ECLI:NL:RBNHO:2024:2923

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
10719145 \ CV EXPL 23-4199
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen uit overeenkomst mobiele telefonie en toestelkrediet, verjaring en buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak heeft CE Credit Management Invest Fund 1 B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die een overeenkomst voor mobiele telecommunicatiediensten en een toestelkredietovereenkomst had afgesloten bij T-Mobile. De gedaagde heeft de overeenkomst op 31 januari 2018 ondertekend en is sindsdien niet in gebreke gebleven met het betalen van de facturen. CE Credit Management vordert betaling van de openstaande facturen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten, en stelt dat de verjaring van de vordering is gestuit door meerdere aanmaningen die naar het adres van de gedaagde zijn gestuurd. De gedaagde betwist de ontvangst van deze aanmaningen en voert aan dat de vordering is verjaard. De kantonrechter oordeelt dat de verjaringstermijn inderdaad is gestuit door de aanmaningen, en dat de gedaagde verantwoordelijk is voor het doorgeven van adreswijzigingen. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de hoofdsom toe, maar wijst de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat de algemene voorwaarden van T-Mobile als oneerlijk zijn beoordeeld. De gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10719145 \ CV EXPL 23-4199 BL
Uitspraakdatum: 6 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
CE Credit Management Invest Fund 1 B.V.
gevestigd te Rotterdam
eiseres
verder te noemen: CE Credit Management
gemachtigde: LegalSteps B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.H. Prins
toevoeging: 4PV3827

1.Het procesverloop

1.1.
CE Credit Management heeft bij dagvaarding van 4 september 2023 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
CE Credit Management heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Op 31 januari 2018 heeft [gedaagde] een overeenkomst tot levering van mobiele telecommunicatiediensten (abonnement) afgesloten bij T-Mobile Netherlands BV. Daarbij heeft [gedaagde] een toestelkredietovereenkomst gesloten met T-Mobile Netherlands Finance BV voor een Apple iPhone X 64 GB.
2.2.
Deze overeenkomsten zijn aangegaan voor de duur van 24 maanden en vastgelegd in één document met het opschrift: ‘Overzicht van je overeenkomsten met T-Mobile Netherlands BV en T-Mobile Netherlands Finance BV’ (hierna: de overeenkomst). T-Mobile Netherlands BV en T-Mobile Netherlands Finance BV worden hierna tezamen in enkelvoud genoemd: T-Mobile.
2.3.
[gedaagde] heeft de overeenkomst ondertekend in een winkel van T-Mobile in [woonplaats] .
2.4.
De overeenkomst beslaat twee pagina’s en vermeldt bovenaan pagina 1 onder het kopje ‘Persoonsgegeven Contractant’ als adres van [gedaagde] : [adres] te [woonplaats] .
2.5.
In de periode van 13 februari 2018 tot en met 12 juni 2018 heeft T-Mobile maandelijkse facturen voor abonnements- en toestelkredietkosten (met een totaalbedrag van € 416,48) voor [gedaagde] verstuurd naar de [adres] .
2.6.
Op 9 juli 2018 heeft T-Mobile de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden.
2.7.
In een eindfactuur van 12 juli 2018 heeft T-Mobile een bedrag van in totaal € 906,89 aan [gedaagde] in rekening gebracht.

3.De vordering en het verweer

3.1.
CE Credit Management vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van de hiervoor genoemde facturen van T-Mobile met een totaalbedrag van € 1.323,37, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag van € 198,51 voor buitengerechtelijke incassokosten. Zij legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag. T-Mobile heeft de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden wegens wanbetaling en haar vordering op [gedaagde] overgedragen aan CE Credit Management. CE Credit Management vordert nakoming van de overeenkomst voor zover [gedaagde] daarin is tekortgeschoten en schadevergoeding wegens de (gedeeltelijke) ontbinding daarvan.
3.2.
