ECLI:NL:RBNHO:2024:2414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10868435 \ AO VERZ 24-1 en 10868456 \ AO VERZ 2402
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst tussen F.C. Volendam en werknemers wegens verstoorde arbeidsrelatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen F.C. Volendam en twee van haar werknemers, de directeur opleiding en de technisch directeur. F.C. Volendam stelde dat de werknemers hun arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang hadden opgezegd, wat door de werknemers werd ontkend. De kantonrechter oordeelde dat er geen duidelijke en ondubbelzinnige opzegging was gedaan, waardoor de arbeidsovereenkomst voortduurde en de werknemers recht hadden op salaris. Op verzoek van F.C. Volendam ontbond de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2024, omdat de arbeidsrelatie duurzaam en onherstelbaar was verstoord. Het verzoek van de werknemers om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat de ontbinding niet het gevolg was van ernstig verwijtbaar handelen van F.C. Volendam. De werknemers kregen wel recht op de wettelijke transitievergoeding en een deel van de overeengekomen bonus. De zaak illustreert de complexiteit van arbeidsrelaties en de vereisten voor een geldige opzegging.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./repnr.: 10868435 \ AO VERZ 24-1 en 10868456 \ AO VERZ 24-2
Uitspraakdatum: 12 maart 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting R.K.F.C. Volendam
gevestigd te Volendam
verzoekende partij
verder te noemen: F.C. Volendam
gemachtigde: mr. S. Palm en mr. S.A.M. van Steekelenburg
tegen
[verweerder 1], wonende te [woonplaats] , en
[verweerder 2], wonende te [woonplaats]
verwerende partijen
verder te noemen: [verweerders]
gemachtigde: mr. A.J. Quant
De zaak in het kort
Deze zaak gaat over een geschil tussen voetbalclub F.C. Volendam en twee van haar werknemers, de directeur opleiding en de technisch directeur. Volgens F.C. Volendam hebben de werknemers hun arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd. De werknemers ontkennen dat. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige opzegging, zodat de arbeidsovereenkomst voortduurt en de werknemers recht hebben op salaris. Op verzoek van F.C. Volendam ontbindt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2024, omdat de arbeidsovereenkomst inmiddels duurzaam en onherstelbaar is verstoord. Het verzoek van de werknemers om toekenning van een billijke vergoeding wordt afgewezen, omdat de ontbinding niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van F.C. Volendam. De werknemers hebben volgens de kantonrechter wel recht op de wettelijke transitievergoeding en (een deel van) de overeengekomen bonus.

1.Het procesverloop

1.1.
F.C. Volendam heeft een verzoek gedaan om onder meer voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst door [verweerders] met onmiddellijke ingang is opgezegd. [verweerders] hebben een verweerschrift met tegenverzoeken ingediend.
1.2.
Op 13 februari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden, waar de verzoeken ten aanzien van [verweerders] gezamenlijk zijn behandeld. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. F.C. Volendam, [verweerders] hebben ook pleitaantekeningen overgelegd. Vóór de zitting hebben partijen met e-mails en brieven van 7, 8, 11, 12 en 13 februari 2024 nog stukken toegezonden.
2. De feiten
2.1.
F.C. Volendam is een betaald voetbalorganisatie.
2.2.
[verweerder 1] , geboren [geboortedatum 1] , is sinds [datum] in dienst bij F.C. Volendam. De functie van [verweerder 1] is directeur opleiding en samenwerkingen met een salaris van
€ 12.500,00 bruto per maand.
2.2.
[verweerder 2] , geboren [geboortedatum 2] , is sinds [datum] in dienst bij F.C. Volendam. De functie van [verweerder 2] is technisch directeur met een salaris van € 12.500,00 bruto per maand.
2.3.
[verweerders] vormen als directeur opleiding en technisch directeur de dagelijkse leiding van de organisatie van F.C. Volendam, naast [naam 1] (hierna: [naam 1] ) als hoofdtrainer en [naam 2] (hierna: [naam 2] ) als technisch manager betaald voetbal. [verweerder 1] , [verweerder 2] , [naam 1] en [naam 2] maken samen met vier anderen ook deel uit van een andere organisatie, team [naam 2] Football Development (hierna: Team [naam 2] ).
2.4.
In de statuten van F.C. Volendam staat dat het besturen van de organisatie is opgedragen aan een raad van bestuur, die F.C. Volendam vertegenwoordigt, en dat er een raad van commissarissen is die toezicht moet houden op het bestuur en die het bestuur ook kan ontslaan.
2.5.
Tot 1 december 2023 werd de raad van bestuur van F.C. Volendam gevormd door de bestuursleden [naam bestuurslid 1] (voorzitter), [naam bestuurslid 2] , [naam bestuurslid 3] en [naam bestuurslid 4] . De raad van commissarissen bestond uit de leden [lid 1] (voorzitter), [lid 2] , [lid 3] , [lid 4] , [lid 5] en [lid 6] .
2.6.
In de loop van 2023 is er in toenemende mate een verschil van inzicht ontstaan tussen de raad van bestuur en de raad van commissarissen. Dit verschil van inzicht ging onder andere over de financiële situatie van F.C. Volendam, de informatievoorziening van de raad van bestuur richting de raad van commissarissen en de hervorming van de (directie)structuur van de F.C. Volendam.
2.7.
Op 30 november 2023 heeft de raad van commissarissen besloten tot ontslag van alle leden van de raad van bestuur.
2.8.
Op 1 december 2023 rond 10:00 uur heeft de voorzitter van de raad van commissarissen, eerdergenoemde [lid 1] (hierna: [lid 1] ), een persconferentie gegeven. In die persconferentie heeft [lid 1] de reden voor het ontslag van de raad van bestuur toegelicht en opgemerkt dat dit ontslag geen gevolgen heeft voor leden van Team [naam 2] , en dat die leden kunnen blijven.
2.9.
Op 1 december 2023 rond 17:00 uur hebben de leden van Team [naam 2] een schriftelijke verklaring via verschillende media landelijk bekend gemaakt. Onder deze verklaring staan de acht namen van de leden van Team [naam 2] , waaronder de namen van [verweerders] . Die verklaring luidt als volgt:
STATEMENT: Wij stappen op bij FC Volendam
Wij gaan stoppen bij FC Volendam.
Onze emmer is overgelopen na de persconferentie van RvC voorzitter [lid 1] . Na dit toneelstuk vol tegenstrijdigheden, halve waarheden en volle leugens, rest ons niets anders dan dit besluit.
Na onze projecten bij Ajax en Cruyff Football zijn wij in 2019 ingestapt bij FC Volendam, een club die destijds op de rand van de afgrond stond. [naam bestuurslid 1] en [naam medebestuurder] vroegen ons FC Volendam weer op te bouwen als opleidingsclub. Geïnspireerd door onze mentor Johan Cruijff staan voetbal en talentontwikkeling daarbij centraal. Dat is de kern van wie wij zijn en waar wij voor staan.
Een ieder mag zelf bepalen hoe wij hebben gefunctioneerd.
Maar dit project rust wel op onze samenwerking met een aantal fantastische en integere bestuursleden, mensen die de visie begrijpen en de juiste balans weten te vinden tussen inspireren, faciliteren en controleren. Dit partnership is het geheim van het succes.
Bestuursleden [naam bestuurslid 1] en zijn medebestuurders zijn gisteravond ontslagen door de RvC. Beiden zijn vanochtend door [lid 1] publiekelijk voor de bus gegooid, als waren zij onverantwoordelijke bestuurders die geen toezicht houden en financieel ‘casinobeleid’ voeren.
Wij zelf worden beticht een beleid te voeren dat de continuïteit van Volendam in gevaar zou brengen. De ‘argumenten’ die langskomen zijn van een treurig niveau.
Financiële operationele tekorten worden door [lid 1] genoemd en uitvergroot, maar enorme transferwinsten verzwegen. Het positieve resultaat onder aan de streep wordt zelfs ontkend.
Begrotingen die door de RvC zelf en de KNVB zijn goedgekeurd, worden gepresenteerd als gevaarlijk.
De deal van [naam speler 1] wordt neergezet als ‘een mazzeltje’ en verkeerd uitgelegd zonder enige kennis van zaken. De officiële biedingen op [naam speler 2] worden zelfs ontkend.
[naam bestuurslid 1] , een fantastische ambassadeur die aan het hoofd heeft gestaan van een absolute bloeiperiode van de club, wordt weggezet als een ‘slecht voorzitter’.
Inmiddels zijn alle grondleggers in het bestuur geliquideerd door de Raad van Commissarissen.
De laatste week hebben wij gesproken met het gemeentebestuur, het bestuur van de RKAV en de supporters. De belangrijkste ‘geledingen’ kennen nu de waarheid en weten wat er is gebeurd. Daarmee hebben wij alles gedaan wat in onze macht ligt, maar onze grens is nu bereikt.
De wedstrijd van morgen tegen PEC Zwolle staat nog onder leiding van [naam 1] . Daarnaast zullen wij de normale procedures van overdracht respecteren.
Wij bedanken alle spelers, collega’s, vrijwilligers, sponsoren, ouders en supporters voor de mooie jaren en de steun die wij bij de meeste mensen hebben gevoeld.”
2.10.
Op 14 december 2023 heeft de raad van commissarissen [lid 1] als nieuw bestuurslid benoemd, alsmede [lid 3] en [bestuurslid] . Als leden van de nieuwe raad van commissarissen zijn benoemd [lid 4] , [lid 2] , [lid 5] en [lid 6] .

3.Het verzoek, het verweer en het tegenverzoek

3.1.
F.C. Volendam verzoekt om een verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst door [verweerders] met onmiddellijke ingang is opgezegd. Ook wordt verzocht om [verweerders] te veroordelen tot betaling een zogenoemde gefixeerde vergoeding. Voor zover nodig wordt voorwaardelijk een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op de vroegst mogelijke datum, vanwege verwijtbaar handelen of een verstoorde arbeidsverhouding, en zonder toekenning van een transitievergoeding. Aan dit verzoek legt F.C. Volendam ten grondslag – kort gezegd – dat [verweerders] met eerdergenoemde schriftelijke verklaring van 1 december 2023 de arbeidsovereenkomst luid en duidelijk hebben opgezegd, en zover dat niet het geval is, dat van F.C. Volendam in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst nog langer te laten voortduren.
3.2.
[verweerders] verweren zich tegen het verzoek. Daartoe is – samengevat –aangevoerd dat de schriftelijke verklaring van 1 december 2023 niet is bedoeld als opzegging door [verweerders] , en dat dit ook blijkt uit die verklaring en de omstandigheden waaronder de verklaring is afgelegd. [verweerders] verzetten zich niet tegen een ontbinding van de arbeidsovereenkomst, omdat zij erkennen dat de arbeidsverhouding is verstoord, maar zij verzoeken daarbij wel om toekenning van een billijke vergoeding. Volgens [verweerders] is de ontbinding namelijk het gevolg van ernstig verwijtbaar handelen van F.C. Volendam. Verder wordt bij wijze van tegenverzoek verzocht om F.C. Volendam te veroordelen tot betaling van salaris, een transitievergoeding en de overeengekomen bonus, en te bepalen dat [verweerders] de ter beschikking gestelde leaseauto kunnen blijven gebruiken.

4.De beoordeling van het verzoek

waar gaat het om in deze zaak?

4.1.
Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of [verweerders] hun arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang hebben opgezegd op 1 december 2023.
4.2.
Afhankelijk van het antwoord op die vraag moet vervolgens worden beoordeeld of F.C. Volendam aanspraak kan maken op een gefixeerde vergoeding, dan wel of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, al dan niet met toekenning van een billijke vergoeding aan [verweerders] .
is er een opzegging of niet?
4.3.
De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een opzegging. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.
4.4.
F.C. Volendam stelt dat de diverse media, haar supporters en de rest van Nederland de hiervoor geciteerde schriftelijke verklaring van 1 december 2023 van Team [naam 2] , en [verweerders] , hebben uitgelegd als een onmiddellijke opzegging. F.C. Volendam vindt het mede daarom logisch dat zij die verklaring ook zo mocht interpreteren.
4.5.
De kantonrechter neemt aan dat de schriftelijke verklaring van 1 december 2023 van Team [naam 2] een gemiddelde lezer het idee heeft gegeven dat de leden van Team [naam 2] , waaronder [verweerders] , gaan stoppen bij F.C. Volendam. Dat staat ook letterlijk zo in die verklaring.
4.6.
Maar om een verklaring van een werknemer, in dit geval [verweerders] , aan te merken als een opzegging van een arbeidsovereenkomst, is méér nodig. Daarbij is bepalend of die verklaring volgens de normen van het arbeidsrecht een opzegging is, en niet hoe die verklaring in zijn algemeenheid is begrepen.
4.6.
Volgens rechtspraak is voor de opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werknemer een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring vereist, die gericht is op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [1] Dat is een strenge maatstaf, die ertoe dient om een werknemer te behoeden voor de grote gevolgen die een vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst kan hebben, met name het verlies van de mogelijkheid om een beroep te doen op ontslagbescherming, en het verlies van inkomen en aanspraken op een (werkloosheids)uitkering.
4.7.
Gelet op die grote gevolgen mag een werkgever niet snel aannemen dat een verklaring van de werknemer gericht is op vrijwillige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Onder omstandigheden kan de werkgever ook een onderzoeksplicht hebben om na te gaan of de werknemer daadwerkelijk wilde opzeggen, en een verplichting om de werknemer over de gevolgen van de opzegging voor te lichten. Daarnaast kan op grond van algemene wettelijke regels van belang zijn of een werkgever een verklaring van een werknemer heeft mogen opvatten als een tot hem gerichte verklaring. [2]
4.8.
De schriftelijke verklaring van [verweerders] van 1 december 2023 is niet duidelijk en niet ondubbelzinnig, waar het gaat om de opzegging en beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verweerders] zeggen in die verklaring weliswaar dat zij
“gaan stoppen bij FC Volendam”, maar daaruit volgt nog niet dat zij de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen. Die bewoordingen laten immers in het midden wanneer zij gaan stoppen en op welke termijn. Ook schrijven [verweerders] dat zij
“de normale procedures van overdracht”zullen respecteren, wat bevestigt dat zij geen directe opzegging hebben beoogd en waardoor onduidelijk blijft of en wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
4.9.
Verder is van belang dat de schriftelijke verklaring van 1 december 2023 niet is gericht aan F.C. Volendam, maar aan de media en het algemene publiek. Een opzegging van een arbeidsovereenkomst door een werknemer moet in beginsel, om werking te hebben, zijn gericht aan de werkgever. Dat is hier niet het geval. Ook daaruit volgt dat de schriftelijke verklaring niet als een (directe) opzegging van de arbeidsovereenkomst kan worden aangemerkt.
4.10.
Er zijn nog meer omstandigheden die eraan in de weg staan om de schriftelijke verklaring van 1 december 2023 als een opzegging op te vatten. Het is duidelijk dat die verklaring een reactie is op het ontslag van de raad van bestuur en op de persconferentie van 1 december 2023 waarin [lid 1] dat ontslag heeft toegelicht, en dat die verklaring in hoge mate is ingegeven door de opgelopen spanningen binnen F.C. Volendam. Gelet daarop is de verklaring vooral ook aan te merken als een uiting van de emoties daarover bij de leden van Team [naam 2] , en niet zozeer als een op rechtsgevolg gerichte wil om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Verder is van belang dat [naam 1] op 3 december 2023 in de media heeft gereageerd op vragen over de schriftelijke verklaring van 1 december 2023. Daarbij is door [naam 1] gezegd dat in de verklaring staat
“dat we gaan opstappen. Niet dat we dat al hebben gedaan. Er staat ook in dat we onze plichten goed nakomen en goed overdragen”. [lid 1] heeft vervolgens op zondagmiddag 3 december 2023 om 15:29 uur in een e-mail aan Team [naam 2] , waaronder [verweerders] , de
“directe beëindiging van uw arbeidsrelatie”bevestigd, maar [verweerder 2] heeft daarop diezelfde dag gereageerd om 16:43 uur met een e-mail waarin wordt benadrukt dat er
“geen sprake is van een opzegging”.Hieruit volgt dat [verweerders] , mede als lid van Team [naam 2] , ook al kort na de schriftelijke verklaring van 1 december 2023 hebben laten blijken dat daarmee geen opzegging is beoogd.
4.11.
De hiervoor genoemde omstandigheden brengen ook mee dat F.C. Volendam in ieder geval had moeten onderzoeken of [verweerders] daadwerkelijk wilden opzeggen. De schriftelijke verklaring van 1 december 2023 riep daarover immers zoveel vragen op, dat het op de weg had gelegen van F.C. Volendam om dat te onderzoeken en dat zij redelijkerwijs niet zonder meer mocht uitgaan van een opzegging. F.C. Volendam heeft een dergelijk onderzoek nagelaten en ook daarom mocht zij er niet op vertrouwen dat de schriftelijke verklaring van 1 december 2023 als een (directe) opzegging van de arbeidsovereenkomst moet worden gezien.
4.12.
De conclusie is dus dat er geen sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst. De door F.C. Volendam gevraagde verklaring voor recht dat de arbeidsovereenkomst door [verweerders] met onmiddellijke ingang is opgezegd, wordt dan ook afgewezen. Dat betekent dat ook moet worden afgewezen het verzoek van F.C. Volendam om [verweerders] te veroordelen tot betaling een gefixeerde vergoeding wegens een onregelmatige opzegging.
moet de arbeidsovereenkomst worden ontbonden en met ingang van welke datum?
4.13.
F.C. Volendam heeft voorwaardelijk verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerders] te ontbinden, voor het geval dat wordt geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst nog niet door [verweerders] is beëindigd.
4.14.
Hiervoor is geoordeeld dat er geen sprake is van een opzegging van de arbeidsovereenkomst door [verweerders] . Dat betekent dat de voorwaarde waaronder F.C. Volendam het verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan, is vervuld. Er moet dus een beslissing worden genomen op dit verzoek. F.C. Volendam heeft ook belang bij ontbinding, omdat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door opzegging.
4.15.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [3] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [4]
4.16.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er een redelijke grond voor ontbinding. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.17.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een duurzame en onherstelbare verstoring van de arbeidsverhouding. Daarvan uitgaande kan van F.C. Volendam in redelijkheid niet meer worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dat betekent dat de verstoorde arbeidsverhouding een redelijke grond voor ontbinding oplevert. [5] Herplaatsing van [verweerders] is gelet op de verstoorde arbeidsverhouding en de aard van hun functie niet mogelijk.
