ECLI:NL:RBNHO:2024:3576

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
10910066 \ AO VERZ 24-10
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en geschil over handtekening onder beëindigingsovereenkomst

In deze zaak is er een geschil tussen [verzoeker] en Multiservice IJmond B.V. over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verzoeker] stelt dat zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd op 31 oktober 2023, terwijl Multiservice IJmond betoogt dat dit wel het geval is door een beëindigingsovereenkomst die op 27 oktober 2023 zou zijn ondertekend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat, ondanks de betwisting van [verzoeker] over de handtekening onder de beëindigingsovereenkomst, de overige feiten en omstandigheden wijzen op het bestaan van deze overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2023 is geëindigd en dat er geen aanleiding is om de beëindigingsovereenkomst te vernietigen. Tevens is er onvoldoende bewijs geleverd dat de eindafrekening en het salaris van oktober 2023 contant zijn betaald aan [verzoeker]. De kantonrechter heeft Multiservice IJmond in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van deze betaling. De verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen, en de zaak wordt aangehouden voor bewijslevering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10910066 \ AO VERZ 24-10
Uitspraakdatum: 3 april 2024 (bij vervroeging)
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. T. Koenders
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Multiservice IJmond B.V.,
te Uitgeest
verwerende partij
verder te noemen: Multiservice IJmond
gemachtigde: mr. O. Saaliti
De zaak in het kort
Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst is beëindigd door een beëindigingsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is. Ondanks dat [verzoeker] betwist dat het zijn handtekening is die onder de overeenkomst staat, wijzen de overige feiten en omstandigheden op het bestaan van de beëindigingsovereenkomst. Er bestaat evenmin aanleiding om deze beëindigingsovereenkomst te vernietigen.
Er is vooralsnog onvoldoende bewijs dat werkgever de betaling van de eindafrekening en het salaris van oktober 2023 contant heeft voldaan. Werkgever wordt in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift met 11 producties ingediend. Multiservice IJmond heeft een verweerschrift met 4 producties ingediend.
1.2.
Op 13 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en Multiservice IJmond hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting heeft [verzoeker] nog 2 aanvullende stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] , heeft de Egyptische nationaliteit. Op 1 juli 2023 is hij op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden in dienst getreden bij Multiservice IJmond in de functie van Projectmanager, tegen een salaris van € 6.850,00 bruto per maand exclusief vakantiegeld. Naast zijn functie bij Multiservice IJmond drijft [verzoeker] een internationale handelsonderneming.
2.2.
Begin oktober 2023 heeft [verzoeker] vergeefs geprobeerd een hypotheek te krijgen voor een huis dat hij van een ver familielid van [betrokkene 1] , de eigenaar van Multiservice IJmond (hierna: [betrokkene 1] ) wilde kopen.
2.3.
Op 27 oktober 2023 heeft [verzoeker] voor het laatst gewerkt bij Multiservice IJmond.
2.4.
Uit aanvullende productie 13 van [verzoeker] blijkt dat er op 27 oktober 2023 om 11.57 uur een WhatsApptelefoongesprek van 8 minuten heeft plaatsgevonden en op dezelfde dag om 12.31 uur een gesprek van 3 minuten tussen [verzoeker] en [betrokkene 1] .
2.5.
Als productie 1 bij het verweerschrift is overgelegd onder meer een vertaling van een WhatsAppbericht van 27 oktober 2023 om 16:02 uur van [verzoeker] aan [betrokkene 1] dat luidt:

Oké [betrokkene 1] , zodra je terugkomt, als God het wil, vragen wij een uitkering aan bij het UWV. Daarna volgt binnen een week ontslag. Opdat God het zal accepteren, als Hij dat wil.
2.6.
Als productie 6 heeft [verzoeker] het volgende document overgelegd:

{afbeelding 1}

2.7.
Op 1 december 2023 is [verzoeker] op het kantoor van Multiservice IJmond geweest.
2.8.
Als productie 7 heeft [verzoeker] het volgende document overgelegd:

{afbeelding 2}

2.9.
Bij brief van 4 januari 2024 heeft de voormalig gemachtigde van [verzoeker] onder meer aan Multiservice IJmond geschreven: ‘
(…) Hij vertelde mij dat hij op 1 december 2023 naar het werk is gekomen en dat u hem die dag kenbaar heeft gemaakt, dat hij op staande voet is ontslagen en niet meer welkom is. (…) de ontslagmelding op 1 december 2023 niet rechtsgeldig is (…). De heer [verzoeker] is bereid zijn werkzaamheden op eerste oproep weer te hervatten. (…)
2.10.
Bij e-mail van 8 januari 2024 heeft [betrokkene 2] , administratief medewerkster bij Multiservice IJmond hierna: [betrokkene 2] ), aan de voormalig gemachtigde van [verzoeker] geschreven: ‘
(…) [verzoeker] is op 01-12-2023 naar ons kantoor toegekomen, om hulp te krijgen voor het aanvragen van een WW-uitkering. Wij hebben hem die hulp geboden, de uitkomst van de aanvraag beviel hem niet waarna hij tegen mij zei dat ik het weg moest klikken en uit moest loggen. Dit heb ik ook gedaan, daarna heeft hij ook nog om een kopie van zijn eindafrekening gevraagd, deze heb ik hem gelijk gemaild waar hij bij stond. Vervolgens is hij boos weggegaan en hebben wij hem niet meer gesproken of gezien. (…) [verzoeker] absoluut niet op staande voet ontslagen. Hij heeft zelf ontslag genomen bij ons met als uitdiensttreding datum 31-10-2023, met de reden dat hij naar het buitenland zou vertrekken omdat hij hier in Nederland geen woonvestiging meer had. (…) Om een of andere reden is hij weer teruggekomen naar Nederland, en dat is prima. Maar dat betekent niet dat je automatisch weer bij ons werkzaam bent. Hij heeft ook zijn ontslagbrief getekend. (…)’
Tekst
Tekst

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter (samengevat) om:
Bij wijze van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv: Multiservice IJmond te veroordelen tot betaling van het maandelijkse salaris van [verzoeker] vanaf 31 oktober 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt;
Primair:voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd op 31 oktober 2023 en Multiservice IJmond te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] vanaf 31 oktober 2023 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
Subsidiair:de beëindigingsovereenkomst te vernietigen en Multiservice IJmond te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] vanaf 31 oktober 2023, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
Meer subsidiair: Multiservice IJmond te veroordelen tot betaling van de eindafrekening van € 3.050,21 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;
In alle gevallen: Multiservice IJmond te veroordelen tot betaling van het salaris van [verzoeker] over de maand oktober 2023 ad € 6.850,00 bruto, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Aan het primaire verzoek legt [verzoeker] – samengevat – ten grondslag dat Multiservice IJmond de arbeidsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd. [verzoeker] was met goedkeuring van Multiservice IJmond op vakantie van 2 tot 28 november 2023. Toen hij zich op 1 december 2023 weer op het werk meldde, kreeg [verzoeker] te horen dat hij per 31 oktober 2023 was ontslagen. [verzoeker] zou een beëindigingsovereenkomst en een document van bewijs van contante betaling van het salaris van oktober 2023 hebben ondertekend. [verzoeker] betwist dat het zijn handtekeningen zijn die onder deze documenten staan. De opzegging door Multiservice IJmond kan dus geen stand houden en moet worden vernietigd.
Als de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd door de beëindigingsovereenkomst, moet die overeenkomst worden vernietigd. Multiservice IJmond heeft haar zorgplicht geschonden, door [verzoeker] niet juist en volledig te informeren over de (financiële) gevolgen van het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst en zich ervan te vergewissen of [verzoeker] de gevolgen écht kon overzien. Zeker omdat [verzoeker] de Nederlandse taal zeer beperkt beheerst.

4.Het verweer

4.1.
Multiservice IJmond verweert zich tegen de verzoeken en betoogt dat deze moeten worden afgewezen.
