ECLI:NL:RBAMS:2024:330

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
10516608 CV EXPL 23-7345
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van parkeerkosten door Q-Park afgewezen wegens oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q-Park Operations Netherlands B.V. en een Amsterdammer, die door Q-Park werd aangesproken voor parkeerkosten. Q-Park stelde dat de gedaagde zonder te betalen een parkeergarage had verlaten, wat werd aangeduid als 'treintje rijden'. De rechter heeft echter geoordeeld dat de vordering van Q-Park niet toewijsbaar is, omdat de bedingen in de algemene voorwaarden van Q-Park als oneerlijk zijn beoordeeld.

De kantonrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 van de algemene voorwaarden in onderling verband oneerlijk zijn en vernietigbaar. Dit betekent dat de boetes die Q-Park op basis van deze bedingen wilde opleggen, niet kunnen worden opgelegd. De rechter heeft benadrukt dat de algemene voorwaarden van Q-Park het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoren, wat in strijd is met de bescherming van consumenten.

Tijdens de zitting heeft Q-Park geprobeerd te betogen dat de bedingen een andere strekking hebben en dat zij geen dubbele beloning ontvangt. De rechter heeft echter geoordeeld dat de bedingen te ruim zijn geformuleerd en dat Q-Park in de praktijk de mogelijkheid heeft gecreëerd om op meerdere bedingen tegelijkertijd een beroep te doen. Dit leidt tot een cumulatief effect dat de consument kan confronteren met schadevergoedingen die de daadwerkelijk geleden schade overstijgen.

De kantonrechter heeft de vordering van Q-Park afgewezen en Q-Park veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die tot op heden op nihil zijn begroot. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor bedrijven om hun algemene voorwaarden te herzien en ervoor te zorgen dat deze in overeenstemming zijn met de wetgeving ter bescherming van consumenten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10516608 CV EXPL 23-7345
vonnis van: 19 januari 2024

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Q-Park Operations Netherlands B.V.

gevestigd te Maastricht
eiseres
nader te noemen: Q-Park
gemachtigde: mr. C.F.P.M. Spreksel
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 10 oktober 2023 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis is een mondelinge behandeling bepaald. Deze heeft plaatsgevonden op 28 november 2023.
Namens de gemachtigde van Q-Park zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] . [gedaagde] is in persoon verschenen. Partijen zijn gehoord, waarbij Q-Park spreekaantekeningen heeft overgelegd, en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vervolgens is de datum voor vonnis bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling

1. De inhoud van het tussenvonnis geldt als hier herhaald en ingelast. Zoals daarin is overwogen moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of de bedingen in de overeenkomst en de algemene voorwaarden oneerlijk zijn en is vervolgens geoordeeld dat de kans aanzienlijk was dat de artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3, in onderling verband en in samenhang bezien oneerlijk worden bevonden. De bedingen zijn in dat geval vernietigbaar, met als gevolg dat de daarop gegronde boetes met betrekking tot treintje rijden zullen worden afgewezen. Q-Park is in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten.
2. Q-Park heeft ter zitting toegelicht dat de artikelen ieder een andere strekking hebben en een ander doel dienen. Q-Park ontvangt geen dubbele beloning; zij kiest per situatie op welk(e) beding(en) een beroep wordt gedaan en kijkt daarbij naar de omstandigheden van het geval.
3. Ook als daarvan wordt uitgegaan, maakt dat de bedingen nog niet eerlijk. Zoals in het tussenvonnis van 10 oktober 2023 is overwogen, is een achteraf gegeven uitleg of de omstandigheid dat Q-Park zich in de praktijk niet beroept op meerdere bedingen tegelijkertijd, niet van invloed op de kwalificatie van de bedingen. Het gaat er om dat Q-Park met de door haar gehanteerde algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst de mogelijkheid heeft gecreëerd om op alle bedingen tegelijkertijd een beroep te kunnen doen. Of zij dit vervolgens ook daadwerkelijk doet is voor de weging of bedingen eerlijk zijn niet relevant.
4. Anders dan Q-Park betoogt, valt uit de tekst van de bedingen niet op te maken dat zij een andere strekking hebben en op andere situaties zien. De betreffende bedingen hebben alle betrekking op (vergoeding van) schade die ontstaat door het niet nakomen van de overeenkomst en zijn zodanig ruim geformuleerd, dat Q-Park in het geval van treintje rijden, op alle vijf bedingen van rov. 1 een beroep zou kunnen doen. Het cumulatieve effect van de bedingen is dat Q-Park de consument met een schadevergoeding zou kunnen confronteren die de daadwerkelijk geleden schade (ver) overstijgt. Bovendien voorzien de algemene voorwaarden van Q-Park er ook nog in dat de schade ter plaatse moet worden vergoed, dat Q-Park gerechtigd is het motorvoertuig van de consument onder zich te houden en dat zij maatregelen kan treffen zoals het aanbrengen van een wielklem, zolang niet alles is betaald. De conclusie is dat de bedingen het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. De artikelen 5.6, 5.8, 7.5, 8.1 en 8.3 zijn daarom in onderlinge samenhang beschouwd oneerlijk en worden vernietigd.
5. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de noodzaak om te kunnen optreden tegen treintje rijden en de wil van Q-Park om de daaruit volgende schade te kunnen verhalen evident is, maar de wijze waarop Q-Park dat op dit moment in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen het evenwicht aanzienlijk verstoort. Q-Park kan haar algemene voorwaarden eenvoudig aanpassen met inachtneming van voorgaande overwegingen, waarbij zij overigens een groot deel van haar vorderingen op de wet kan baseren, waardoor het hanteren van algemene voorwaarden (met het risico dat deze oneerlijk worden bevonden) onnodig is.
6. Daarbij moet benadrukt worden dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt dat het de bedoeling is om een einde te maken aan het gebruik van oneerlijke bedingen in overeenkomsten tussen consumenten en verkopers (onder meer ECLI:EU:C:2014:282 en ECLI:EU:C:2012:349). Ter zitting heeft Q-Park desgevraagd meegedeeld dat het beding van artikel 8.2 met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten nog altijd wordt gehandhaafd, ondanks dat het door meerdere rechters oneerlijk is bevonden. Daarmee gaat zij in tegen het doel van de richtlijn om de zwakkere positie van de consument te beschermen, wat alleen lukt als bedingen zoals hier aan de orde verdwijnen uit overeenkomsten tussen consumenten en verkopers. Tegen die achtergrond is voor een welwillende lezing van de algemene voorwaarden als door
Q-Park bepleit ook geen aanleiding.
7. Slotsom is dat de vordering van Q-Park niet toewijsbaar is, ook als zou komen vast te staan dat tussen partijen een parkeerovereenkomst tot stand is gekomen. Ten aanzien van dat geschilpunt geldt dat [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist dat hij de overeenkomst is aangegaan en voorts heeft hij aangevoerd en voldoende toegelicht dat degene die de overeenkomst wel is aangegaan ( [naam 3] ) de parkeerkosten heeft betaald voordat hij uitreed en dat [naam 3] bij het uitgaan van de parkeergarage zonder te wachten op de slagboom doorreed, omdat hij ervan uitging dat het kenteken van de auto automatisch werd gescand. [gedaagde] heeft daarbij verwezen naar artikel 1 van de algemene voorwaarden waarin is bepaald:
Parkeerbewijs:Het door de Klant gekozen en/of door Q-Park aangewezen middel – zoals, (…) kenteken.Hieruit blijkt dat ook een kenteken als parkeerbewijs kan dienen en het invoeren van het parkeerkaartje niet (altijd) nodig is. Dat Q-Park parkeerders erop wijst dat ze desondanks hun parkeerkaart moeten gebruiken, maakt dan ook niet dat op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is van treintje rijden.
8. Q-Park wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Q-Park in de proceskosten die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot worden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.