ECLI:NL:RBNHO:2024:12337

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
11320914 \ AO VERZ 24-30
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en toekenning transitievergoeding

In deze zaak verzoekt de werknemer, [eiser], om vernietiging van een ontslag op staande voet door zijn werkgever, EBS Public Transportation B.V. De kantonrechter wijst dit verzoek af, omdat het ontslag rechtsgeldig is. De werknemer had zich herhaaldelijk grensoverschrijdend gedragen, wat leidde tot het ontslag. Wel wordt een transitievergoeding toegekend, omdat de gedragingen van de werknemer niet als ernstig verwijtbaar kunnen worden aangemerkt. De procedure begon met een verzoekschrift en een verweerschrift van EBS, gevolgd door een mondelinge behandeling op 4 november 2024. De werknemer was niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. EBS had de werknemer uitgenodigd voor gesprekken over zijn gedrag, maar deze uitnodigingen werden niet opgevolgd. De kantonrechter oordeelt dat de gedragingen van de werknemer, zoals bedreigingen en ongepaste uitlatingen, ernstig genoeg zijn om als dringende reden voor ontslag te kwalificeren. De kantonrechter concludeert dat EBS voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, maar dat het gedrag van de werknemer onacceptabel was. De transitievergoeding wordt toegekend, omdat de werknemer niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, gezien zijn psychische en fysieke problemen. De beslissing werd op 2 december 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zaanstad
Zaaknummer / rekestnummer: 11320914 \ AO VERZ 24-30
Beschikking van 2 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S.N. Nasrullah,
tegen
EBS PUBLIC TRANSPORTATION B.V.,
te Purmerend,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: EBS,
gemachtigden: mr. S. van Waegeningh en mr. A.R. Bruins.
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt de werknemer om vernietiging van een ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst dit verzoekt af, omdat het ontslag (rechts)geldig is. Wel wordt een transitievergoeding toegekend, omdat de gedragingen die tot het ontslag hebben geleid niet als ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer kunnen worden aangemerkt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift, met een tegenverzoek en producties
- de mondelinge behandeling van 4 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. [eiser] is niet verschenen, wel zijn gemachtigde. Namens EBS zijn verschenen [naam 1] , HR adviseur en [naam 2] , concessiemanager, bijgestaan door de gemachtigden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren 15 januari 1990, is sinds 1 februari 2022 in dienst bij EBS. De functie van [eiser] is autobuschauffeur met een loon van € 3.399,53 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering.
2.2.
[eiser] is in februari 2023 arbeidsongeschikt geraakt door een bedrijfsongeval, waarbij een personenauto tegen zijn bus is gereden.
2.3.
In het kader van de re-integratie van [eiser] heeft in mei/juni 2024, op advies van de bedrijfsarts, een belastbaarheidsonderzoek plaatsgevonden bij Ergatis, een medisch expertisecentrum voor arbeid en gezondheid.
2.4.
In een e-mail van 25 juni 2024 heeft Ergatis aan EBS meegedeeld dat [eiser] het niet eens is met de uitkomst van het onderzoek en dat Ergatis daardoor niet meer uit kan gaan van de toestemmingsverklaring van [eiser] om de medische rapportage te delen met de bedrijfsarts, zodat Ergatis haar rapportage rechtstreeks aan [eiser] heeft gestuurd en haar dossier sluit.
2.5.
Dit bericht van Ergatis was aanleiding voor EBS om [eiser] met een brief van 4 juli 2024 uit te nodigen voor een gesprek op 11 juli 2024 bij de vestiging van EBS in Den Haag. EBS stelt zich in deze brief op het standpunt dat [eiser] niet aan zijn re-integratieverplichtingen voldoet doordat hij de rapportage van Ergatis niet wil delen met EBS en/of de bedrijfsarts. Daarbij deelt EBS aan [eiser] mee dat er volgens de bedrijfsarts geen medische gronden zijn voor een reisbeperking, zodat [eiser] op de afspraak wordt verwacht en bij niet verschijnen het loon zal worden opgeschort.
