat [bedrijf] niet aan die veroordeling voldoet, met een maximum van € 5.000,-;
6.3.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] (wat [bedrijf] betreft) tot en met vandaag vaststelt op € 1.062,00, te weten:
griffierecht € 248,00;
salaris gemachtigde € 814,00;
(indien die kosten niet binnen veertien dagen na de dag van betekening van deze beschikking zijn betaald:) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag van betekening van deze beschikking tot de dag van betaling;
6.4.
veroordeelt [bedrijf] tot betaling van € 132,- aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoeker] worden gemaakt, (indien die kosten niet binnen veertien dagen na de dag van betekening van deze beschikking zijn betaald:) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de dag van betekening van deze beschikking tot de dag van betaling;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.6.
wijst af wat meer of anders is verzocht;
het tegenverzoek
6.7.
wijst het verzoek af;
6.8.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] vaststelt op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Charbon, kantonrechter, en op 28 maart 2024 in het openbaar uitgesproken door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter