ECLI:NL:RBNHO:2024:3912

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
10986723 \ CV EXPL 24-1696
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van algemene huurvoorwaarden en beoordeling van oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, op 17 april 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen de Stichting Ymere, als eisende partij, en de gedaagde partijen, vertegenwoordigd door een bewindvoerder. De eisende partij vorderde betaling van huurachterstand, inclusief servicekosten, en bijkomende kosten. De gedaagde partij heeft de vordering erkend, maar de kantonrechter moest ambtshalve toetsen of de algemene huurvoorwaarden die van toepassing zijn, geen oneerlijke bedingen bevatten volgens de Richtlijn 93/13/EEG en het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Algemene Huurvoorwaarden van februari 2016 dezelfde bedingen bevatten als eerder getoetste voorwaarden in een andere zaak. De rechter heeft het incassobeding in de algemene voorwaarden als oneerlijk beoordeeld en vernietigd, wat leidde tot afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De rechter heeft echter het servicekostenbeding niet oneerlijk bevonden, omdat de eisende partij alleen de werkelijke kosten in rekening kan brengen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eisende partij grotendeels toegewezen, waarbij de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 881,20 aan huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige toetsing van algemene voorwaarden in huurcontracten, vooral in het licht van consumentenbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10843794 CV EXPL 23-8223
Uitspraakdatum: 17 april 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: Van der Hoeden en Mulder gerechtsdeurwaarders en juristen
tegen
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] h.o.d.n. [bedrijf], in de hoedanigheid van bewindvoerder van
[betrokkene]
te [plaats]
de gedaagde partij
verschenen bij [gemachtigde] (bewindvoerder)

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. De gedaagde partij heeft mondeling geantwoord.
1.2.
Bij tussenvonnis van 14 februari 2024 heeft de kantonrechter de eisende partij in de gelegenheid gesteld om de bewindvoerder van de gedaagde partij bij aangetekende brief in het geding op te roepen.
1.3.
De gedaagde partij heeft de vordering erkend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – veroordeling van de gedaagde partij
tot betaling van de huurachterstand (inclusief servicekosten), vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proces- en nakosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst.
Ambtshalve toetsing van:Algemene Huurvoorwaarden februari 2016
2.3.
Voordat de kantonrechter een oordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.4.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.5.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.6.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigings- en incassobedingen
2.7.
De kantonrechter heeft in een eerdere zaak van de eisende partij [2] getoetst of de Algemene huurvoorwaarden woningen december 2017 bedingen bevatten die oneerlijk zijn. Dit voor zover de bedingen verband hielden met de vordering. De eisende partij heeft hierbij de gelegenheid gekregen zich hierover uit te laten. Vervolgens heeft de kantonrechter geoordeeld dat het huurprijswijzigingsbeding in artikel 4.4. van de algemene voorwaarden niet oneerlijk is. Wel heeft de kantonrechter het incassobeding in artikel 11.1 en 11.3 van de algemene voorwaarden oneerlijk bevonden en vernietigd en de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten afgewezen. Alhoewel de kantonrechter artikel 11 van de Algemene Voorwaarden ook oneerlijk vond ten aanzien van de proceskosten, heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit geen gevolg had voor de proceskostenveroordeling, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
2.8.
De Algemene Huurvoorwaarden februari 2016 bevatten dezelfde huurprijswijzigings- en incassobedingen als de Algemene huurvoorwaarden woningen december 2017. De kantonrechter ziet daarop, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om anders over die bedingen te denken dan in voornoemde zaak. Ook in deze zaak wordt het incassobeding in artikel 11.1 en 11.3 van de algemene voorwaarden daarom vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
Servicekostenbeding
2.9.
Artikel 5 van de algemene voorwaarden betreft een servicekostenbeding. De kantonrechter heeft dit beding getoetst en niet oneerlijk bevonden, omdat de eisende partij op grond van het beding slechts de werkelijke servicekosten in rekening kan brengen.
De vordering
2.10.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 12.082,95 aan huurachterstand inclusief servicekosten tot en met december 2023. De gedaagde partij heeft een deelbetaling gedaan van € 11.201,75. Nu de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, strekt deze deelbetaling, anders dan de eisende partij vordert conform het overzicht bij de dagvaarding, alleen in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 881,20 aan huurachterstand zal worden toegewezen. De gevorderde rente is ook toewijsbaar.
Conclusie en proceskosten
2.11.
De vordering van de eisende partij wordt grotendeels toegewezen.
2.12.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
2.13.
Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 881,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 december 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 130,60 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 67,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
3.4.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.Tussenvonnis ECLI:NL:RBNHO:2024:1112 en eindvonnis ECLI:NL:RBNHO:2024:3149, te vinden op rechtspraak.nl.