Primairbetwist Multiservice IJmond dat zij enige betaling aan [verzoeker] verschuldigd is. De arbeidsovereenkomst is op initiatief van [verzoeker] met wederzijds goedvinden geëindigd door de beëindigingsovereenkomst, omdat hij naar Egypte zou emigreren. De eindafrekening heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2023, waarbij het restant aan salaris op verzoek van [verzoeker] contant is voldaan. De summiere ontkenning van [verzoeker] dat het niet zijn handtekeningen zijn onder deze stukken, is onvoldoende. Ook uit de overige feiten blijkt dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd per 31 oktober 2023.
Voor het geval dat de kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd per 31 oktober 2023, voert Multiservice IJmond
subsidiairaan dat de arbeidsovereenkomst (conform het in de arbeidsovereenkomst opgenomen tussentijds opzegbeding) per 31 januari 2024 is geëindigd door de mededeling op 1 december 2023.

5.De beoordeling

Is de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2023 geëindigd?
5.1.
Tussen partijen is in geschil of de arbeidsovereenkomst op 31 oktober 2023 is geëindigd. De kantonrechter is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat de arbeidsovereenkomst door middel van een beëindigingsovereenkomst per 31 oktober 2023 is geëindigd, verwijst Multiservice IJmond naar het document dat hierboven onder de feiten (2.6) is weergegeven. Op dat document staan twee handtekeningen, volgens Multiservice IJmond afkomstig van [betrokkene 3] , bedrijfsleider Multiservice IJmond (hierna: [betrokkene 3] ), en [verzoeker] .
5.3.
Volgens [verzoeker] is de handtekening onder het document niet van hem afkomstig. Op de zitting heeft [verzoeker] verklaard dat 27 oktober 2023 een normale werkdag was en dat hij met niemand heeft gesproken over (het einde van) zijn arbeidsovereenkomst.
5.4.
Uit artikel 159 lid 2 Rv volgt dat aan een stuk geen enkele bewijskracht toekomt, als de persoon aan wie een stuk als onderhandse akte wordt tegengeworpen stellig ontkent dat de handtekening onder dat stuk niet van hem afkomstig is, zolang niet is bewezen van wie de handtekening afkomstig is. De bewijslast van de echtheid van de handtekening rust op degene die zich op het stuk beroept. [1]
5.5.
Omdat [verzoeker] heeft ontkend dat de handtekening van hem afkomstig is rust op Multiservice IJmond de bewijslast. In het voorliggende geval heeft Multiservice IJmond feiten en omstandigheden aangevoerd waardoor het bestaan van de beëindigingsovereenkomst naar het oordeel van de kantonrechter, ondanks de betwisting van de ondertekening door [verzoeker] moet worden aangenomen. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht, waarbij mede het volgende in aanmerking wordt genomen.
5.6.
In deze procedure hebben partijen elkaar over en weer beticht van het vertellen van onwaarheden. In dat kader heeft de kantonrechter kunnen vaststellen dat [verzoeker] gedurende deze procedure tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen en dat hij zijn advocaat (aanvankelijk) niet volledig heeft ingelicht. Zo heeft [verzoeker] eerst het standpunt ingenomen dat hij door Multiservice IJmond op staande voet was ontslagen. Ook heeft [verzoeker] pas nadat Multiservice IJmond bij het verweerschrift een vertaling van de WhatsApp correspondentie had overgelegd op de zitting de stelling ingenomen dat hij in een telefoongesprek van 26 oktober 2023 aan [betrokkene 1] heeft laten weten dat, als Multiservice IJmond afscheid van [verzoeker] wilde nemen, dit met behoud van een WW-uitkering bespreekbaar was. Multiservice betwist dat zij van [verzoeker] af wilde. Dit standpunt van [verzoeker] is tegenstrijdig met zijn standpunt in het verzoekschrift, waarin [verzoeker] in het geheel niet heeft gerefereerd aan gesprekken over een eventueel einde van de arbeidsovereenkomst en dit standpunt rijmt ook niet met de overige stellingen van [verzoeker] . De in dit kader ontstane verwarring komt voor rekening en risico van [verzoeker] .