2.6.
[eiser] reageert hierop met een e-mail van 4 juli 2024 aan de concessiemanager van EBS waarin hij schrijft – zakelijk weergegeven – dat hij nooit heeft gezegd dat Ergatis haar rapport niet met EBS mag delen en dat EBS dus toestemming heeft het rapport van Ergatis te bekijken. In deze e-mail gebruikt [eiser] ook woorden als:
“jullie doen mij weer pijn met jullie Kanker leugentjes !!!”,
“blinde varkentjes”en
“met je hypocriete bekken”. Ook heeft [eiser] die avond een sms aan zijn teammanager gestuurd met de tekst:
“Ga die kanker dossier halen van ergatis Hier heb je mijn toestemming Stelletje kankerkleuters”. Vervolgens schrijft [eiser] op 6 juli 2024 in een e-mail aan zijn teammanager (onder meer):
“Elke Kanker hoerezoon die mijn herstel en mij in deze staat heeft gebracht en mijn herstel zit te belemmeren !!! Allemaal ik kom jullie halen !!!!”
2.7.
EBS schrijft in een brief van 8 juli 2024 aan [eiser] dat zij de hiervoor omschreven berichten volstrekt onacceptabel vindt, dat deze de grens van normaal en fatsoenlijk communiceren in verregaande mate overschrijden en intimiderend zijn, dat er geen enkele rechtvaardiging voor deze uitlatingen is en dat [eiser] daarmee het vertrouwen in een toekomstbestendige arbeidsrelatie ernstig onder druk heeft gezet. [eiser] wordt daarom uitgenodigd om op 9 juli 2024 naar het kantoor in Den Haag te komen om over zijn uitlatingen te spreken. EBS besluit haar brief met de mededeling dat zij bij niet verschijnen van [eiser] eenzijdig de vervolgstappen zal bepalen.
2.8.
[eiser] reageert diezelfde dag per e-mail en schrijft dat hij voortaan op zijn toon zal letten, dat hij onder invloed van medicatie was en zijn excuses aanbiedt. Verder deelt [eiser] in deze e-mail mee dat hij op 9 juli 2024 niet op kantoor kan komen. Ook heeft [eiser] op 8 juli 2024 het verslag van Ergatis aan EBS gemaild.
2.9.
Vervolgens heeft EBS de bedrijfsarts gevraagd te beoordelen of [eiser] in staat was om te reizen, of hij fysiek en mentaal in staat was om een gesprek met EBS te voeren, en of zijn ongepaste uitlatingen mogelijk verband hielden met zijn medische beperkingen.
2.10.
De bedrijfsarts schrijft in een e-mail van 16 juli 2024 aan EBS (onder meer) geen reden te zien waarom [eiser] niet in staat zou zijn om naar EBS te reizen, dat er geen beperkingen zijn die maken dat [eiser] geen gesprek met EBS kan voeren en dat er geen medische onderbouwing is voor het grenzeloos uiten van boosheid en het doen van beledigingen/ongepaste uitlatingen.
2.11.
Onder vermelding van dit oordeel van de bedrijfsarts heeft EBS met een brief van 18 juli 2024 [eiser] opnieuw uitgenodigd voor een gesprek over zijn grensoverschrijdende communicatie, op 29 juli 2024 op het kantoor van EBS in Den Haag. Daarbij heeft EBS meegedeeld dat aan het niet verschijnen van [eiser] onmiddellijke consequenties verbonden zullen worden, zoals mogelijk een ontslag op staande voet.
2.12.
