ECLI:NL:RBNHO:2024:2256

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10205507
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oneerlijkheid van bedingen in algemene voorwaarden van Q-Park en de gevolgen voor de vordering tot schadevergoeding

In deze zaak heeft Q-Park Operations Netherlands B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die zich schuldig zou hebben gemaakt aan 'treintje rijden' in de parkeergarage Hermitage in Zaandam. De vordering betreft een schadevergoeding van € 1.319,69, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Q-Park stelt dat de gedaagde op drie verschillende momenten de parkeergarage heeft verlaten zonder te betalen, wat in strijd is met de algemene voorwaarden van Q-Park. De gedaagde betwist de vordering en voert aan dat hij de parkeerkosten heeft betaald en dat hij slechts 'treintje rijden' heeft toegepast tijdens het oefenen van een hellingproef.

De kantonrechter heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat de gedaagde inderdaad de parkeergarage op de genoemde data heeft verlaten door middel van 'treintje rijden'. De rechter heeft echter ook de algemene voorwaarden van Q-Park onder de loep genomen, met name de bedingen die betrekking hebben op schadevergoeding. Gezien de recente rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en de Hoge Raad, moet de kantonrechter beoordelen of deze bedingen oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter heeft geconcludeerd dat er een aanzienlijke kans is dat de bedingen in kwestie oneerlijk zijn, wat zou betekenen dat de vordering van Q-Park niet toewijsbaar zou zijn.

Q-Park is in de gelegenheid gesteld om zich over de mogelijke oneerlijkheid van de bedingen uit te laten. De kantonrechter heeft verder iedere beslissing aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om hun algemene voorwaarden zorgvuldig te formuleren, vooral wanneer deze van invloed zijn op consumentenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10205507 \ CV EXPL 22-4101
Uitspraakdatum: 7 maart 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Q-Park Operations Netherlands B.V.
gevestigd te Maastricht
eiseres
verder te noemen: Q-park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel, advocaat te Maastricht
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg, advocaat te Koog aan de Zaan