5.7.
[betrokkene 1] heeft op de zitting verklaard dat [verzoeker] op 27 oktober 2023 een gesprek heeft gevoerd met [betrokkene 2] over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. [verzoeker] had kenbaar gemaakt dat hij wilde emigreren en dat hij daarom niet aan de opzegtermijn gehouden wilde worden. Per WhatsApp heeft [betrokkene 1] (die op dat moment in het buitenland was) tegen [betrokkene 2] gezegd dat ze [verzoeker] mocht geven wat hij wilde. Nadat de beëindigingsovereenkomst was overeengekomen heeft [verzoeker] op 27 oktober 2023 om 16:02 uur per WhatsAppbericht aan [betrokkene 1] geschreven: ‘
(…) zodra je terugkomt, als God het wil, vragen wij een uitkering aan bij het UWV. Daarna volgt binnen een week ontslag. Opdat God het zal accepteren, als Hij dat wil.
5.8.
Daarnaast heeft [betrokkene 3] in een schriftelijke verklaring van 19 februari 2024 geschreven:
‘(…) [verzoeker] heeft zijn ontslag bij [betrokkene 1] ingediend en ik heb dit verder behandeld met hem. Hij wenste geen gebruik te maken van de maand opzegtermijn omdat hij aangaf te willen vertrekken. Hier ben ik mee in zee gegaan, omdat ik zoiets heb van als iemand weg wil dan houdt je dat niet tegen. Dus per 31-10-2023 is hij officieel uit dienst. (…)’ Verder heeft [betrokkene 3] op de zitting verklaard dat [betrokkene 2] de beëindigingsovereenkomst op 27 oktober 2023 heeft opgesteld, waarna [betrokkene 3] erbij werd gehaald om zijn handtekening te zetten. De kantonrechter heeft [betrokkene 3] ter zitting meerdere keren gevraagd of hij heeft gezien dat [verzoeker] de beëindigingsovereenkomst ondertekende. [betrokkene 3] heeft dat uitdrukkelijk bevestigd en desgevraagd herhaaldelijk verklaard dat hij bereid is om deze verklaring ook onder ede af te leggen, waaraan hij desgevraagd eveneens heeft bevestigd dat hij ermee bekend is dat meineed strafbaar is.
5.9.Ook blijkt uit de overige omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst door middel van de beëindigingsovereenkomst is geëindigd. Vast staat dat de laatste feitelijke werkdag van [verzoeker] bij Multiservice IJmond vrijdag 27 oktober 2023 is geweest en dat [verzoeker] vervolgens pas weer op 1 december 2023 op het kantoor van Multiservice IJmond is geweest. Volgens [verzoeker] was hij in de tussengelegen periode niet aanwezig, omdat hij (met mondeling verkregen toestemming van Multiservice IJmond) van 2 november tot 28 november 2023 met vakantie was. Multiservice IJmond betwist dat zij toestemming voor deze vakantie heeft gegeven. Op de zitting heeft [betrokkene 1] onweersproken verklaard dat [betrokkene 3] over de vakantieaanvragen van werknemers gaat en dat aanvragen altijd per mail worden ingediend. [betrokkene 3] heeft op zijn beurt verklaard dat hij [verzoeker] niet heeft gesproken over een vakantie.
5.10.
Volgens Multiservice IJmond was [verzoeker] na 27 oktober 2023 niet meer aanwezig omdat zijn arbeidsovereenkomst door de beëindigingsovereenkomst was geëindigd en kwam hij op 1 december 2023 slechts naar kantoor om hulp te krijgen met het aanvragen van een uitkering. Nog daargelaten dat [verzoeker] – ondanks deze gemotiveerde betwisting – zijn stelling niet heeft onderbouwd, blijkt naar het oordeel van de kantonrechter mede uit de gedragingen van [verzoeker] na 27 oktober 2023 dat hij er zelf ook vanuit ging dat zijn arbeidsovereenkomst was geëindigd.