4.18.
Het verzoek van F.C. Volendam wordt dus toegewezen en de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden. Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald op 1 mei 2024. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure. [6]
4.19.
De kantonrechter is er bij de bepaling van het einde van de arbeidsovereenkomst op 1 mei 2024 vanuit gegaan dat voor F.C. Volendam een wettelijke opzegtermijn geldt van één maand, omdat de arbeidsovereenkomst korter dan vijf jaar heeft geduurd, en dat opzegging moet geschieden tegen het einde van de maand. [7]
4.20.
[verweerders] zijn van mening dat voor F.C. Volendam een opzegtermijn geldt van vier maanden. Zij wijzen erop dat in de schriftelijke arbeidsovereenkomst staat dat de werknemer een opzegtermijn van twee maanden in acht moet nemen en dat in zo’n geval de opzegtermijn voor een werkgever op grond van de wet het dubbele daarvan moet bedragen. [8] De kantonrechter deelt die mening niet. F.C. Volendam heeft er terecht op gewezen dat uit rechtspraak volgt dat voor de toepassing van de wettelijke regel waarop [verweerders] een beroep doen, vereist is dat zowel de voor de werknemer geldende opzegtermijn als de voor de werkgever geldende opzegtermijn schriftelijk is overeengekomen. [9] Dat is hier niet het geval, omdat in de schriftelijke arbeidsovereenkomst geen opzegtermijn voor F.C. Volendam staat. Dat betekent dat de hoofdregel voor de wettelijke opzegtermijn geldt en die hoofdregel is door de kantonrechter toegepast.
4.21.
De kantonrechter onderkent dat F.C. Volendam primair heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar gedrag van [verweerders] . [10] Echter, in dit geval wordt de arbeidsovereenkomst al ontbonden wegens een verstoorde arbeidsverhouding. Ontbinding wegens het gestelde verwijtbaar gedrag leidt in dit geval niet tot een ander resultaat of rechtsgevolg. De kantonrechter hoeft daarom niet te beoordelen of ontbinding wegens verwijtbaar gedrag gerechtvaardigd is.
4.22.
Beide partijen hebben nog gesteld dat er met ingang van een eerdere dan wel een latere datum moet worden ontbonden dan 1 mei 2024, omdat volgens beide partijen de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de andere partij. Zoals blijkt uit wat hierna wordt overwogen, volgt de kantonrechter het standpunt van beide partijen niet, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van F.C. Volendam, en ook niet van [verweerder 1] of [verweerder 2] . Er is in dit kader dus geen grond voor een eerdere of latere datum van ontbinding.
4.23.
Het verzoek van F.C. Volendam om de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren ten aanzien van de ontbinding, wordt afgewezen. Het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van een beschikking heeft in zijn algemeenheid tot doel om ervoor te zorgen dat een veroordeling of beslissing in die beschikking direct uitgevoerd moet worden, ook als hoger beroep wordt ingesteld. Hoofdregel is immers dat hoger beroep de werking van een beschikking schorst, tenzij deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. [11] Maar voor de ontbinding van een arbeidsovereenkomst geldt een wettelijke uitzondering op deze hoofdregel. Hoger beroep tegen een beschikking tot ontbinding schorst de tenuitvoerlegging van de beschikking namelijk niet. [12] F.C. Volendam heeft er dus geen belang bij dat de beschikking ten aanzien van de ontbinding uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
moet aan [verweerders] een billijke vergoeding worden toegekend?
4.24.
[verweerders] hebben verzocht om toekenning van een billijke vergoeding, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
4.25.
De kantonrechter ziet geen aanleiding voor toekenning van een billijke vergoeding. Daarbij is het volgende van belang.
4.26.
Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. [13] Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt. Bij die beoordeling moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. [14]
4.27.
[verweerders] stellen dat F.C. Volendam ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, omdat F.C. Volendam – althans de toenmalige raad van commissarissen – eenzijdig de arbeidsrelatie ernstig heeft verstoord door consequent en gedurende een langere periode aan te dringen op het beëindigen van de arbeidsrelatie met [verweerders] , en dat ook in het openbaar te communiceren. Daarnaast vinden [verweerders] dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, doordat de raad van commissarissen een ingewikkelde en reputatiegevoelige situatie nog verder op scherp heeft gezet en zich op het standpunt is blijven stellen dat sprake was van een opzegging (per direct) door [verweerders] , waardoor de arbeidsrelatie blijvend ernstig verstoord is geraakt.
4.28.
De kantonrechter constateert dat [verweerders] vooral verwijten maken aan het adres van de raad van commissarissen. F.C. Volendam heeft niet bestreden dat de gestelde gedragingen van de raad van commissarissen in het kader van de beoordeling van de ernstige verwijtbaarheid moeten worden toegerekend aan F.C. Volendam als werkgever. De kantonrechter zal daar ook van uitgaan.
4.29.
De kantonrechter deelt de mening van [verweerders] dat de raad van commissarissen op verschillende momenten in 2023 uitlatingen heeft gedaan die de arbeidsrelatie fors onder druk hebben gezet.
4.30.
In een e-mail van 1 februari 2023 heeft de raad van commissarissen uitgesproken dat
“de huidige constructie met team [naam 2] ”niet moet worden voortgezet na 30 juni 2023 en dat
“de contracten”voor 1 april 2023 moeten worden opgezegd. Daarbij had de raad van commissarissen ook het oog op de arbeidsovereenkomsten van [verweerders] . In een discussiestuk toegestuurd op 7 maart 2023 staat dat de raad van commissarissen de samenwerking tussen F.C. Volendam en Team [naam 2] niet zuiver en onafhankelijk vindt. Daarbij wordt onder meer gesteld dat [verweerders] ook bestuurder zijn van Team [naam 2] en dat dit leidt tot een groot en structureel conflict van belangen, waardoor F.C. Volendam er niet zonder meer op kan vertrouwen dat [verweerders] het belang van F.C. Volendam voorop stellen. In een brief van 21 november 2023 heeft de raad van commissarissen aan de toenmalige raad van bestuur meegedeeld dat niet akkoord wordt gegaan met een voorstel voor een nieuwe directiestructuur en dat de raad van commissarissen unaniem voorstander is van
“een directiestructuur met een algemeen directeur [algemeen directeur] en een onafhankelijke technisch directeur (niet [verweerder 2] )”.Verder blijkt uit een overgelegde verklaring van de toenmalige voorzitter van de raad van bestuur dat [lid 1] in een gesprek op 21 november 2023 bewoordingen heeft gebruikt die erop neer komen dat de raad van commissarissen
“klaar”was met [verweerders] .
