Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 27 maart 2024 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Douane, kantoor Arnhem, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De aangiften zijn alle abusievelijk ingediend op eigen naam en voor eigen rekening van eiseres. Eiseres beschikte destijds echter over een geldende volmacht voor directe vertegenwoordiging van haar opdrachtgevers. De aangiften hadden ingediend moeten worden op naam en voor rekening van deze opdrachtgevers.
,Pfeifer & Langen GmbH & Co. KG, C-97/19, ECLI:EU:C:2020:574, hierna: het arrest Pfeifer & Langen) en het arrest van de Hoge Raad van 29 april 2022 blijkt dat de persoon van de aangever, zoals eiseres wenst, achteraf kan worden herzien, zodat haar verzoek dient te worden gehonoreerd.
Op het moment van het doen van de aangiften had eiseres geen schriftelijke machtiging van de opdrachtgevers. Op de zitting van 17 december 2019 bij het gerechtshof (ECLI:NL:GHAMS:2019:4445) in de procedure die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 29 april 2022 heeft eiseres ook verklaard dat zij destijds mondeling gemachtigd was en dat de later overgelegde machtigingen de bekrachtiging daarvan inhielden. Nog daargelaten dat uit rechtsoverweging 4.5 van het arrest van de Hoge Raad van 29 april 2022 volgt dat toepassing van artikel 78 van het CDW niet zonder meer meebrengt dat de oorspronkelijk aangever niet langer schuldenaar is, zou in de onderhavige zaak zich bovendien de situatie voordoen dat door de door eiseres voorgestane wijziging de inning van de op de aangiften verschuldigde bedragen wordt vertraagd en doorkruist. De opdrachtgevers zijn failliet verklaard, waardoor het risico van niet-betaling van de douaneschulden is ontstaan.
”Uit de punten 43 en verder van het arrest Pfeifer & Langen volgt dat voor wijziging van de gegevens van de persoon in wiens naam en/of voor wiens rekening de aangifte is gedaan, is vereist dat degene in wiens naam de aangifte is gedaan, bewijst
i) dat hij al op het tijdstip van het doen van die aangifte beschikte over de schriftelijke volmacht die hij bij de indiening van die aangifte over had moeten leggen en waarin hem instructie is gegeven de douaneaangifte te doen, en
ii) dat het niet vermelden van de naam van de volmachtgever in de aangifte geen bewuste keuze was, maar berustte op een vergissing.”