Op 23 juli 2024 heeft [eiser] in een tijdsbestek van nog geen uur tientallen sms-berichten gestuurd aan zijn teammanager en twee telefoongesprekken met hem gevoerd. Het eerste sms-bericht van [eiser] begint met:
“He hoerezoon !! Ik kan niet op 29 komen !!! (…) Neem je maatregelen Ik zal mijn maatregelen ook nemen”. In de daarop volgende telefoongesprekken heeft [eiser] zijn teammanager herhaaldelijk in diverse bewoordingen met de dood bedreigd. Vervolgens heeft [eiser] nog een reeks sms-berichten aan zijn teammanager gestuurd, waarin hij onder meer schrijft:
“Ik kom jouw kanker wervel kast halen Beenkootjes zijn van mij Taghi de 2 e Je gaat zien ik maak jouw kleine familietje de leventje zwart Klein kinderen wervel kast haal ik eruit persoonlijk”en
“Ik ben zondebok ? Wij zullen zien wie zonde bok word Hand in hand aan de overkant Jij gaat leiden precies zelfde als mij en ik ga jouw elke dag martelen Niemand gaat jouw helpen of redden Ik ben Man van mijn woord ik kom mijn daden letterlijk na Laat ik jouw tegenkomen die dag is je laatste dag dat je ademt Schei heilige bedrieger”.
2.13.
Op 24 juli 2024 is [eiser] op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag is – samengevat – de hiervoor en in de ontslagbrief omschreven handelwijze van [eiser] in de periode van 4 tot en met 23 juli 2024, waarmee [eiser] zich herhaaldelijk tegenover verschillende collega’s grensoverschrijdend heeft gedragen en waarmee hij is doorgegaan ondanks waarschuwingen van EBS dat zijn taalgebruik en de bedreigende en agressieve uitlatingen niet getolereerd werden. De herhaaldelijke en escalerende gedragingen tonen een volstrekt onacceptabele houding en volharding in ongepast gedrag, ondanks eerdere waarschuwingen en pogingen tot interventie, aldus EBS. Verder schrijft EBS dat [eiser] met zijn handelen de Gedragscode Prettig werken bij EBS en het reglement Ongewenst Gedrag heeft overstreden en daarnaast zijn plichten uit de arbeidsovereenkomst dusdanig grovelijk heeft veronachtzaamd dat EBS het vertrouwen in [eiser] volledig en onherstelbaar heeft verloren.
2.14.
[eiser] heeft met een brief van zijn gemachtigde van 4 september 2024 geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet en EBS gevraagd dit in te trekken. De gemachtigde van EBS heeft in een brief van 5 september 2024 meegedeeld dat het ontslag niet zal worden ingetrokken.

3.Het verzoek, het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

3.1.
[eiser] verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen en EBS te veroordelen tot betaling van loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging, en subsidiair om EBS te veroordelen tot betaling van (onder meer) een transitievergoeding. [eiser] voert daarvoor aan – samengevat – dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is omdat EBS daarbij de medische (gemoeds)toestand van [eiser] ten gevolge van het bedrijfsongeval niet (voldoende) heeft meegewogen.
3.2.
EBS voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. EBS voert daarvoor aan – kort weergegeven – dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
3.3.
Voor het geval het ontslag op staande voet wordt vernietigd, verzoekt EBS om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn wegens verwijtbaar handelen, dan wel een verstoorde arbeidsverhouding, dan wel de cumulatiegrond.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak met name om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd. Als het ontslag niet wordt vernietigd komt de vraag aan de orde of [eiser] recht heeft op een transitievergoeding.
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
De dringende reden
4.3.
Een ontslag op staande voet is op grond van de wet alleen geldig als daarvoor een dringende reden is. [1] Er moet sprake zijn van zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [2] Bij de beoordeling van de dringende reden moet de kantonrechter alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen.
4.4.
