ECLI:NL:HR:2009:BG5256
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsaanbod en invordering van belastingschuld
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en de Ontvanger van de Belastingdienst Amsterdam. De zaak betreft een invorderingskwestie waarbij de Ontvanger [eiser] had gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam, met als doel hem te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 478.000,--, dat verband hield met een belastingschuld van [betrokkene 1]. De rechtbank heeft [eiser] bij eindvonnis van 27 oktober 2004 veroordeeld tot betaling van € 453.981,31. Dit vonnis werd door het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigd, waarna [eiser] cassatie heeft ingesteld.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof het bewijsaanbod van [eiser] ten onrechte had gepasseerd. [Eiser] had aangeboden getuigen te horen ter ondersteuning van zijn stelling dat hij niets aan [betrokkene 1] verschuldigd was en dat hij de betalingen had verricht namens Montecorona. De Hoge Raad benadrukte dat aan een bewijsaanbod niet de eis mag worden gesteld dat het gespecificeerd is, en dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom het bewijsaanbod van [eiser] niet in behandeling werd genomen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de bewijsvoering in invorderingszaken en de eisen die aan bewijsaanbiedingen worden gesteld. De Hoge Raad heeft de Ontvanger in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, wat de financiële gevolgen van de procedure voor de Ontvanger vergroot.