4.31.
Deze uitlatingen van de raad van commissarissen zijn een directe aantasting van de positie en de integriteit van [verweerders] , zonder een voldoende duidelijke feitelijke basis, waardoor ook de arbeidsrelatie is aangetast. Dat valt de raad van commissarissen te verwijten, en daarmee ook F.C. Volendam.
4.32.
Daar staat tegenover dat uit overgelegde whatsappberichten blijkt dat Team [naam 2] , en [verweerders] , in 2023 bij herhaling hebben laten weten dat zij geen enkel vertrouwen hadden in (samenwerking met) de raad van commissarissen en bij herhaling hebben geuit dat zij collectief zullen opstappen als de raad van commissarissen de ideeën of wensen van Team [naam 2] niet zou volgen. Deze whatsappberichten komen weliswaar uit een interne whatsappgroep, maar niet betwist is de stelling dat deze berichten via verschillende kanalen ook bij de raad van commissarissen terecht zijn gekomen. Verder heeft [verweerder 2] in een e-mail van 13 augustus 2023 de voorzitter van de raad van commissarissen te slap en niet betrouwbaar genoemd, en opgemerkt dat sprake is van wanbestuur van de raad van commissarissen en dat via de gemeente zal worden geprobeerd om die raad te laten opheffen. Ook uit overgelegde verklaringen van twee voormalige leden van de raad van bestuur volgt dat op verschillende momenten door Team [naam 2] is aangegeven dat zij collectief zouden opstappen als niet werd ingestemd met de wensen van Team [naam 2] , en dat dit tot een continue druk en spanning binnen de club heeft geleid.
4.33.
Met de hiervoor genoemde uitlatingen hebben ook [verweerders] , mede als lid van Team [naam 2] , van hun kant bijgedragen aan het ontstaan en verscherpen van het arbeidsconflict. Het bij herhaling uitspreken van een gebrek aan vertrouwen in de raad van commissarissen en het dreigen met collectief opstappen als wensen niet worden ingewilligd, getuigt ook niet van goed werknemerschap.
4.34.
Daarbij komt dat [lid 1] als voorzitter van de raad van commissarissen in eerdergenoemde persconferentie van 1 december 2023 heeft verklaard dat het ontslag van de raad van bestuur geen gevolgen heeft voor leden van Team [naam 2] , en dat die leden kunnen blijven. [verweerders] stellen terecht dat uit eerdere verklaringen blijkt dat [lid 1] en de raad van commissarissen grote bedenkingen hadden bij de voortzetting van de samenwerking met [verweerders] , en de rol van [verweerder 2] als technisch directeur, maar daaruit volgt nog niet dat [lid 1] en de raad van commissarissen op of rond 1 december 2023 al concrete plannen hadden om over te gaan tot een definitieve beëindiging van de arbeidsrelatie.
4.35.
Team [naam 2] heeft vervolgens in de schriftelijke verklaring van 1 december 2023 de persconferentie benoemd als een
“toneelstuk vol tegenstrijdigheden, halve waarheden en volle leugens”, en aangekondigd dat zij
“gaan stoppen bij FC Volendam”. Die verklaring heeft gelet op de aard en inhoud daarvan ook bijgedragen aan het ontstaan van een duurzame en onherstelbare verstoring van de arbeidsverhouding. Dat de raad van commissarissen zich nadien op het standpunt is blijven stellen dat met die schriftelijke verklaring sprake was van een opzegging door [verweerders] is weliswaar onjuist, zoals hiervoor is geoordeeld, maar gelet op die verklaring ook niet volkomen onbegrijpelijk of ernstig verwijtbaar.
4.36.
De kantonrechter ziet in deze zaak uiteindelijk vooral een machtsstrijd tussen de raad van commissarissen en Team [naam 2] , waarvan [verweerders] deel uitmaken, waarin beide partijen zich in toenemende mate hard en onverzoenlijk hebben opgesteld, en waarin beide partijen zich bij het uitvechten van dit conflict op bepaalde momenten kennelijk meer hebben laten leiden door emoties en frustraties, dan door een professionele houding en goed werkgever- en werknemerschap.
4.37.
Dit leidt tot de conclusie dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoring van de arbeidsverhouding weliswaar (mede) het gevolg is van verwijtbaar gedrag van F.C. Volendam, maar dat de ‘hoge lat’ van ernstige verwijtbaarheid niet wordt gehaald, ook gelet op het aandeel dat [verweerders] hebben gehad in het ontstaan van die verstoring. Het verzoek van [verweerders] om toekenning van een billijke vergoeding moet daarom worden afgewezen.
4.38.
F.C. Volendam hoeft geen gelegenheid te krijgen om het verzoek om ontbinding in te trekken, omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden.
moeten [verweerders] worden veroordeeld om bedrijfseigendommen van F.C. Volendam in te leveren?
4.39.
De vordering van F.C. Volendam om [verweerders] te veroordelen om
“alle bedrijfseigendommen”te retourneren en geen bescheiden in bezit te houden, te kopiëren of aan derden ter inzage te geven, wordt afgewezen, alleen al omdat F.C. Volendam niet heeft gesteld of toegelicht om welke eigendommen of bescheiden het gaat. F.C. Volendam heeft concreet alleen een leaseauto genoemd, maar daarvan wordt hierna geoordeeld dat [verweerders] deze mogen blijven gebruiken tot 1 mei 2024.
is er reden voor een proceskostenveroordeling?
4.40.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen op punten ongelijk krijgen en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

5.De beoordeling van het tegenverzoek

waar gaat het om in deze zaak?

5.1.