5.11.
[verzoeker] heeft immers gesteld dat hij op donderdag 2 november 2023 naar Egypte is vertrokken. Vast staat dat hij voor zijn vertrek op maandag 30 oktober 2023 tot en met woensdag (1 november) niet voor Multiservice IJmond heeft gewerkt. [verzoeker] heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de reden voor zijn afwezigheid op deze drie dagen niet was gelegen in het eindigen van de arbeidsovereenkomst door de beëindigingsovereenkomst. Dat [verzoeker] zijn werk al op vrijdag 27 oktober 2023 af had en daarom na het weekend niet meer is komen werken, zoals hij op de zitting heeft verklaard, volgt de kantonrechter niet. Vast staat ook dat [verzoeker] zich na 27 oktober 2023 (tot 4 januari 2024) niet uitdrukkelijk beschikbaar heeft gesteld voor werk.
5.12.
Daarbij komt dat [verzoeker] het in het WhatsAppbericht van 27 oktober 2023 zelf ook heeft over het aanvragen van een WW-uitkering (zie r.o. 5.7). Het is de kantonrechter niet bekend wanneer [verzoeker] een WW-uitkering heeft aangevraagd, maar dát hij een dergelijke uitkering heeft aangevraagd blijkt uit de door [verzoeker] als aanvullende productie overgelegde afwijzing van het UWV van 29 januari 2024. Hierin staat onder meer: ‘(…)
Een van de voorwaarden voor een WW-uitkering is dat u in minstens 26 weken loon moet hebben ontvangen. (…) Deze 26 weken moeten liggen in een periode van 36 weken voor 1 november 2023. Dat is de datum waarop u werkloos bent geworden. Wij hebben vastgesteld dat u in deze periode in 24 weken loon heeft ontvangen. (…)’ Ook deze brief impliceert dat de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2023 is geëindigd.
5.13.
Daarbij komt dat [betrokkene 2] op 2 februari 2024 schriftelijk heeft verklaard:
‘(…) Op vrijdag 01-12-2023 tussen 10:00 en 12:00 uur was de heer [verzoeker] bij ons op kantoor (…). (…) [verzoeker] was toen al uitdienst, maar (…) was net terug van zijn ‘weg geweest’. Dit verbaasde ons al omdat de heer [verzoeker] aangaf definitief te zou vertrekken. [betrokkene 1] was er ook bij, hij heeft (…) [verzoeker] in ontvangst genomen en eerst apart genomen en te drinken aangeboden. Daarna kwamen zij samen naar mij toe met de vraag of ik (…) [verzoeker] kan helpen met de UWV aanvraag. (…) [verzoeker] heeft om 10:22 een kopie van zijn eindafrekening ontvangen, deze wou hij hebben voor zijn eigen administratie. Daarna wilde (…) [verzoeker] een WW uitkering aanvragen bij het UWV, omdat hij de Nederlandse taal niet goed machtig is er gevraagd of ik (…) [verzoeker] hier mee kon helpen. (…) Tijdens de aanvraag heeft (…) [verzoeker] een berekening gemaakt op zijn telefoon of hij afgelopen 36 weken minimaal 26 weken gewerkt zou hebben, dit is een gedeeltelijke eis van de UWV. (…) Volgens de berekening van (…) [verzoeker] kwam hij niet aan de 26 weken en (…) [verzoeker] gaf aan dat ik uit moest loggen van zijn digid account dit heb ik gelijk gedaan, zonder de aanvraag te annuleren ik heb de aanvraag als een concept open laten staan. Wij waren al over meer dan helft met het aanvragen van de uitkering. (…) [verzoeker] reageerde best wel gepikeerd richting mij op dat moment omdat hij er van uit ging dat hij de aanvraag 100% goed gekeurd zou worden (…). [betrokkene 3] bedrijfsleider, heeft alles gezien en gehoord want hij kan mijn werkplek zien vanaf zijn werkplek.’
5.14.
