ECLI:NL:RBNHO:2024:3926
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terecht opgelegde verzuimboete bij niet tijdig doen van aangifte vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, over de opgelegde verzuimboete in verband met het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het boekjaar 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur een aanslag vennootschapsbelasting heeft opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 68, en gelijktijdig een verzuimboete van € 2.757 heeft opgelegd. Na bezwaar van eiseres is de aanslag verminderd tot nihil en de verzuimboete gematigd tot € 1.378, waarop eiseres beroep heeft ingesteld.
Tijdens de zitting op 27 maart 2024 heeft eiseres aangevoerd dat de uitnodiging, herinnering en aanmaning tot het doen van aangifte niet of niet tijdig zijn verzonden of ontvangen. De rechtbank overweegt dat voor het opleggen van de verzuimboete geen plaats is indien de aanmaning niet op het juiste adres is ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de aanmaning op het juiste adres is verzonden en dat eiseres deze heeft ontvangen. Eiseres is er niet in geslaagd om het vermoeden van ontvangst te ontzenuwen.
De rechtbank concludeert dat er sprake is van een verzuim in de zin van artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd voor haar stelling dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank heeft de opgelegde boete passend en geboden geacht, ondanks de argumenten van eiseres dat het een ongelukkige samenloop van omstandigheden betrof en dat er geen fiscaal belang was bij de nihilaangifte. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.