Bij de beoordeling van het tegenverzoek van [verweerders] gaat het met name om de vraag of F.C. Volendam moet worden veroordeeld tot betaling van salaris, een transitievergoeding en de overeengekomen bonus, en of [verweerders] de ter beschikking gestelde leaseauto kunnen blijven gebruiken.
is er aanspraak op salaris over de periode van 1 juli 2023 tot 1 december 2023?
5.2.
F.C. Volendam heeft erkend dat [verweerders] nog recht hebben op betaling van een niet verwerkte salarisverhoging over de periode van 1 juli 2023 tot 1 december 2023, in totaal een bedrag van € 12.775,00 bruto voor zowel [verweerder 1] als [verweerder 2] . F.C. Volendam zal daarom worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag, zoals door [verweerders] is gevorderd.
5.3.
De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat F.C. Volendam te laat betaalt en in verzuim is. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 20%, omdat weliswaar onjuist, maar ook wel begrijpelijk en verdedigbaar is dat aanvankelijk niet is betaald.
is er aanspraak op salaris over de periode van 1 december 2023 tot 1 mei 2024?
5.4.
Hiervoor is geoordeeld dat [verweerders] de arbeidsovereenkomst niet hebben opgezegd per 1 december 2023. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst voortduurt tot 1 mei 2024, de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
5.5.
F.C. Volendam is als werkgever wettelijk verplicht het salaris te betalen, ondanks dat [verweerders] de overeengekomen arbeid niet meer hebben verricht sinds 1 december 2023, tenzij het niet verrichten van die arbeid in redelijkheid voor rekening van [verweerders] behoort te komen. [15] Er zijn door F.C. Volendam onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld om te oordelen dat het voor rekening van [verweerders] moet komen dat er niet is gewerkt. F.C. Volendam zal dus worden veroordeeld tot betaling van het salaris van [verweerders] , een bedrag van € 12.500.00 bruto per maand voor zowel [verweerder 1] als [verweerder 2] .
5.6.
Ook hier geldt dat de gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente worden toegewezen, omdat te laat is betaald, en ook hier zal de wettelijke verhoging worden beperkt tot 20%, om dezelfde reden als hiervoor genoemd.
mogen [verweerders] de leaseauto blijven gebruiken?
5.7.
Op de zitting heeft F.C. Volendam verklaard dat [verweerders] de ter beschikking gestelde leaseauto mogen blijven gebruiken zo lang de arbeidsovereenkomst voortduurt. Dat betekent dat de vordering van [verweerders] ten aanzien van de leaseauto kan worden toegewezen over de periode tot 1 mei 2024.
moet F.C. Volendam worden veroordeeld tot betaling van de wettelijke transitievergoeding?
5.8.
Het verzoek van [verweerders] om te bepalen dat zij recht hebben op de wettelijke transitievergoeding kan worden toegewezen. F.C. Volendam is aan [verweerders] een transitievergoeding verschuldigd, omdat de arbeidsovereenkomst op verzoek van F.C. Volendam wordt ontbonden. [16]
5.9.
F.C. Volendam stelt dat [verweerders] geen recht hebben op een transitievergoeding, omdat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerders] . [17] De kantonrechter ziet dat anders. Een werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. [18] Ook hier geldt dus een ‘hoge lat’, net als bij de vraag of een werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. En ook hier wordt die ‘hoge lat’ niet gehaald. Zoals hiervoor al is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat beide partijen een aandeel hebben gehad in het ontstaan van de duurzame en onherstelbare verstoring van de arbeidsverhouding die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft geleid. Dat betekent ook dat het einde van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerders] .
5.10.
[verweerders] hebben geen concreet bedrag aan transitievergoeding genoemd of gevorderd. De kantonrechter kan daarom ook geen concreet bedrag toewijzen.
hebben [verweerders] recht op de handhavingsbonus 2022-2023 en de bonus sportieve-en talentontwikkeling 2022-2023 ?
5.11.
[verweerders] vorderen dat F.C. Volendam wordt veroordeeld tot betaling van de handhavingsbonus 2022-2023 van € 25.000,00 en de bonus sportieve-en talentontwikkeling 2022-2023 van € 62.500,00.
5.12.
Daarbij hebben [verweerders] verwezen naar de afspraken daarover in de schriftelijke arbeidsovereenkomst en zij hebben een beroep gedaan op de toekenning van deze bonussen door de toenmalige raad van bestuur van F.C. Volendam en de toezeggingen die daarover door die raad zijn gedaan. F.C. Volendam heeft daartegenover gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van de bonussen, dat er geen sprake is van een toezegging en dat de raad van bestuur daartoe ook niet bevoegd was.
5.13.
De kantonrechter kan in het midden laten of al dan niet (volledig) wordt voldaan aan de voorwaarden voor een aanspraak op de handhavingsbonus 2022-2023 en de bonus sportieve-en talent-ontwikkeling 2022-2023. [verweerders] moeten namelijk worden gevolgd in hun stelling dat die bonussen zijn toegekend en toegezegd door de toenmalige raad van bestuur van F.C. Volendam en dat zij daarop gerechtvaardigd mochten vertrouwen. Dat oordeel wordt hierna uitgelegd.
5.14.
De kantonrechter stelt voorop dat de raad van bestuur van F.C. Volendam op grond van de statuten en de wet bevoegd is om F.C. Volendam in en buiten rechte te vertegenwoordigen. [19] Dat betekent ook dat de raad van bestuur bevoegd is om namens F.C. Volendam als werkgever rechtshandelingen te verrichten, waaronder het doen van toezeggingen over de toekenning en betaling van een bonus.
5.15.
Uit de stukken blijkt dat de toenmalige raad van bestuur van F.C. Volendam bij herhaling heeft verklaard en toegezegd dat de handhavingsbonus 2022-2023 en de bonus sportieve- en talentontwikkeling 2022-2023 aan [verweerders] zijn toegekend en zullen worden uitbetaald.
5.16.
In een e-mail van 31 oktober 2023 van [medewerker administratiekantoor] , verbonden aan een extern administratiekantoor, wordt aan een medewerker van F.C. Volendam verzocht om namens bestuurders [naam bestuurslid 2] en [naam bestuurslid 3] over te gaan tot betaling van de handhavingsbonus, met de opmerking dat de opdracht tot uitkering van de ontwikkelingsbonus op een later moment volgt. Met een e-mail van 30 november 2023 heeft [naam bestuurslid 2] aan [medewerker administratiekantoor] vervolgens meegedeeld:
“zie hieronder onze bevestiging van uitkering ‘Bonus sportieve- en talentontwikkeling’”.