En [betrokkene 3] heeft op 19 februari 2024 verklaard: ‘
(…) heb ik hele lang tijd niets meer van hem vernomen, totdat ik hem zag aan komen rijden door mijn raam op 01-12-2023. (…) Rond ca. 10:00 uur is hij door [betrokkene 1] naar de administratie begeleidt, doordat mijn kantoor directe toegang tot de administratie heeft en er slechts een raam en deur tussen zit heb ik alles kunnen zien en horen. [verzoeker] had hulp nodig met het aanvragen van een WW-uitkering en de dame van de administratie heeft hem hier mee geholpen dit heeft ca. een half uur a 3 kwartier geduurd. [verzoeker] stond daarna nog al luidruchtig op en pakte zijn jas van de kapstok en stormde naar buiten. Hij reedt toen hard weg. (…) [betrokkene 2] gaf aan dat hij boos was geworden omdat er tijdens het aanvragen van de uitkering naar voren kwam dat [verzoeker] niet genoeg weken had gewerkt. En dat [verzoeker] er eerder geen kennis van had dat er een bepaald aantal weken gewerkt moesten zijn. (…)
5.15.
De stelling van [verzoeker] dat hij zich op maandag 1 december 2023 weer op het kantoor van Multiservice IJmond meldde omdat zijn vakantie voorbij was, heeft hij – ondanks het gemotiveerde verweer van Multiservice IJmond – niet onderbouwd, zodat de kantonrechter daaraan voorbij gaat (overigens zou de eerste werkdag na het einde van de vakantie op 28 november 2023 vrijdag 29 november 2023 zijn geweest). Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat [verzoeker] op 1 december 2023 op kantoor was om hulp te krijgen bij de aanvraag van een WW-uitkering. Ook uit de verklaringen van [betrokkene 2] en [betrokkene 3] blijkt dat [verzoeker] er vanuit ging dat zijn arbeidsovereenkomst was geëindigd.
5.16.
Gelet op al het voorgaande houdt de kantonrechter – ondanks de ontkenning van de geplaatste handtekening – het ervoor dat de beëindigingsovereenkomst tussen Multiservice IJmond en [verzoeker] tot stand is gekomen. Uit de inhoud van die overeenkomst volgt dat de arbeidsovereenkomst per 31 oktober 2024 is geëindigd. Het primaire verzoek van [verzoeker] wordt daarom afgewezen.
Moet de beëindigingsovereenkomst worden vernietigd?
5.17.
De kantonrechter komt vervolgens toe aan de beoordeling van het subsidiaire verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van de beëindigingsovereenkomst.
5.18.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, gaat de kantonrechter ervan uit dat de beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen. Dat betekent dat het ervoor wordt gehouden dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd per 31 oktober 2023, omdat [verzoeker] had aangegeven dat hij naar het buitenland wilde vertrekken en daarom de opzegtermijn niet in acht wilde nemen.
5.19.
Op grond van de wet (artikel 7:670b lid 2 BW) heeft een werknemer twee weken de tijd om op een beëindigingsovereenkomst terug te komen. De bedenktermijn van twee weken wordt met een week verlengd als de werkgever de werknemer niet schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van deze termijn. Vaststaat dat Multiservice IJmond dat niet heeft gedaan. Dat betekent dat [verzoeker] na het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst nog drie weken bedenktijd (ex artikel 7:670b lid 3 BW) had. In die tijd had [verzoeker] informatie in kunnen winnen over zijn rechten en plichten bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat heeft hij kennelijk niet gedaan. De omstandigheid dat [verzoeker] zegt de Nederlandse taal zeer beperkt te beheersen doet daaraan niet af.
5.20.
Ook na ommekomst van deze bedenktijd kan een werknemer de beëindigingsovereenkomst onder omstandigheden nog vernietigen op grond van dwaling. Voor zover [verzoeker] met zijn stellingen dat Multiservice IJmond hem had moeten informeren over de (financiële) gevolgen/risico’s van het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst en dat hij de overeenkomst nooit had gesloten als hij had geweten dat hij geen recht op een WW-uitkering had, zich op dwaling heeft willen beroepen, slaagt dat beroep niet. Op het moment van het sluiten van de overeenkomst in de ochtend van 27 oktober 2023 ging Multiservice IJmond er immers vanuit dat [verzoeker] niet meer bij Multiservice IJmond wilde werken, omdat hij naar het buitenland ging. Ook het subsidiaire verzoek van [verzoeker] zal daarom worden afgewezen.