De gedragingen van [eiser] zoals onder de feiten en in de ontslagbrief omschreven staan vast en zijn ernstig genoeg om te kwalificeren als dringende reden voor een ontslag op staande voet. De manier waarop [eiser] zich tegenover de concessiemanager en teammanager van EBS heeft uitgelaten is evident onacceptabel. Uit de berichten van [eiser] is af te leiden dat hij zich door EBS niet gehoord, niet begrepen, niet serieus genomen in zijn ziekte, belemmerd in zijn herstel en onder druk gezet voelde. Dit is op zichzelf echter onvoldoende om het gedrag van [eiser] te rechtvaardigen. Gelet op het verweer van [eiser] is de vraag die beantwoord moet worden of EBS bij haar besluit om [eiser] op staande voet te ontslaan voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke (medische) omstandigheden van [eiser] .
4.5.
In de ontslagbrief zegt EBS daarover in algemene bewoordingen dat alle persoonlijke omstandigheden in aanmerking zijn genomen, waaronder de lengte van het dienstverband en de gevolgen die dit ontslag voor [eiser] met zich brengt. Op de zitting heeft EBS haar besluitvorming in dit verband toegelicht. EBS voert aan dat zij [eiser] vanwege zijn bekende persoonlijke situatie niet meteen begin juli 2024 heeft ontslagen maar heeft geprobeerd met [eiser] in gesprek te komen over zijn grensoverschrijdende communicatie. EBS heeft [eiser] in brieven van 8 en 18 juli 2024 duidelijk gemaakt dat en waarom zijn gedrag voor EBS ontoelaatbaar was, en [eiser] uitgenodigd om dit te bespreken. De afwijzende reactie van [eiser] op de eerste uitnodiging is voor EBS aanleiding geweest de bedrijfsarts te vragen of [eiser] medisch in staat geacht kon worden om een dergelijk gesprek met EBS te voeren en of er een medische onderbouwing is voor zijn ongepaste uitlatingen. Nadat de bedrijfsarts aan EBS had meegedeeld dat er geen medische belemmeringen zijn voor het voeren van een gesprek en dat er geen medische onderbouwing is voor het grenzeloos en ongepast uiten van boosheid, is [eiser] op 18 juli 2024 opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 29 juli, waarbij hij is gewaarschuwd voor de consequentie bij niet verschenen. Ook van die mogelijkheid heeft [eiser] geen gebruik gemaakt. [eiser] heeft daarentegen op 23 juli 2024 weer in een reeks beledigende en ernstig bedreigende tekstberichten laten weten dat hij niet in gesprek wil (zie 2.12).
4.6.
Met voorgaande handelwijze heeft EBS naar het oordeel van de kantonrechter voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [eiser] . EBS heeft immers niet meteen gegrepen naar het uiterste middel dat een ontslag op staande voet is. Uit het tijdsverloop blijkt dat aan [eiser] voldoende ruimte is geboden om zich te kunnen bezinnen op een reactie en/of het gesprek Bij dit oordeel wordt betrokken dat [eiser] de persoonlijke omstandigheden niet verder heeft onderbouwd dan met een verwijzing naar eerdergenoemde e-mail van de bedrijfsarts, die EBS heeft overgelegd. Andere stukken, bijvoorbeeld van de psycholoog die [eiser] behandeld heeft of informatie over de medicatie en eventuele bijwerkingen, ontbreken. De bedrijfsarts schrijft in de e-mail van 16 juli 2024 weliswaar dat sprake is van complexe problematiek en een zeer invoelbare en begrijpelijke emotionele onbalans, maar zoals gezegd was dit voor de bedrijfsarts geen reden te oordelen dat [eiser] niet in staat was om naar EBS te reizen en in gesprek te gaan. Volgens de bedrijfsarts is er geen medische onderbouwing voor het grenzeloos uiten van boosheid en het doen van beledigende en ongepaste uitlatingen. Aldus zijn er onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat sprake is van een medische rechtvaardigingsgrond voor het gedrag van [eiser] . De visie van de bedrijfsarts biedt tot slot steun aan de insteek van EBS om met [eiser] over zijn uitlatingen van [eiser] in gesprek te komen. De bedrijfsarts merkt namelijk op:
“Zolang het gesprek in alle redelijkheid wordt gevoerd moet dit mogelijk zijn. Mocht [eiser] boos reageren, kan het helpen dit te bespreken zodat de spanning kan zakken om daarna het gesprek te vervolgen.”