5.17.
In een e-mail van 8 december 2023 van [naam bestuurslid 2] aan de nieuwe voorzitter van de raad van bestuur van F.C. Volendam, [lid 1] , wordt vermeld dat het voormalige bestuur de ontwikkelingsbonus heeft toegekend, te weten € 62.500,00 aan zowel [verweerder 1] als [verweerder 2] , en dat er
“is beloofd dat deze bonus in dit seizoen 2023/2024 wordt uitgekeerd, een datum zouden we nog laten weten”. In een daarop volgende e-mail van 14 december 2024 heeft [naam bestuurslid 2] een uitgewerkte onderbouwing gegeven van de
“toegekende bonus”, en opgemerkt dat de toekenning geen goedkeuring behoefde door de raad van commissarissen, dat de bonus het gevolg is van de gemaakte afspraken en behaalde resultaten, en dat één en ander intern is gecommuniceerd.
5.18.
In een schriftelijke verklaring van 10 januari 2024 van voormalig bestuurder en penningmeester [naam bestuurslid 2] staat dat het bestuur de handhavingsbonus 2022-2023 en de ontwikkelingsbonus 2022-2023
“volledig hebben toegekend”, dat dit is vastgelegd en dat dit ter uitvoering naar de financiële afdeling is doorgestuurd. [naam bestuurslid 3] , eveneens voormalig bestuurder, heeft op 10 januari 2024 schriftelijk verklaard dat de bonussen zijn vastgesteld en door het bestuur
“voor uitvoering zijn doorgegeven”. Ook in een verklaring van 3 februari 2024 van drie voormalige bestuurders, ondertekend door [naam bestuurslid 1] , [naam bestuurslid 3] en [naam bestuurslid 2] , wordt benadrukt dat door het toenmalige bestuur is besloten tot toekenning van de handhavingsbonus 2022-2023 en de ontwikkelingsbonus 2022-2023 aan Team [naam 2] en dat die bonus is
“toegezegd”en
“beloofd”.
5.19.
De kantonrechter komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat de toenmalige raad van bestuur van F.C. Volendam de handhavingsbonus 2022-2023 van € 25.000,00 en de bonus sportieve-en talent-ontwikkeling 2022-2023 van € 62.500,00 heeft vastgesteld en toegekend aan [verweerders] , en betaling daarvan heeft toegezegd. [verweerders] mochten er daarom ook op vertrouwen dat die toekenning en toezegging zou worden nagekomen door F.C. Volendam. F.C. Volendam is dus gebonden aan die toezegging en toekenning.
5.20.
Het verweer van F.C. Volendam dat het toenmalige bestuur niet bevoegd was tot een toekenning en toezegging ten aanzien van de bonussen, en dat niet is gebleken van een besluit van het bestuur daartoe, treft geen doel.
5.21.
F.C. Volendam heeft een verklaring overgelegd van 29 januari 2024 van [naam bestuurslid 4] , een andere voormalig bestuurder, waarin wordt gesteld dat hem niet bekend is dat er in een bestuursvergadering een uitspraak is gedaan over de bonussen waar het hier om gaat. Die verklaring kan niet afdoen aan de aanspraak op de bonussen, alleen al omdat in die verklaring ook door [naam bestuurslid 4] wordt opgemerkt dat hij niet uitsluit dat er toch een besluit is genomen over de bonussen door de overige bestuurders in meerderheid van stemmen. Bovendien kan het enkele feit dat een toekenning of toezegging ten aanzien van de bonussen niet is vastgelegd in een schriftelijk bestuursbesluit of notulen van een bestuursvergadering, niet afdoen aan het gerechtvaardigd vertrouwen van [verweerders] dat die bonussen waren toegekend en betaald zouden worden. Er is ook niet gesteld of gebleken dat [verweerders] bekend waren met mogelijke gebreken in de interne vastlegging of geldigheid van bestuursbesluiten.
5.22.
Hetzelfde geldt voor de stelling van F.C. Volendam dat door het toenmalige bestuur geen rechtsgeldig besluit is genomen over de bonussen en dat geen sprake is van rechtsgeldige vertegenwoordiging. Uit de wet en rechtspraak volgt dat een mogelijk niet rechtsgeldige vertegenwoordiging in dit geval voor rekening en risico van F.C. Volendam moet komen, gelet op de inrichting van haar organisatie, en dat [verweerders] erop mochten vertrouwen dat het toenmalige bestuur bevoegd was besluiten te nemen over toekenning van bonussen. [20] F.C. Volendam draagt het risico van een eventuele onbevoegde vertegenwoordiging, alleen al omdat de raad van bestuur op grond van de statuten en de wet in zijn algemeenheid bevoegd is om F.C. Volendam in en buiten rechte te vertegenwoordigen, zoals hiervoor al is overwogen, en [verweerders] daarop mochten afgaan.
5.23.
De verwijzing door F.C. Volendam naar een e-mail van 20 november 2023 van [verweerder 2] leidt niet tot een ander oordeel. Het is juist dat [verweerder 2] in deze e-mail een vraag stelt over de uitbetaling van de handhavingsbonus 2022-2023 en daarbij aantekent
“indien transfersaldo > 125k positief”, maar dat doet niet af aan het feit dat het toenmalige bestuur de bonus heeft toegekend en toegezegd, deels ook in mededelingen die zijn gedaan na 20 november 2023.
5.24.
Dat de bonussen niet zijn opgenomen in de jaarrekening 2022-2023, zoals F.C. Volendam stelt, kan niet afdoen aan het voorgaande en de aanspraak op die bonussen. Overigens blijkt uit een door F.C. Volendam overgelegde e-mail van [medewerker administratiekantoor] van 29 januari 2024 dat de bonussen wel waren opgenomen in een managementrapportage van 2 november 2023.
5.25.
De stelling van F.C. Volendam dat de bonussen in strijd zouden zijn met de reglementen betaald voetbal van de KNVB kan evenmin afdoen aan de toekenning en toezegging van de bonus en het gerechtvaardigd vertrouwen van [verweerders] .