De eindafrekening en het salaris over oktober 2023
5.21.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om Multiservice IJmond te veroordelen tot betaling van de eindafrekening en het salaris over oktober 2023 (€ 9.900,21 bruto). Multiservice IJmond betwist dat zij nog enige betaling aan [verzoeker] verschuldigd is. Zij heeft aangevoerd dat zij de eindafrekening en het salaris over oktober 2023 op 1 december 2023 contant aan [verzoeker] heeft betaald. Ter onderbouwing daarvan heeft Multiservice IJmond het document overgelegd dat onder de feiten (2.8) is weergegeven. Op dit document staan twee handtekeningen, volgens Multiservice IJmond afkomstig van [betrokkene 1] en [verzoeker] .
5.22.
[verzoeker] betwist dat hij een contante betaling heeft ontvangen van Multiservice IJmond. Volgens [verzoeker] is de handtekening onder dit document niet van hem afkomstig. Op de zitting heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij op 1 december 2023 een enveloppe aan [verzoeker] heeft overhandigd met daarin de contante betaling van de eindafrekening en het salaris van oktober 2023. [betrokkene 3] heeft op de zitting verklaard dat hij weet dat een dergelijk bedrag aan contanten aanwezig was op het kantoor van Multiservice IJmond en dat hij op 1 december 2023 heeft gezien dat [betrokkene 1] een enveloppe aan [verzoeker] overhandigde, maar dat hij niet heeft gezien wat daarin zat. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee onvoldoende bewijs is geleverd van de door [verzoeker] betwiste contante betaling. Gelet op de stellingen van partijen en het bewijsaanbod van Multiservice IJmond zal de kantonrechter Multiservice IJmond in gelegenheid stellen bewijs te leveren van haar standpunt.
Voorlopige voorziening
5.23.
Gelet op hetgeen in deze beschikking is overwogen, ziet de kantonrechter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen zoals door [verzoeker] verzocht. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
Conclusie
5.24.
De conclusie is dat de primaire en subsidiaire verzoeken van [verzoeker] zullen worden afgewezen. Hetzelfde geldt voor de verzochte voorlopige voorziening. Ten aanzien van het meer subsidiaire verzoek van [verzoeker] en zijn verzoek tot veroordeling van Multiservice IJmond tot betaling van het salaris over oktober 2023, wordt Multiservice IJmond in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren.
5.25.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de primaire en subsidiaire verzoeken van [verzoeker] af;
6.2.
wijst de verzochte voorlopige voorziening af;
6.3.
laat Multiservice IJmond toe tot bewijs van haar stelling dat zij de eindafrekening en het salaris van oktober 2023 contant aan [verzoeker] heeft betaald;
6.4.
bepaalt dat bewijslevering door middel van het overleggen van stukken plaatsvindt
vóór of uiterlijk op 1 mei 2024;
6.5.
als Multiservice IJmond voor bewijslevering getuigen wil laten horen, moeten
uiterlijk op 1 mei 2024het aantal en de personalia van de getuigen worden opgegeven evenals de verhinderdata van
beidepartijen, de gemachtigden en - voor zover mogelijk - van de getuigen. Daarna zal een tijdstip voor het verhoor worden bepaald;
6.6.
stelt [verzoeker] in de gelegenheid om uiterlijk
binnen vier wekenna de datum waarop Multiservice IJmond schriftelijke bewijsstukken heeft aangedragen, een schriftelijke reactie op die bewijsstukken te geven;
6.7.
uitstel wordt in beginsel niet verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van Multiservice IJmond wordt er van uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering;
6.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op 3 april 2024 (bij vervroeging) in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:572.