ECLI:NL:RBNHO:2024:3926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2024
Publicatiedatum
22 april 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5862
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde verzuimboete bij niet tijdig doen van aangifte vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, over de opgelegde verzuimboete in verband met het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur een aanslag vennootschapsbelasting heeft opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 68, en gelijktijdig een verzuimboete van € 2.757 heeft opgelegd. Na bezwaar van eiseres is de aanslag verminderd tot nihil en de verzuimboete gematigd tot € 1.378, waarop eiseres beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 27 maart 2024 heeft eiseres aangevoerd dat de uitnodiging, herinnering en aanmaning tot het doen van aangifte niet of niet tijdig zijn verzonden of ontvangen. De rechtbank overweegt dat voor het opleggen van de verzuimboete geen plaats is indien de aanmaning niet op het juiste adres is ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaning op het juiste adres is verzonden en dat eiseres deze heeft ontvangen. Eiseres is er niet in geslaagd om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen.

De rechtbank concludeert dat er sprake is van een verzuim in de zin van artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank heeft de opgelegde boete passend en geboden geacht, ondanks de argumenten van eiseres dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden betrof en dat er geen fiscaal belang was bij de nihilaangifte. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5862

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2024 in de zaak tussen

[bedrijf] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] ( [land] ), eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. van Beest),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) voor het boekjaar 2020 (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 68. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft verweerder een verzuimboete opgelegd van € 2.757.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot nihil en de verzuimboete gematigd tot een bedrag van € 1.378.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2024 te Haarlem. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde en [persoon 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2] , [persoon 3] en [persoon 4] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een op 7 december 2020 naar Nederlands recht opgerichte besloten vennootschap.
2. Het eerste boekjaar van eiseres liep van 7 december 2020 tot en met 31 december 2020.
3. Vanaf 7 december 2020 tot 1 november 2022 is het (post)adres van eiseres [adres] , [plaats] in [land] .
4. Op 25 maart 2021 heeft een belastingadvieskantoor namens eiseres een verzoek ingediend voor uitstel tot het indienen van de aangifte. In het verzoek is als boekjaar 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 opgegeven. Vanwege een onbekend boekjaar heeft verweerder dit verzoek afgewezen.
5. Tot de processtukken behoort een brief van verweerder met dagtekening 1 juli 2021, waarin eiseres wordt uitgenodigd tot het doen van aangifte.
6. Tot de processtukken behoort een brief van verweerder met dagtekening 27 augustus 2021, waarin eiseres wordt herinnerd tot het doen van aangifte.
7. Tot de processtukken behoort een brief van verweerder met dagtekening 29 oktober 2021, waarin eiseres wordt aangemaand tot het doen van aangifte voor 19 november 2021.
8. De uitnodiging (zie 5), de herinnering (zie 6) en de aanmaning (zie 7) zijn geadresseerd aan [adres] , [plaats] in [land] .
9. Verweerder heeft met dagtekening 23 april 2022 de aanslag aan eiseres opgelegd, waarbij tevens de verzuimboete is opgelegd.
10. Op 30 april 2022 heeft eiseres aangifte Vpb over het boekjaar 2020 gedaan.

Geschil11. In geschil is of de verzuimboete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd dan wel berekend.