[gedaagde] verweert zich tegen de vordering en voert daarvoor – kort gezegd – aan dat deze is verjaard. In de conclusie van dupliek betwist [gedaagde] nog dat T-Mobile haar vordering heeft overgedragen aan CE Credit Management.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] erkent dat zij op 31 januari 2018 de overeenkomst met T-Mobile heeft ondertekend. Verder betwist [gedaagde] niet dat T-Mobile ter uitvoering van de overeenkomst krediet heeft verstrekt voor de aanschaf van een Apple iPhone X 64 GB en mobiele telefoniediensten aan haar heeft geleverd. Ook de gevorderde factuurbedragen worden op zichzelf niet door [gedaagde] betwist. Daarmee is het uitgangspunt dat [gedaagde] deze moet betalen. Vast staat echter dat [gedaagde] geen enkele factuur van T-Mobile heeft betaald.
De vordering is niet verjaard
4.2.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat de vordering was verjaard toen de dagvaarding op 4 september 2023 aan haar werd betekend. Dit verjaringsverweer van [gedaagde] slaagt niet en de kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.3.
De verjaringstermijn bedraagt in dit geval vijf jaar, zoals [gedaagde] terecht stelt. CE Credit Management vordert namelijk nakoming van de overeenkomst tot levering van mobiele telecommunicatiediensten in combinatie met een goederenkrediet, en schadevergoeding wegens ontbinding van de overeenkomst. [1] De verjaringstermijn gaat lopen vanaf de aanvang van de dag volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden respectievelijk waarop de benadeelde zowel met de schade bekend is geworden. CE Credit Management stelt onbetwist dat de maandtermijnen die zijn gefactureerd in de periode van 13 februari 2018 tot en met 12 juni 2018 opeisbaar zijn geworden door het verstrijken van de betreffende betalingstermijn. Voor wat betreft de schadevordering zijn partijen het erover eens dat de verjaringstermijn is gaan lopen op de dag volgend op 9 juli 2018 (de ontbindingsdatum).
4.4.
Daarmee staat vast dat er meer dan vijf jaren waren verstreken toen [gedaagde] op 4 september 2023 werd gedagvaard. Maar dit betekent nog niet dat de vordering is verjaard. De verjaringstermijn kan namelijk worden gestuit door (onder meer) een schriftelijke aanmaning. [2] Om werking te hebben moet een schriftelijke aanmaning de schuldenaar hebben bereikt. Ook als de aanmaning de schuldenaar niet heeft bereikt kan deze haar werking hebben, namelijk indien dit niet bereiken het gevolg is van een eigen handeling of andere omstandigheden die zijn persoon betreffen en rechtvaardigen dat hij het nadeel draagt. [3] Indien de ontvangst van een aanmaning wordt betwist geldt volgens vaste rechtspraak dat de afzender feiten en omstandigheden moet stellen, en zo nodig bewijzen, waaruit volgt dat deze door hem is verzonden naar een adres waarvan hij redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar kon worden bereikt, en dat de verklaring aldaar is aangekomen. Als zo’n adres kan worden aangemerkt het adres waarvan de afzender op grond van verklaringen of gedragingen van de geadresseerde mocht aannemen dat deze aldaar door hem kon worden bereikt. [4]
4.5.
CE Credit Management beroept zich er met succes op dat de verjaring is gestuit. Onbetwist staat vast dat (incassogemachtigden van) T-Mobile achtereenvolgens op 10 december 2018, 27 januari 2019, 26 september 2019, 29 juli 2021 en 9 juni 2023 brieven gericht aan [gedaagde] heeft verzonden, waarin aanspraak wordt gemaakt op betaling van de vordering waar het in deze zaak om gaat. Deze aanmaningen zijn gestuurd naar het adres [adres] te [woonplaats] . [gedaagde] betwist dat zij de aanmaningen heeft ontvangen en verwijst daarvoor naar een Uittreksel Basisregistratie Personen (BRP). Daaruit blijkt dat [gedaagde] in de periode van 26 januari 2000 tot 9 oktober 2023 ingeschreven heeft gestaan op diverse adressen in [woonplaats] , maar nooit op het adres [adres] . CE Credit Management heeft daartegenover gesteld dat het adres [adres] door [gedaagde] zelf is opgegeven bij het sluiten van de overeenkomst. Dit vindt steun in de schriftelijke overeenkomst, die [gedaagde] persoonlijk in de winkel van T-Mobile heeft ondertekend en waarop dit adres duidelijk vermeld staat. [gedaagde] zegt hierover alleen dat de vermelding van dit adres in de overeenkomst voor haar ‘volstrekt onduidelijk’ is en geeft geen verklaring voor het feit dat ze de overeenkomst desondanks heeft ondertekend. Verder voert CE Credit Management onbetwist aan dat zij, net als T-Mobile, een opgegeven adres niet kan verifiëren omdat zij geen toegang heeft tot de BRP, en dat het de verantwoordelijkheid van [gedaagde] is om een eventuele adreswijziging door te geven. Het enkele feit dat [gedaagde] niet stond ingeschreven op het adres [adres] staat er niet aan in de weg dat zij dit adres bij T-Mobile heeft opgegeven als het adres waarop zij te bereiken is, zoals CE Credit Management terecht stelt. Bij deze stand van zaken heeft CE Credit Management naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gesteld en onderbouwd dat redelijkerwijs aangenomen mocht worden dat [gedaagde] kon worden bereikt op het adres [adres] . Verder is niet gesteld of gebleken dat de aanmaningen aldaar niet zijn aangekomen.
