ECLI:NL:RBNHO:2024:2860

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
10768979 \ CV EXPL 23-3671
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vertegenwoordiging en betaling van facturen in bouwmaterialenzaak

In deze civiele zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen BMN Bouwmaterialen B.V. (eiseres) en Styx Group B.V. (gedaagde). BMN heeft Styx Group facturen gestuurd voor geleverde bouwmaterialen, maar Styx Group heeft de betaling betwist. De kern van het geschil draait om de vraag of Styx Group gehouden is de facturen te voldoen, gezien de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die door een derde, [betrokkene 3], is gewekt. De kantonrechter oordeelt dat BMN gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid, omdat de bestellingen zijn gedaan vanuit een e-mailadres dat aan Styx Group was gekoppeld en er geen protest is gekomen van Styx Group na ontvangst van de facturen. De kantonrechter concludeert dat Styx Group de rechtshandeling heeft bekrachtigd door een betalingsregeling te treffen en dat zij de facturen moet voldoen. Styx Group wordt veroordeeld tot betaling van € 11.817,29, vermeerderd met wettelijke handelsrente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10768979 \ CV EXPL 23-3671
Uitspraakdatum: 14 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
BMN Bouwmaterialen B.V.
gevestigd te Nieuwegein
eiseres
verder te noemen: BMN
gemachtigde: mr. J.W. Hilhorst
tegen
de besloten vennootschap
Styx Group B.V., tevens h.o.d.n. “Interwindow” alsmede “Interbouw”
gevestigd te Zaandam
gedaagde
verder te noemen: Styx Group
gemachtigde: [betrokkene 1].
De zaak in het kort
Gedaagde wordt veroordeeld de door eiseres verzonden facturen te voldoen. Door gedaagde is de schijn gewekt dat er sprake was van vertegenwoordigingsbevoegdheid bij de bestelling van bouwmaterialen. Gedaagde heeft de rechtshandeling tevens bekrachtigd.

1.Het procesverloop

1.1.
BMN heeft bij dagvaarding van 19 oktober 2023 een vordering tegen Styx Group ingesteld. Styx Group heeft mondeling en schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 14 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft BMN bij brief van 5 februari 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
BMN exploiteert een groothandel in bouwmaterialen en aanverwante artikelen.
2.2.
Styx Group heeft onder andere een bouw- en aannemingsbedrijf. Blijkens het handelsregister zijn [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de bestuurders en zijn zij allebei zelfstandig bevoegd Styx Group te vertegenwoordigen.
2.3.
BMN heeft in november en december 2022 diverse bouwmaterialen op rekening aan Styx Group geleverd.
2.4.
Op 4 november 2022 is vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] door
[betrokkene 3], de broer van [betrokkene 1], een e-mail gestuurd naar [e-mailadres 2] en [e-mailadres 3]. In de e-mail vraagt hij:
“Willen jullie ons een ‘scherpe’ aanbieding doen t.a.v. het vervangen van gevelbekleding? (…)
Klantnr. 142817
Styx Group BV (…)
We zien jullie aanbieding graag tegemoet. (…)
Gr,
Interwindow
[betrokkene 3]”
2.5.
Op 8 november 2022 heeft BMN per e-mail gereageerd en een offerte gestuurd
“voor de levering van diverse materialen voor het werk: [projectnaam]”. Diezelfde dag heeft
[betrokkene 3], vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1], een e-mail gestuurd naar [e-mailadres 2] en [e-mailadres 3] en akkoord gegeven op de offerte. BMN heeft vervolgens een order- en een opdrachtbevestiging verstuurd naar Styx Group.
2.6.
Op 28 november 2022 heeft BMN een factuur ter hoogte van € 8.315,30 naar Styx Group verzonden. In deze factuur staat onder andere:
“Naam werk [projectnaam]
[adres]
Uw Ref. [betrokkene 3]”
2.7.
Bij e-mail van 22 december 2022 heeft BMN een overeengekomen betalingsregeling voor het op dat moment openstaande bedrag van € 9.509,29 bevestigd aan Styx Group op het e-mailadres [e-mailadres 2].