1.Het procesverloop

1.1.
Q-Park heeft bij dagvaarding van 15 november 2022 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Q-Park heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Q-Park exploiteert onder meer de parkeergarage Hermitage in Zaandam (hierna: de parkeergarage).
2.2.
Bezoekers die hun auto in de parkeergarage parkeren, rijden langs een informatiebord. Hierop staat onder meer het maximale dagtarief van € 19,00. Vermeld is “Bij verlies inrijkaart geldt 3x dagtarief.” Ook is de toepasselijkheid van de “Algemene Voorwaarden Parkeren” (hierna: de algemene voorwaarden) van Q-Park op het bord vermeld.
2.3.
Voor het gebruik van de parkeergarage is een parkeervergoeding verschuldigd. Betaling hiervan vindt plaats op het moment dat de bezoeker de parkeergarage verlaat.
2.4.
In de algemene voorwaarden is, voor zover van belang, bepaald:
“5.5 Het met een Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit zonder gebruikmaking van een geldig, door Q-Park geaccepteerd Parkeerbewijs is onder geen beding toegestaan.
5.6.
In geval van verlies of ontbreken van het Parkeerbewijs, is de Parkeerder het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgestelde “tarief verloren kaart” verschuldigd (…).
5.7.
Het zonder voorafgaande betaling van het verschuldigde Parkeergeld met het Motorvoertuig verlaten van de Parkeerfaciliteit, bijvoorbeeld door middel van het zogenoemde “treintje rijden” waarbij de Klant direct achter zijn voorganger onder de slagboom doorrijdt, is onder geen beding toegestaan.
5.8.
Indien Q-Park een gebruik van de Parkeerfaciliteit in strijd met het bepaalde in artikel 5.5 of 5.7 van deze Voorwaarden constateert, is de Klant het door Q-Park voor de betreffende Parkeerfaciliteit vastgesteld tarief “verloren kaart” zoals vermeld bij de inrit van de Parkeerfaciliteit verschuldigd, vermeerderd met een bedrag aan aanvullende schadevergoeding ad € 319,97 (incl. BTW prijspeil 2020). Q-Park heeft het recht daarnaast en daarenboven overige daadwerkelijke geleden (gevolg)schade te vorderen. Het hiervoor genoemde tarief “verloren kaart” laat onverlet het recht van Q-Park om het werkelijke parkeergeld in rekening te brengen mocht dat hoger zijn dan het tarief “verloren kaart”.7.5 De Klant is aansprakelijk voor alle schade die door hem is veroorzaakt. Schade door de Klant veroorzaakt aan de Parkeerfaciliteit of de daarbij behorende apparatuur en installaties dient ter plaatse te worden vergoed tenzij, naar het oordeel van Q-Park, de Klant voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed. Indien de schade ter plaatse wordt vergoed, houdt Q-Park zich het recht voor de Klant een naheffing te zenden indien de daadwerkelijke schade hoger is dan ter plaatse ingeschat. Voor het definitief vaststellen van de hoogte van de schade zal het rapport van een door Q-Park aangewezen deskundige beslissend zijn. Kosten voor het opstellen van het rapport zijn voor rekening van de Klant.
8.1
Indien de Klant tekortschiet in de nakoming van enige verplichting die ingevolge de Wet, de plaatselijke verordeningen en gebruiken en/of de met hem gesloten overeenkomst inclusief de daarop van toepassing zijnde Voorwaarden op hem rusten, pleegt de Klant wanprestatie, zonder dat daartoe enige verdere ingebrekestelling is vereist. Q-Park is alsdan gerechtigd de overeenkomst middels schriftelijk bericht te beëindigen en de Klant de toegang tot de Parkeerfaciliteit te weigeren. De Klant is gehouden om aan Q-Park alle schade te vergoeden, door Q-Park te lijden als gevolg van de in het voorgaande bedoelde fout, nalatigheid en/of enig ander in gebreke blijven, onverminderd de gehoudenheid van beide partijen tot nakoming van die verplichtingen die tot aan de beëindiging van de overeenkomst voor ieder van hen zouden zijn ontstaan of zullen ontstaan.
8.2
Indien Q-Park genoodzaakt is een sommatie, ingebrekestelling of ander exploot aan de Klant te doen uitbrengen of in geval van noodzakelijke procedures tegen de Klant, is de Klant verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte, aan Q-Park te vergoeden. Voor zover incassomaatregelen noodzakelijk zijn, worden de buitengerechtelijke kosten tussen partijen bij voorbaat vastgesteld op 15% van de onbetaalde hoofdsom, met een minimum van € 250,-, tenzij hiervoor een andersluidende bindende wettelijke regeling geldt.
8.3
Q-Park is te allen tijde gerechtigd het Motorvoertuig van de Klant onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen, zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de Klant niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan.”

3.De vordering en het verweer

3.1.
Q-Park vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 1.319,69, te vermeerderen met de wettelijke rente en de proceskosten.
3.2.
Q-Park legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] zich op 11, 28 en 30 juni 2022 schuldig heeft gemaakt aan “treintje rijden” en dat hij daardoor tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. Subsidiair stelt Q-Park dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [gedaagde] moet daarom drie keer het ‘tarief verloren kaart’ van in totaal € 171,00 en de op basis van de algemene voorwaarden verschuldigde schadevergoeding van in totaal € 976,56 aan Q-Park betalen. Omdat [gedaagde] deze bedragen niet aan Q-Park heeft voldaan is hij tevens buitengerechtelijke kosten van € 172,13 verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] voert aan – samengevat – dat hij de parkeerkosten heeft betaald op de momenten dat hij gebruik maakte van de parkeergelegenheid. Een aantal keer heeft hij de parkeergarage wel verlaten middels “treintje rijden”, maar alleen als hij de parkeergarage gebruikte voor het oefenen van de “hellingproef” en hij dus niet daadwerkelijk heeft geparkeerd. [gedaagde] realiseert zich dat hij daarmee overlast heeft veroorzaakt. [gedaagde] heeft echter geen schade veroorzaakt, zodat het boetebedrag onredelijk is. [gedaagde] was bereid een redelijk bedrag te betalen en heeft gevraagd andere openstaande vorderingen met onderhavige vordering samen te voegen, maar daar stond Q-Park niet voor open. Op deze wijze wordt onnodig vaak geprocedeerd en is sprake van misbruik van procesrecht door Q-Park. Verder heeft Q-Park volgens [gedaagde] onvoldoende bewijs geleverd voor de vermeende gedragingen, omdat de camerabeelden geen data en tijdstippen bevatten en gelet op de overgelegde betaalbewijzen [gedaagde] vaak betaalde voor het gebruik van de parkeergarage, zodat niet is uitgesloten dat hij voor de gedragingen die op de camerabeelden staan vermeld heeft betaald.

