Uitspraak
RECHTBANK Noord-Holland
1.de maatschap [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
1.[gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3] B.V.,
4.
[gedaagde 4] B.V.,
5.
[gedaagde 5] B.V.,
6.
[gedaagde 6] B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
gebaseerd op een verkeerde lezing van het deskundigenbericht. De conclusie van de deskundigen is immers niet dat de schade is ontstaan, ondanks het niet kunnen detecteren van glyfosaat in de toen genomen monsters. Dat wordt ook niet zo geformuleerd door de deskundigen in hun deskundigenbericht. Kern van de conclusie is, en zo is het wel geformuleerd, dat de schade aan de teelt is veroorzaakt door glyfosaat, omdat het waargenomen “schadebeeld” (ook nog in 2014) daarop duidt. Dat in 2014 ook nog een schadebeeld zichtbaar is dat overeenkomt met een schade door glyfosaat kan volgens de deskundigen geheel worden verklaard met de “eigenschappen van het middel”. (…). Vervolgens geven de deskundigen een verklaring waarom in de gewasmonsters geen residu van glyfosaat is aangetoond. Onder het kopje ‘Vervolgens’ (…) wordt gerefereerd aan informatie die daarover is ontvangen van Groen Agro Control en uit die brief (…) volgt dat de moeilijke detecteerbaarheid verband houdt met de (in)werking van glyfosaat op het gewas.
3.5.1 Onderdeel 2 klaagt, kort gezegd, dat het hof bij zijn beoordeling in rov. 3.21-3.23 of het in rov. 3.20 genoemde bewijsvermoeden door [bedrijf 1] c.s. is weerlegd, is voorbijgegaan aan het algemene aanbod van [bedrijf 1] c.s. om door middel van getuigen tegenbewijs te leveren.
3.2 Het hof gaat uit van het oordeel van hof Amsterdam dat, voorshands, behoudens tegenbewijs, vaststaat dat [bedrijf 1] c.s. zonder afdoende controle dat de spuitmachine vrij was van voor de teelt van pioenrozen schadelijke stoffen, tot bespuiting van de pioenrozen van [eisers] zijn overgegaan. Het hof zal [bedrijf 1] c.s. toelaten tot het leveren van tegenbewijs door middel van getuigen. Daarbij verdient opmerking dat het hof bij de beoordeling van het geschil is gebonden aan de oordelen van het hof Amsterdam die in cassatie niet, of tevergeefs zijn bestreden. In zoverre is de omvang van hetgeen tijdens de bewijslevering aan de orde kan komen, dus beperkt.
opgegeven lijst met getuigen (in ieder geval) twee personen voorkomen die zouden kunnen worden gekwalificeerd als partijdeskundigen. Het gaat om ing. Roozendaal en H.J. Lutgert. [bedrijf 1] c.s. hebben bij hof Amsterdam een deskundigenbericht van ing. Roozendaal overgelegd (prod. 3 bij memorie van grieven), waarin ing. Roozendaal verslag doet van de door hem uitgevoerde herhalingsproef en concludeert dat de conclusie van de Deskundigen onjuist is geweest, althans niet wordt gedragen door de feiten. Bij de memorie na verwijzing hebben [bedrijf 1] c.s. een deskundigenbericht van H.J. Lutgert overgelegd. Daarin is Lutgert ingegaan op het te leveren tegenbewijs en op de conclusies van het Deskundigenrapport. Hij concludeert dat hij met zijn rapport tegenstrijdigheden en soms bezijden de waarheid bevattende elementen in het Deskundigenbericht heeft blootgelegd, dat de conclusie dat [bedrijf 1] c.s. schuld treffen onjuist is en dat het bijna negen jaar na dato niet mogelijk is de werkelijke oorzaak van de schade te achterhalen.