12. Partijen verschillen niet (meer) van mening over de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de (hoogte van de) aanslag.
Beoordeling van het geschil
13. De verzuimboete is opgelegd wegens het niet (tijdig) doen van aangifte (artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR)).
14. Eiseres heeft aangevoerd dat de uitnodiging, de herinnering en de aanmaning tot het doen van aangifte niet of niet tijdig (op de juiste wijze) zijn verzonden dan wel ontvangen. Verder heeft eiseres aangevoerd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat uitstel voor het doen van aangifte was verleend en dat zij zich daarom niet bewust is geweest iets fout te hebben gedaan.
15. Uit hetgeen eiseres heeft aangevoerd leidt de rechtbank af dat eiseres primair betoogt dat niet sprake is van een verzuim in de zin van artikel 67a, eerste lid, van de AWR en subsidiair dat sprake is van afwezigheid van alle schuld.
16. De rechtbank overweegt allereerst dat voor het opleggen van de verzuimboete van artikel 67a, eerste lid, van de AWR geen plaats is indien de aanmaning niet op het adres van de belastingplichtige is ontvangen of aangeboden, en de aanmaning de belastingplichtige ook anderszins niet heeft bereikt (zie HR 15 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ4416). Indien de belastingplichtige, zoals in dit geval, stelt dat de aanmaning haar niet heeft bereikt, ligt in die stelling een betwisting van de verzending van de aanmaning begrepen. In een geval als het onderhavige, waarin verweerder stelt dat de aanmaning is verzonden per post, houdt de bewijslast in dat verweerder aannemelijk moet maken dat het desbetreffende poststuk is aangeboden aan een postvervoerbedrijf (zie HR 7 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:202). Daartoe zal verweerder mede aannemelijk moeten maken aan welk postvervoerbedrijf het desbetreffende poststuk is aangeboden (zie HR 17 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:875).
17. Om het hiervoor onder 16 vermelde bewijs van verzending te leveren heeft
verweerder een “Rapport Datum Verzending” overgelegd. Uit dit rapport maakt de rechtbank op dat de aanmaning tot het doen van aangifte op 18 oktober 2021 aan PostNL ter verzending aan het adres [adres] , [vestigingsplaats] in [land] is aangeboden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee de verzending van de aanmaning naar het juiste adres aannemelijk gemaakt en dient daarom ervan te worden uitgegaan dat eiseres de aanmaning heeft ontvangen. Het is onder deze omstandigheden vervolgens aan eiseres om het vermoeden van ontvangst of aanbieding op haar adres te ontzenuwen. Eiseres is daar niet in geslaagd.
18. Op basis van hetgeen hiervoor vermeld en overwogen en het feit dat eiseres niet voor de gestelde termijn (19 november 2021) aangifte heeft gedaan, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een verzuim als bedoeld in artikel 67a, eerste lid, van de AWR.
19. Wat betreft het betoog van eiseres dat sprake is van afwezigheid van schuld, overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen eiseres heeft aangevoerd onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van afwezigheid van alle schuld op grond waarvan de boete zou moeten vervallen. De aanmaning tot het doen van aangifte heeft eiseres op haar eigen adres ontvangen. De rechtbank verwijst naar hetgeen hierover is vermeld en overwogen onder 17. Dit geldt ook voor de uitnodiging en herinnering tot het doen van aangifte. Uit het door verweerder overgelegde “Rapport Datum Verzending” volgt dat de uitnodiging aan PostNL ter verzending is aangeboden op 28 juni 2021 en de herinnering aan PostNL ter verzending is aangeboden op 17 augustus 2021. Beide poststukken zijn volgens het door verweerder overgelegde rapport eveneens verzonden naar het onder 3 vermelde adres van eiseres. De herinnering en zeker de aanmaning hadden voor eiseres reden moeten zijn erop toe te zien (tijdig) aangifte te doen. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de (naar later bleek, onjuiste) veronderstelling dat uitstel voor het doen van aangifte was verleend, maakt dit niet anders. De omstandigheid dat eiseres niet op de hoogte was van het niet verleende uitstel komt voor rekening en risico van eiseres.
20. De rechtbank acht de boete ook passend en geboden. Eiseres heeft aangevoerd dat de boete niet in verhouding staat tot het verzuim omdat i) het een ongelukkige samenloop van omstandigheden betreft, ii) er geen enkel fiscaal belang gemoeid was met de (later ingediende) nihilaangifte en iii) het een eerste verzuim van eiseres betreft. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende reden bestaat de boete te matigen. De opgelegde boete ziet op het verzuim van niet tijdig doen van aangifte. In deze situatie ligt het risico, dat niet tijdig aangifte is gedaan, omdat uitgegaan werd dat uitstel was verleend, bij eiseres. Dat eiseres na het verstrijken van de gestelde termijn de aangifte alsnog heeft ingediend, deze op nihil uitkwam en dat verweerder bij uitspraak op bezwaar de aanslag ook heeft verminderd tot nihil, leidt niet tot matiging van de boete. Verder constateert de rechtbank dat verweerder reeds bij uitspraak op bezwaar rekening heeft gehouden met het feit dat het eiseres haar eerste verzuim betreft.
21. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Huisman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Doesburg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).