4.De beoordeling

4.1.
Op de camerabeelden die Q-Park heeft overgelegd, is te zien dat de motor met het kenteken [kenteken] op drie verschillende momenten de parkeergarage verlaat door middel van “treintje rijden”. [gedaagde] heeft aangevoerd dat er geen bewijs is voor het “treintje rijden” op 11 juni 2022, 28 juni 2022 en 30 juni 2022, omdat op de camerabeelden geen data en tijdstippen staan vermeld. De kantonrechter gaat voorbij aan dat verweer. Dit wordt als volgt toegelicht.
4.2.
Op de camerabeelden is het “treintje rijden” duidelijk te zien. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen zijn betwisting nader te onderbouwen en dus toe te lichten dat hij op de betreffende data en tijdstippen geen gebruik heeft gemaakt van de parkeergarage. Dit laat [gedaagde] allemaal in het midden. Hij stelt alleen dat Q-Park onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedragingen op de camerabeelden op 11, 28 en 30 juni 2022 hebben plaatsgevonden. Dat is onvoldoende. [gedaagde] heeft ook aangevoerd dat het goed mogelijk is dat hij wel heeft betaald voor de gedragingen die op de camerabeelden zijn te zien. Ook dit verweer heeft [gedaagde] niet nader gemotiveerd. Zo heeft [gedaagde] niet uitgelegd waarom hij in dat geval de parkeergarage middels “treintje rijden” heeft verlaten, terwijl volgens zijn zeggen niet kan worden uitgesloten dat hij heeft betaald. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen hiervoor een onderbouwing te geven, te meer omdat [gedaagde] ook erkent dat hij soms – bij het oefenen van de “hellingproef” – niet heeft betaald en middels “treintje rijden” de parkeergarage heeft verlaten. Dit alles heeft [gedaagde] echter niet gedaan.
4.3.
Gelet op het voorgaande heeft Q-Park voldoende onderbouwd dat [gedaagde] op 11, 28 en 30 juni 2022 met zijn motor de parkeergarage van Q-Park heeft betreden en hij daarmee een overeenkomst met Q-Park is aangegaan. Ook kan worden vastgesteld dat [gedaagde] de parkeergarage op die dagen door middel van “treintje rijden” heeft verlaten.
4.4.
Q-Park beroept zich op bedingen uit de algemene voorwaarden die zijn opgesteld om in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen. Omdat [gedaagde] een consument is, moet de kantonrechter op grond van rechtspraak van het Europees Hof van Justitie en de Hoge Raad ambtshalve – dus uit eigen beweging – beoordelen of de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de Richtlijn). Bij die beoordeling gaat het erom of de bedingen, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren (artikel 3 lid 1 van de Richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of de diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Voor het toetsingsmoment moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is daarom de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen, of een achteraf gegeven uitleg. Verder moet rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen geen regeling zouden hebben getroffen.
4.5.
In het arrest van het Europees Hof van Justitie van 13 juli 2023 [1] is recent (opnieuw) duidelijk gemaakt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding van een overeenkomst onder meer rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen van die overeenkomst. Dat geeft aanleiding de algemene voorwaarden van Q-Park opnieuw tegen het licht te houden.
4.6.
In artikel 5.6, 5.8, 7.5, 8.1, 8.2 en 8.3 van de in deze zaak overgelegde versie 12.2020 van de algemene voorwaarden (zoals weergegeven onder de feiten) zijn bepalingen opgenomen over het vergoeden van schade.
4.7.
In een eerder vonnis van deze rechtbank in een vergelijkbare zaak [2] is overwogen dat artikel 5.9, 8.1 en 8.2 van de algemene voorwaarden oneerlijke bedingen betreffen. Daarom zijn die bedingen vernietigd en zijn de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om daar anders over te denken.
4.8.