5.26.
F.C. Volendam zal dus worden veroordeeld tot betaling aan zowel [verweerder 1] als [verweerder 2] van de handhavingsbonus 2022-2023 van € 25.000,00 en de bonus sportieve- en talent-ontwikkeling 2022-2023 van € 62.500,00. De wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf de datum van deze beschikking, omdat onvoldoende duidelijk is welke datum heeft te gelden als de overeengekomen en uiterste datum van betaling, en onvoldoende is gebleken dat F.C. Volendam eerder in verzuim is gekomen.
hebben [verweerders] recht op de handhavingsbonus 2023-2024 en de bonus sportieve-en talentontwikkeling 2023-2024?
5.27.
De vordering van [verweerders] om te bepalen dat zij hun rechten behouden op de overeengekomen handhavingsbonus 2023-2024 en de bonus sportieve- en talentontwikkeling 2023-2024, wordt afgewezen, om de volgende reden.
5.28.
Niet ter discussie staat dat geen sprake is van een toezegging door de huidige of vorige raad van bestuur wat betreft de handhavingsbonus 2023-2024 en de bonus sportieve-en talentontwikkeling 2023-2024.
5.29.
Ook niet ter discussie staat dat uit de arbeidsovereenkomst van [verweerders] volgt dat voor een aanspraak op een bonus sportieve-en talentontwikkeling 2023-2024 is vereist dat het bestuur deze bonus vaststelt en toekent op basis van de criteria in de arbeidsovereenkomst. Van zo’n vaststelling en toekenning door het bestuur is geen sprake.
5.30.
Het recht op de handhavingsbonus 2023-2024 is in ieder geval afhankelijk van de voorwaarde dat F.C. Volendam zich in het voetbalseizoen 2023-2024 handhaaft in de eredivisie. Of die voorwaarde vervuld gaat worden, kan nu nog niet worden vastgesteld.
zijn de overige verzoeken van [verweerders] toewijsbaar?
5.31.
[verweerders] hebben verzocht om een verklaring voor recht dat zij de arbeidsovereenkomst niet hebben opgezegd. Hiervoor is al geoordeeld dat [verweerders] niet hebben opgezegd en de door F.C. Volendam gevraagde verklaring voor recht daarover is afgewezen. De kantonrechter ziet niet in welk belang [verweerders] nog hebben bij de door hun gevraagde verklaring voor recht. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
5.32.
Op het tegenverzoek van [verweerders] om toekenning van een billijke vergoeding is al beslist in het kader van de beoordeling van het verzoek van F.C. Volendam.
5.33.
[verweerders] hebben daarnaast nog tegenverzoeken gedaan ten aanzien van de
“compensatie bij eenzijdige beëindiging door de werkgever, als bedoeld in artikel 8.1 van de arbeidsovereenkomsten”, ten aanzien van vakantiedagen en tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter constateert dat al die verzoeken voorwaardelijk zijn gedaan en geformuleerd, namelijk
“Voor het geval U.E. Kantonrechter onverhoopt tot het oordeel komt dat met het statement de arbeidsovereenkomst door [verweerder 1] en/of [verweerder 2] is opgezegd”.Aan die voorwaarde is niet voldaan, omdat hiervoor is geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet is opgezegd door [verweerders] . De kantonrechter komt dus niet toe aan een beoordeling van deze verzoeken.
is er reden voor een proceskostenveroordeling?
5.34.
De kantonrechter zal ook hier bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen op punten ongelijk krijgen en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen F.C. Volendam en [verweerder 1] , en de arbeidsovereenkomst tussen F.C. Volendam en [verweerder 2] , met ingang van 1 mei 2024;
6.2.
wijst het verzoek voor het overige af;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
het tegenverzoek
6.4.
veroordeelt F.C. Volendam tot betaling van het gebruikelijke en bedongen salaris van [verweerders] vanaf 1 december 2023 tot 1 mei 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20%, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf 31 december 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.5.
veroordeelt F.C. Volendam tot betaling aan [verweerders] van de nog niet verwerkte salarisverhoging vanaf 1 juli 2023, over de maanden juli tot en met november 2023, voor zowel [verweerder 1] als [verweerder 2] een bedrag van € 12.775,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20%, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de wettelijke verhoging vanaf 31 december 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.6.
veroordeelt F.C. Volendam tot betaling aan [verweerders] van het restant van de contractueel overeengekomen handhavingsbonus 2022-2023 van € 25.000,00, voor zowel [verweerder 1] als [verweerder 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.7.
veroordeelt F.C. Volendam tot betaling aan [verweerders] van de contractueel overeengekomen bonus sportieve- en talentontwikkeling 2022-2023 van € 62.500,00, voor zowel [verweerder 1] als [verweerder 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.8.
veroordeelt F.C. Volendam tot betaling aan [verweerders] van de wettelijke transitievergoeding;
6.9.
bepaalt dat [verweerders] de ter beschikking gestelde leaseauto kunnen gebruiken tot 1 mei 2024, waarbij de kosten zoals voorheen voor rekening van F.C. Volendam blijven komen;
6.10.
wijst het verzoek voor het overige af;
6.11.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
6.12.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. [21]
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2005, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2005:AS8387 (
2.Zie artikel 3:35 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
3.Artikel 7:669 lid 3 BW.
4.Artikel 7:669 lid 1 BW.
5.Artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW.
6.Artikel 7:671b lid 9 BW.
7.Artikel 7:672 lid 1 en lid 2, onderdeel a, BW.
8.Artikel 7:672 lid 8 BW.
9.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 1 mei 2015, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2015:1192 (
10.Artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW.
11.Artikel 360 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
12.Artikel 7:683 lid 1 BW.
13.Artikel 7:671b lid 9 BW.
14.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2022:63 (
15.Artikel 7:628 lid 1 BW.
16.Artikel 7:673 lid 1, onderdeel a, ten tweede, BW.
17.Artikel 7:673 lid 7, onderdeel c, BW.
18.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 8 februari 2019, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2019:203 (
19.Artikel 2:292 lid 1 BW.
20.Artikel 3:61 lid 2 BW; en zie de uitspraak van de Hoge Raad van 19 februari 2010, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:HR:2010:BK7671 (
21.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.