3.De vordering en het verweer

3.1.
BMN vordert dat de kantonrechter Styx Group veroordeelt tot betaling van € 11.817,29, te vermeerderen met verdere wettelijke handelsrente en de proceskosten. BMN legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij diverse bouwmaterialen aan Styx Group heeft geleverd. Styx Group heeft ondanks sommatie het door haar voor de levering verschuldigde bedrag van € 10.113,64 niet aan BMN voldaan. BMN maakt daarom aanspraak op € 876,14 aan incassokosten en € 827,52 aan wettelijke handelsrente tot 1 november 2023.
3.2.
Styx Group betwist de vordering gedeeltelijk. Zij voert aan – samengevat – dat er zonder toestemming gebruik is gemaakt van de rekening van Styx Group bij BMN; er zijn maar twee bestuurders gemachtigd voor bestellingen. Geen van deze bestuurders heeft de bestelling geplaatst, goedgekeurd of bevestigd. De betwiste bestellingen zijn geplaatst tijdens de vakantieperiode van de bestuurders en zij kunnen de bestelling onmogelijk hebben geautoriseerd. BMN heeft verzuimd een bevestiging van de bestelling te vragen aan de bestuurders. De betwiste bestellingen hebben geen projectnaam bij Styx Group, wat aangeeft dat ze niet door haar geïnitieerd zijn. Styx Group heeft geen kennis van het betreffende project en/of de betrokken relatie en heeft geen omzet of opbrengsten ontvangen van de betwiste bestelling. De bestelling moet verhaald worden op de onderneming van
[betrokkene 3], de broer van een van de bestuurders van Styx Group.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Styx Group moet worden veroordeeld de door BMN verzonden facturen voor geleverde materialen aan haar te voldoen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en legt dit hierna uit.
4.2.
Styx Group betwist de vordering gedeeltelijk en voert – kort gezegd – als verweer dat er diverse materialen, met name Keralit producten, zonder toestemming van de bestuurders van Styx Group zijn gekocht. Styx Group heeft geen order geplaatst voor de betreffende materialen en BMN mocht er niet van uitgaan dat de broer van [betrokkene 1], [betrokkene 3], namens haar de bouwmaterialen op rekening mocht bestellen, aldus Styx Group.
4.3.
Niet in geschil is dat [betrokkene 3] de betreffende materialen heeft besteld en dat hij niet vertegenwoordigingsbevoegd was om een rechtshandeling in naam van Styx Group te verrichten. BMN stelt echter dat zij, gelet op alle feiten en omstandigheden, er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de bestelling namens Styx Group werd gedaan c.q. voor haar rekening zou kunnen worden gebracht.
4.4.
De kantonrechter neemt als uitgangspunt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand kan komen in het geval van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die aan Styx Group kan worden toegerekend. [1] Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigings-bevoegdheid aan de vertegenwoordigde (Styx Group) kan plaats zijn als de wederpartij (BMN) daarop gerechtvaardigd heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico komen van Styx Group en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Van zodanige feiten en omstandigheden kan ook sprake zijn ingeval van een niet-doen, waaronder het laten voortbestaan van een bepaalde situatie. [2] Het voormelde risicobeginsel gaat echter niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen en gedragingen van de onbevoegd handelende persoon ([betrokkene 3]). Er zullen mede feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld die Styx Group betreffen en die rechtvaardigen dat deze partij in haar verhouding tot BMN het risico van onbevoegde vertegenwoordiging draagt. [3]
4.5.