Verder is tot op heden door deze rechtbank geoordeeld dat Q-Park aanspraak kan maken op vergoeding van het tarief verloren kaart van artikel 5.6 en dat het beding dat ziet op een vast bedrag aan aanvullende schadevergoeding bij “treintje rijden” (van artikel 5.8) niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Anders dan in eerdere zaken is geoordeeld, is de kantonrechter inmiddels van oordeel dat mogelijk gelet op het navolgende toch sprake is van oneerlijke bedingen.
4.9.
In gevallen van “treintje rijden” kan Q-Park een beroep doen op de onder de feiten aangehaalde artikelen, waarin onder meer is bepaald dat Q-Park naast en bovenop het tarief verloren kaart én de aanvullende schadevergoeding overige daadwerkelijk geleden (gevolg)schade kan vorderen. Verder kan Q-Park het werkelijke parkeergeld in rekening brengen, naast het tarief verloren kaart, waarvan ze zelf stelt dat het één, twee of drie keer het geldende dagtarief bedraagt. Schade aan de parkeerfaciliteit en de daarbij behorende apparatuur en installaties moet bovendien ter plaatse worden vergoed, tenzij naar het oordeel van Q-Park de consument voldoende zekerheid kan bieden dat de schade wordt vergoed (zie artikel 7.5). Daarbij gaat het om een schatting, kan Q-Park de consument een naheffing sturen indien de echte schade later hoger blijkt en zijn de kosten voor het vaststellen daarvan – door een door Q-Park aangewezen deskundige – voor rekening van de consument. Naast deze schade is in artikel 8.2 bepaald dat de consument verplicht is alle gemaakte kosten, waaronder de kosten van rechtskundige bijstand, zowel in als buiten rechte aan Q-Park te vergoeden. Tot slot is Q-Park ingevolge artikel 8.3 te allen tijde gerechtigd het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en/of daartoe geëigende maatregelen te treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang de consument niet al hetgeen hij verschuldigd is aan Q-Park, heeft voldaan.
4.10.
Gelet op de hiervoor aangehaalde toets, bezien in het licht van het onder 4.5. genoemde arrest van 13 juli 2023 – waarin uitdrukkelijk is bepaald dat rekening moet worden gehouden met alle andere bedingen en het van belang is om te verifiëren of de handelaar (in casu Q-Park) dubbel beloond dreigt te worden – is de kans aanzienlijk dat de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3, in onderling verband en in samenhang bezien oneerlijk worden bevonden. De bedingen zijn in dat geval vernietigbaar, zodat de vordering niet toewijsbaar zou zijn. Dat Q-Park in deze zaak geen beroep doet op alle bedingen, maar ‘slechts’ het tarief verloren kaart vraagt en de aanvullende schadevergoeding van € 325,52 (in de algemene voorwaarden die zijn overgelegd is overigens een lager bedrag genoemd) is niet van invloed op de kwalificatie van de bedingen. Het gaat er om dat Q-Park met de door haar gehanteerde algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst de mogelijkheid heeft gecreëerd om een beroep te doen op al deze bedingen tegelijk, waarbij de feitelijke uitwerking vervolgens voor de toets niet uitmaakt.
4.11.
In een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2024 [3] is geoordeeld dat de bedingen het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. De artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 zijn daarom in onderlinge samenhang oneerlijk beschouwd en zijn vernietigd.
4.12.
Q-Park wordt in de gelegenheid gesteld zich over de mogelijke oneerlijkheid en eventuele vernietiging van de bedingen uit te laten. Als Q-Park daar geen of niet volledig gebruik van maakt, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
4.13.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt Q-Park in de gelegenheid om uiterlijk op de rol van 4 april 2024 een akte te nemen zoals bedoeld onder 4.14;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.ECLI:EU:C:2023:578, rov. 67
2.tussenvonnis van 30 augustus 2022: ECLI:NL:RBNHO:2023:12226 en eindvonnis van 24 januari 2024: ECLI:NL:RBNHO:2024:276, beide te vinden op rechtspraak.nl