4.6.
Dit betekent dat als vaststaand wordt aangenomen dat eerdergenoemde schriftelijke aanmaningen [gedaagde] hebben bereikt. Daarmee is telkens binnen vijf jaar de verjaring gestuit en een nieuwe verjaringstermijn gaan lopen, die op het moment van dagvaarding nog niet was verstreken. De omstandigheid dat de sommatiebrief van 9 juni 2023 is opgesteld door een deurwaarder, die volgens [gedaagde] wel toegang zou hebben gehad tot de BRP, leidt niet tot een ander oordeel. Ook zonder deze brief is immers de verjaring voldoende gestuit met de daaraan voorafgaande aanmaningen.
De vordering is overgedragen aan CE Credit Management
4.7.
Voor het eerst in de conclusie van dupliek beroept [gedaagde] zich erop dat CE Credit Management geen akte van cessie heeft overgelegd. Uitsluitend om die reden betwist [gedaagde] de stelling van CE Credit Management dat de vordering van T-Mobile aan haar is overgedragen. Dit verweer had [gedaagde] direct bij antwoord kunnen en moeten voeren. CE Credit Management had dan bij repliek een kopie van de cessieakte kunnen overleggen, zoals zij in de dagvaarding uitdrukkelijk heeft aangeboden. De kantonrechter ziet geen aanleiding CE Credit Management na dupliek te vragen de cessieakte alsnog in het geding te brengen en passeert het verweer van [gedaagde] . Daarbij is van belang dat in eerdergenoemde brief van 10 december 2018 mededeling van cessie is gedaan, en zoals hiervoor is geoordeeld wordt aangenomen dat deze brief [gedaagde] heeft bereikt.
(Pre)contractuele informatieplichten ten aanzien van de abonnementskosten
4.8.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten. [5] Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er op dat punt geen verweer is gevoerd. [6]
4.9.
CE Credit Management heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230l BW. De vordering tot betaling van de abonnementskosten over de periode tot de ontbinding van de overeenkomst (€ 211,00) is dan ook toewijsbaar.
Ontbindingsschade abonnement
4.10.
Tussen partijen staat vast dat de overeenkomt op 9 juli 2018 is ontbonden. CE Credit Management vordert op grond van artikel 6:277 lid 1 BW (schade)vergoeding voor de resterende abonnementstermijnen wegens de voortijdige ontbinding van de overeenkomst. CE Credit Management stelt dat de schade is geschat op maximaal 50% van de tot de einddatum van het contract (31 januari 2020) resterende maandtermijnen (goedkoopste GO abonnement van € 18,60 exclusief btw per maand gedurende 570 dagen x 50%), te weten een bedrag van € 174,28.
Dit is in lijn met rapport Ambtshalve Toetsing III, zodat ook dit bedrag toewijsbaar is.
Openstaand bedrag toestelkrediettermijnen
4.11.
CE Credit Management vordert ook betaling van € 207,24 aan niet betaalde toestelkrediettermijnen en € 730,85 aan resterende termijnen van het toestelkrediet.
4.12.