- [bedrijf 1] , die heeft verklaard over het reinigen van de spuitmachine, over de wijze waarop hij de pioenrozen van [eisers] heeft bespoten, en dat hij denkt dat als een tank niet goed schoongemaakt wordt, je meer schade aan het begin van het spuitwerk aantreft (hierna: startschade);
- [betrokkene 4] , die onder meer heeft verklaard dat hij op het perceel van [eisers] geen startschade heeft aangetroffen, dat je aan het beginpunt van het spuitwerk soms kan zien of er sprake is van overdosering of een niet schoongemaakte tank, dat het schadebeeld niet te rijmen is met Roundup (glyfosaat), en dat hij eerder dacht aan onkruidbestrijding tussen de paden als oorzaak van dit probleem;
- [betrokkene 5] , die onder meer heeft verklaard dat hij op het perceel van [eisers] structuurbederf en aaltjes heeft waargenomen en dat de aanwezigheid van heermoes op het perceel duidt op uitputting van de bodem;
- M.M. Roozendaal, die onder meer heeft verklaard dat de schade die hij heeft gezien niet overeenkomt met schade die door Roundup wordt veroorzaakt, dat hij bij Roundup-schade nog nooit heeft meegemaakt dat in monsters die een of twee weken na het veroorzaken van de schade zijn genomen, geen werkzame stoffen meer kunnen worden gedetecteerd en dat hij geen startschade heeft geconstateerd;
- [betrokkene 6] , die verklaart dat de foto’s van de schade bij [eisers] meer wijzen op groeistofschade dan op schade van Roundup;
- [betrokkene 3] , die onder meer heeft verklaard hoe de machine normaal gesproken schoongemaakt wordt/moet worden en verder – voor zover hier van belang – de volgende verklaring heeft afgelegd: “
In deze zaak is [bedrijf 1] toegelaten om tegenbewijs te leveren tegen de aanname dat hij de tank onvoldoende heeft gereinigd voordat hij daarmee jullie perceel bespoot. Hij heeft twee manieren om dit te doen:
- De getuige [betrokkene 3] heeft verklaard dat als de tank leeg is, er toch altijd nog wat spuitvloeistof – zo’n veertig liter – in de machine achterblijft die niet meer verspoten kan worden omdat de pomp op een gegeven moment lucht gaat zuigen. De spuitvloeistof zit dan nog in de pomp, de leidingen en de filters en die spuitvloeistof wordt verwijderd door de tank te spoelen. Als de spuitmachine dan niet goed wordt gereinigd, zal er sprake zijn van startschade. Dit scenario heeft zich hier niet voorgedaan. Immers, de door de rechtbank benoemde deskundigen hebben te kennen gegeven dat zij het niet aannemelijk achten dat de veldspuit, dat wil zeggen uitsluitend de spuitbomen, onvoldoende zijn gereinigd, omdat in dat geval bij het gewas pioenrozen een aflopend schadebeeld zichtbaar moet zijn geweest. Daarvan was hier geen sprake.
- Nu het schadebeeld zich op het gehele perceel openbaarde, zou dit kunnen worden verklaard doordat zich in de tank van de veldspuit een (restant) spuitvloeistof met glyfosaat en carfentrazone heeft bevonden. Dat impliceert dat de spuitmachine in het geheel niet zou zijn gereinigd. Dit is kennelijk het scenario dat de door de rechtbank benoemde deskundigen voor ogen hadden. Zij verklaren het schadebeeld immers door als uitgangspunt te nemen dat het bij [eisers] ging om zeer lage doseringen, waardoor de typische verkleuringen zoals die bij normale doseringen glyfosaat zichtbaar zijn, zich op het perceel van [eisers] niet hebben voorgedaan. Echter, het hof acht ook in dat geval aannemelijk dat er een vorm van startschade waarneembaar moet zijn geweest, al dan niet in de vorm van de “typische verkleuringen” die bij hogere doseringen zichtbaar zouden kunnen zijn. Immers, in de eerste meters moet in dat geval met een hogere concentratie Roundup en Spotlight zijn gespoten (namelijk het bestrijdingsmiddel dat nog in de spuitarmen en leidingen aanwezig was en dat niet verdund was met Collis en slootwater), dan op de rest van het perceel. Kortom, het hof is van oordeel dat er geen overtuigende verklaring is gegeven voor het feit dat er op het perceel van [eisers] geen startschade is aangetroffen.
- Er zijn geen resten glyfosaat en/of carfentrazone boven de detectiewaarde aangetroffen in de monsters. Dit vormt een aanwijzing dat [bedrijf 1] niet heeft gespoten met een bestrijdingsmiddel dat is vervuild met Roundup en Spotlight, hoewel het ook denkbaar is dat de tank van de spuitmachine niet is schoongemaakt en dat daarin Roundup en Spotlight is achtergebleven die niet zijn gedetecteerd, omdat deze onder de detectiewaarde lagen. De verklaring die de door de rechtbank benoemde deskundigen hebben gegeven is dat Roundup nu eenmaal moeilijk detecteerbaar is. Het hof acht die verklaring niet zonder meer overtuigend. Immers, Roozendaal heeft als getuige verklaard dat hij, als het gaat om monsters die een of twee weken na het veroorzaken van de schade zijn genomen, nog nooit heeft meegemaakt dat het lab de werkzame stoffen niet meer kon detecteren. Ook uit de verklaring van [betrokkene 9] volgt dat detectie van Roundup (althans van het afbraakproduct) goed mogelijk is als de analyse betrekkelijk kort na de bespuiting plaatsvindt, zoals hier is gebeurd.
