In deze zaak heeft [eiser] een vordering ingesteld tegen Zee en Zo Strandpaviljoen B.V. wegens betaling van feestdagencompensatie, niet-genoten vakantiedagen en overuren. De arbeidsovereenkomst van [eiser] bij Zee en Zo is op 1 augustus 2022 geëindigd, waarna er onenigheid ontstond over de eindafrekening. [eiser] heeft zijn vordering onderbouwd met een rapportage van een accountant, waarin zijn aanspraken zijn berekend. Zee en Zo heeft de vordering betwist en aangevoerd dat zij een all-in loon biedt dat hoger is dan het CAO-loon, en dat de door [eiser] gevorderde bedragen niet juist zijn.
De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Het beroep van Zee en Zo op de klachtplicht werd verworpen, omdat er geen bewijs was dat [eiser] door late klachten in zijn verweer was belemmerd. De kantonrechter oordeelde dat Zee en Zo onvoldoende had aangetoond dat het loon inclusief vakantiegeld en toeslagen correct was, en dat de onduidelijkheid in de arbeidsovereenkomst voor rekening van Zee en Zo kwam. De kantonrechter heeft [eiser] gedeeltelijk in het gelijk gesteld en Zee en Zo veroordeeld tot betaling van een deel van de gevorderde bedragen, waaronder € 733,49 aan feestdagencompensatie en € 1.379,85 aan plus-uren. Daarnaast is Zee en Zo veroordeeld tot betaling van € 6.533,07 aan niet-genoten vakantie-uren en de proceskosten van [eiser].