BMN heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende toegelicht en onderbouwd dat zij, als gevolg van de schijn die door Styx Group is gewekt, er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [betrokkene 3] Styx Group mocht vertegenwoordigen. Zij heeft daartoe gesteld dat de e-mail met het verzoek om een offerte afkomstig is van het e-mailadres [e-mailadres 1] en dat de door [betrokkene 3] verzonden e-mails cc gestuurd zijn naar [e-mailadres 2], het e-mailadres dat Styx Group gebruikt voor haar bestellingen. Doordat Styx Group op geen enkele wijze heeft gereageerd en/of geprotesteerd tegen de offerte, de order- en een opdrachtbevestiging mocht BMN erop vertrouwen dat
[betrokkene 3] een overeenkomst mocht sluiten met Styx Group. Styx Group heeft niet geprotesteerd toen zij de betwiste factuur ontving en heeft zich pas in maart 2023, toen het incassobureau de zaak had opgepakt, op het standpunt gesteld dat zij niet gehouden is de factuur te voldoen.
4.6.
BMN heeft verder gesteld dat Styx Group de onbevoegd verrichte rechtshandeling door [betrokkene 3] heeft bekrachtigd. [4] Naar het oordeel van de kantonrechter heeft BMN ook voldoende gesteld en onderbouwd dat daarvan sprake is. [betrokkene 1] heeft na terugkomst van zijn vakantie contact opgenomen met BMN toen een automatische incasso medio december 2022 werd gestorneerd; hij toen heeft gezegd dat hij een en ander zou regelen met zijn broer [betrokkene 3] en heeft een betalingsregeling getroffen. Op 22 december 2022 is deze betalingsregeling aan Styx Group bevestigd. De regeling ziet op het dan openstaande bedrag van € 9.509,29; de door Styx Group in deze procedure betwiste factuur van € 8.315,30 plus een factuur van € 1.193,99. Door deze handelwijze heeft Styx Group de rechtshandeling bekrachtigd.
4.7.
Styx Group heeft de door BMN geschetste gang van zaken niet dan wel onvoldoende weersproken. Hetgeen Styx Group heeft aangevoerd staat niet aan toewijsbaarheid van de vordering in de weg. Styx Group heeft verklaard dat de bestuurders van Styx Group samen voor 2 tot 3 weken op vakantie waren in Amerika, dat alles toen stil lag in Nederland qua activiteiten en dat zij niet per e-mail bereikbaar waren. Dit verweer kan haar niet baten. Dat de bestuurders van Styx Group tijdens hun verblijf in Amerika geen enkele toegang hadden tot hun zakelijke e-mailadres komt voor hun rekening en risico. Het had op hun weg als zakelijke partij gelegen om achtervang of toegang tot haar e-mail te regelen om dit soort problemen te voorkomen. Dit geldt temeer omdat Styx Group zelf heeft verklaard vaker te maken te hebben gehad met onbevoegde bestellingen door een derde. Styx Group heeft ook nog gewezen op de verantwoordelijkheid van BMN om bij aflevering te verifiëren of alles klopt. In dat verweer volgt de kantonrechter Styx Group niet. Deze handelwijze lijkt de kantonrechter ook niet uitvoerbaar in de praktijk.
4.8.
De conclusie is Styx Group de in deze procedure betwiste factuur van € 8.315,30 dient te voldoen. De verschuldigdheid van de overige facturen en de juistheid van de creditfacturen die daarop in mindering zijn gebracht, heeft Styx Group niet weersproken. De kantonrechter zal de vordering van BMN dan ook toewijzen. De gevorderde rente over de hoofdsom zal als niet weersproken worden toegewezen.
4.9.
BMN maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van Styx Group, omdat zij ongelijk krijgt. De nakosten worden toegewezen zoals in het dictum wordt vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Styx Group tot betaling aan BMN van € 11.817,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 10.113,64 vanaf 1 november 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt Styx Group tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van BMN tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 109,44
griffierecht € 514,00
salaris gemachtigde € 812,00
nasalaris € 131,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Flipse en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 3:61 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 14 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1456.
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142.
4.Artikel 3:69 BW.