- Het feit dat bij de analyse van de zwarte ton glyfosaat en carfentrazone is aangetroffen, is niet van doorslaggevende betekenis. De uitkomst van deze analyse kan er weliswaar op wijzen dat het restant bestrijdingsmiddel, dat [bedrijf 1] op 17 april 2010 in de zwarte ton heeft gedeponeerd, deze stoffen bevatte. Maar het is evengoed mogelijk dat deze stoffen al op een eerder moment in de zwarte ton hebben gezeten, omdat het ook na reiniging van de ton nog mogelijk is glyfosaat en carfentrazone aan te treffen.
- Er zijn alternatieve schadeoorzaken aanwijsbaar, zoals schade door onkruidbestrijdingsmiddelen of door groeistof. Verder is denkbaar dat de schade is veroorzaakt door structuurbederf van de grond en/of aaltjes, al dan niet in combinatie met het gebruik van – op zichzelf voor pioenrozen onschadelijke – bestrijdingsmiddelen.
- [eiser 2] ;
- [eiser 3] ;
- [betrokkene 9] , die in 2010 door [eisers] was benaderd voor een second opinion. Hij heeft onder meer verklaard dat bij spuitschade soms sprake is van startschade en soms niet, waarbij hij heeft opgemerkt dat als de vloeistof die niet voor het gewas bedoeld is nog in de tank zit en vervolgens 1) je zonder dat een nieuwe vloeistof of water wordt toegevoegd gaat spuiten op het gewas, sprake is van schade die zich meer gelijkmatig verdeelt, en 2) de tank gevuld wordt met een ander middel en vermengd wordt met water, in het algemeen door de vloeistof die nog in de leidingen zit en die dus niet voor het gewas bedoeld is, startschade optreedt.
- A.J.W. [betrokkene 12] (één van de door de rechtbank benoemde deskundigen) die onder meer verklaart dat hij heeft gezien dat de schade van [eisers] moet worden toegeschreven aan glyfosaatschade en dat een andere oorzaak niet aannemelijk is;
- [betrokkene 10] , die heeft verklaard dat de schade die hij heeft gezien bij [eisers] wel het gevolg moet zijn geweest van Roundup (glyfosaat) en dat andere oorzaken uitgesloten zijn;
- [betrokkene 11] , die onder meer heeft verklaard dat de schade die hij als teeltadviseur bij [eisers] heeft gezien moet zijn veroorzaakt door een groeistof, Roundup, dat andere oorzaken voor de schade konden worden uitgesloten, en dat bladaaltjes meer pleksgewijs voorkomen en niet op heel het perceel, zoals bij [eisers] het geval was.
3.Het geschil
- voor recht verklaart dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor de door [advocaat] en/of mr. [betrokkene 7] gemaakte beroepsfout (inhoudende dat [eisers] niet zijn geadviseerd getuigen in contra-enquête te doen horen, althans dat [eisers] geen advies hebben gekregen over de voors en tegens van het horen van getuigen in contra-enquête);
- bepaalt dat [gedaagden] aansprakelijk zijn voor 75% van de schade, althans voor een percentage als nader te bepalen door de rechtbank, die [eisers] hebben geleden als gevolg van die beroepsfout (die ertoe heeft geleid dat de vorderingen van [eisers] in de procedure tegen [bedrijf 1] zijn afgewezen), en hen veroordeelt tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van de kosten van het voorlopig getuigenverhoor, zijnde € 2.470, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4.De beoordeling
door PPO”) is uitgesloten en dat bladaaltjes pleksgewijs voorkomen en niet op een heel perceel, zoals hier het geval was. Zelfs als - in het meest gunstige geval - het hof aan deze getuigenverklaringen in contra-enquête dusdanig gewicht zou hebben toegekend dat hij zou hebben vastgesteld dat alternatieve schadeoorzaken zijn uitgesloten en de schade (dus) is veroorzaakt door glyfosaat, dan nog zou het hof hebben geoordeeld dat de omstandigheid dat er geen startschade is waargenomen, meebrengt dat de schade niet veroorzaakt is door het niet (of onvoldoende) reinigen van de spuitmachine door [bedrijf 1] . Geen van die verklaringen doet immers af aan de redenering van het hof over het ontbreken van startschade. Het ontbreken van startschade is in de motivering van het hof op zichzelf dragend voor het oordeel dat [eisers] niet heeft bewezen dat de schade is veroorzaakt door het niet reinigen van de spuitmachine door [bedrijf 1] , omdat het hof heeft aangenomen dat bij het geheel niet reinigen van de spuitmachine er nog (onverdund) bestrijdingsmiddel in de spuitarmen en leidingen aanwezig was dat tot startschade zou hebben geleid. In dit meest gunstige geval zou het hof dus hebben vastgesteld dat de schade weliswaar is veroorzaakt door de inwerking van glyfosaat, maar dat niet kan worden vastgesteld dat [bedrijf 1] daarvoor verantwoordelijk is. Ook in dat geval zouden de vorderingen van [eisers] tegen [bedrijf 1] c.s. zijn afgewezen.