De Hoge Raad heeft – kort gezegd – het volgende beslist. [7] In een overeenkomst vergelijkbaar met de onderhavige moet, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang is van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Aan die eis is in dit geval voldaan. In de overeenkomst staat namelijk dat het totaalbedrag voor het toestel € 1.061,69 bedraagt, dat sprake is van een eenmalige bijbetaling van € 125,69 en dat het bedrag van € 936,00 wordt afgelost in 24 maandelijkse toestelkrediettermijnen van € 39,00. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige toestelkredietovereenkomst rechtsgeldig is.
4.13.
Verder is niet gebleken dat T-Mobile andere kosten en/of rente over de toestelprijs in rekening heeft gebracht, zodat sprake is van een zogenoemd ‘zacht krediet’. De wettelijke bepalingen over consumentenkredietovereenkomsten missen daarom toepassing. De (resterende) termijnen die zien op de toestelkredietovereenkomst zijn dan ook toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
Ook vordert CE Credit Management een bedrag van € 198,51 voor buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 BW. CE Credit Management stelt echter ook dat de algemene voorwaarden van T-Mobile (geldend vanaf 29 juni 2017) op de overeenkomst van toepassing zijn. De kantonrechter moet, gelet op het Dexia-arrest van het Hof van Justitie van 27 januari 2021, onderzoek doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
4.15.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen of de eisende partij zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om desgewenst, in of buiten rechte, aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding – en vervolgens ambtshalve te toetsen of het betreffende contractuele beding oneerlijk is en vernietigd moet worden. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
4.16.
In artikel 11 van de algemene voorwaarden van T-Mobile is over de buitengerechtelijke incassokosten het volgende beding opgenomen:
“Je zult begrijpen dat wij onze diensten alleen kunnen aanbieden als jij op tijd je betalingsverplichtingen nakomt. Bij niet tijdige betaling behouden wij ons al onze wettelijke rechten voor. Zo kunnen wij bijvoorbeeld de levering van onze diensten opschorten, buitengerechtelijke incassokosten in rekening brengen en de vordering overdragen aan een incassobureau.”
4.17.
Op grond van de wet is een consument pas een incassokostenvergoeding verschuldigd als hij een veertiendagenbrief heeft ontvangen die aan alle in artikel 6:96 lid 6 BW genoemde eisen voldoet. Een dergelijke brief is blijkens de overgelegde stukken op 10 december 2018 aan [gedaagde] verzonden. Zoals hiervoor is overwogen gaat het om een beoordeling van de bedongen afspraken en is niet relevant of de eisende partij in de praktijk handelt conform de toepasselijke wettelijke bepalingen. Dat een veertiendagenbrief aan [gedaagde] is gestuurd laat de kantonrechter dan ook verder buiten beschouwing.
4.18.
De kantonrechter heeft in een eerder vonnis in een andere zaak overwogen dat artikel 11 van de algemene voorwaarden van T-Mobile een oneerlijk beding betreft. [8] Daarom is dat beding vernietigd. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de stukken en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om daar anders over te denken. De buitengerechtelijke incassokosten zullen vanwege het voorgaande worden afgewezen.
De wettelijke rente
4.19.
CE Credit Management vordert wettelijke rente over de hoofdsom over de periode van verzuim. Zij stelt daarbij dat [gedaagde] in verzuim is geraakt vanaf de dag na de vervaldag van een factuur. [gedaagde] weerspreekt dit niet, zodat de wettelijke rente wordt toegewezen zoals hierna onder de beslissing vermeld. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de algemene voorwaarden geen rentebeding is opgenomen.
De proceskosten
4.20.
De proceskosten (inclusief nakosten) komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij hoofdzakelijk ongelijk krijgt. De proceskosten van CE Credit Management worden begroot op:
dagvaarding € 108,00
griffierecht € 365,00
salaris gemachtigde € 408,00 (2 punten x tarief € 204,00)
nakosten
€ 102,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 983,00

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan CE Credit Management van € 1.323,37, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag na de vervaldag van de betreffende facturen tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 983,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.D.M. Hazeu en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 3:307 lid 1 en artikel 3:310 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 3:317 BW
3.Artikel 3:37 lid 3 BW
4.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 14 juni 2013 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2013:BZ4104)
5.Artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f, BW
6.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
7.Zie de arresten van de Hoge Raad van 13 juni 20214 (ECLI:NL:HR:2014:1385) en 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236)
8.Zie de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 28 september 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:13693)