In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 februari 2024 een verstekvonnis gewezen in een huurzaak tussen Stichting Wooncompagnie, h.o.d.n. Bouwcompagnie, Wooncompagnie en Blokcompagnie (eisende partij) en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde betaling van huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden getoetst op (on)eerlijkheid van de bedingen.
De kantonrechter oordeelde dat het beding betreffende buitengerechtelijke incassokosten in de huurovereenkomst als oneerlijk moet worden aangemerkt, omdat het ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling. Dit beding gaf de eisende partij de mogelijkheid om ongelimiteerd incassokosten in rekening te brengen, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten werden dan ook afgewezen.
De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand tot en met oktober 2023 toegewezen, vastgesteld op € 741,58, en de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.