In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen FLEXTRONICS LOGISTICS B.V. en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer had zijn arbeidsovereenkomst opgezegd met een kortere termijn dan in het opzegbeding was overeengekomen. FLEXTRONICS vorderde een verklaring voor recht dat de opzegging onregelmatig was en eiste schadevergoeding. De werknemer verweerde zich met een beroep op de vernietigbaarheid van het opzegbeding, omdat er geen langere opzegtermijn voor de werkgever was overeengekomen, zoals vereist door artikel 7:672 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:672 lid 6 BW ook geldt voor de opzegtermijn van de werkgever. Dit betekent dat als de opzegtermijn voor de werknemer wordt verlengd, er ook afspraken moeten worden gemaakt over de opzegtermijn voor de werkgever, die niet korter mag zijn dan het dubbele van die voor de werknemer. De Hoge Raad bevestigde dat de werknemer het opzegbeding kan vernietigen als niet aan deze voorwaarden is voldaan, waardoor hij slechts de wettelijke opzegtermijn van één maand hoeft in acht te nemen.
De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van FLEXTRONICS en veroordeelde hen in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt het belang van schriftelijke afspraken in arbeidsovereenkomsten en de bescherming van werknemers bij het opzeggen van arbeidsovereenkomsten.