In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 11 april 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen Stichting Wooncompagnie, h.o.d.n. Bouwcompagnie, Wooncompagnie en Blokcompagnie (eisende partij) en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, en betaling van huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene huurvoorwaarden getoetst aan de hand van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Hierbij werd vastgesteld dat bepaalde bedingen in de huurovereenkomst, zoals het beding over buitengerechtelijke incassokosten, oneerlijk waren en vernietigd moesten worden. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij niet het recht had om onredelijk hoge kosten in rekening te brengen aan de consument. De vordering tot betaling van de huurachterstand werd toegewezen, evenals de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter stelde de ontruimingstermijn op veertien dagen na betekening van het vonnis.