4.7.
Gelet op het voorgaande en gelet op de wijze waarop [eiser] stelselmatig en in toenemende mate berichten is blijven sturen met een agressieve inhoud en persoonlijke doodsbedreigingen aan zijn teammanager, is de mate van ontsporing van het gedrag van [eiser] richting EBS zodanig ernstig dat van EBS redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dit betekent dat sprake is van een dringende reden voor het ontslag op staande voet.
De onverwijldheid
4.8.
De wet vereist ook dat onverwijld wordt opgezegd en dat de dringende reden onverwijld wordt meegedeeld aan de werknemer. Onverwijld betekent dat dit direct of zo snel mogelijk moet gebeuren. [eiser] vindt dat EBS niet onverwijld heeft opgezegd omdat het gedrag dat [eiser] wordt verweten al op 4 juli 2024 is gestart terwijl het ontslag pas op 24 juli 2024 is gegeven. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet. EBS heeft eerst duidelijk aan [eiser] meegedeeld dat zijn gedrag ontoelaatbaar was en meerdere keren geprobeerd daarover met hem in gesprek te komen. Met EBS is de kantonrechter van oordeel dat sprake is geweest van escalerend gedrag en dat de uitlatingen van [eiser] op 4 juli 2024 van een andere orde zijn dan die op 23 juli 2024. Het gedrag van [eiser] op 23 juli 2024 is voor EBS de spreekwoordelijke druppel geweest die heeft geleid tot de beslissing om [eiser] op staande voet te ontslaan. Dit blijkt ook uit de ontslagbrief die direct de volgende dag aan [eiser] is gestuurd. Daarmee heeft is voldaan aan de vereiste onverwijldheid.
Conclusie: het verzoek van [eiser] tot vernietiging van het ontslag wordt afgewezen
4.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zodat het primaire verzoek van [eiser] tot vernietiging van dit ontslag wordt afgewezen. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst op 24 juli 2024 rechtsgeldig is geëindigd, zodat ook het (subsidiaire) verzoek tot doorbetaling van loon wordt afgewezen.
Het subsidiaire verzoek tot toekenning van de transitievergoeding
4.10.
In het verzoekschrift vraagt [eiser] subsidiair om toekenning van een transitievergoeding. Ter zitting heeft de gemachtigde van [eiser] toegelicht dat het subsidiaire verzoek ziet op de situatie dat wordt geoordeeld dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, maar wel van een verstoorde arbeidsrelatie waarbij het verwijt niet (geheel) aan de kant van [eiser] ligt. De kantonrechter verstaat dit als een verzoek om toekenning van een transitievergoeding, gegrond op de stelling dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [eiser] . Daarover wordt het volgende overwogen.
4.11.
Hiervoor is geoordeeld dat sprake is van feiten en omstandigheden die een dringende reden opleveren voor het ontslag op staande voet van [eiser] . Met de vaststelling van het bestaan van een dringende reden is niet gegeven dat het ontslag is te wijten aan ernstig verwijtbaar handelen van [eiser] [3] . Voor het aannemen van een dringende reden is immers niet vereist dat de werknemer van zijn gedragingen een verwijt kan worden gemaakt. [4] Dit betekent dat ook een werknemer die rechtsgeldig op staande voet is ontslagen, recht kan hebben op een transitievergoeding. De aanspraak op een transitievergoeding moet daarom afzonderlijk worden beoordeeld.
4.12.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet worden vastgesteld dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [eiser] . Daarbij is van belang dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] kampt met fysieke en psychische problemen. De bedrijfsarts schrijft in de e-mail van 16 juli 2024 over de situatie van [eiser] dat sprake is van complexe problematiek en een emotionele onbalans die zeer invoelbaar en begrijpelijk is. De kantonrechter vindt aannemelijk dat deze onbalans een rol heeft gespeeld bij de gedragingen van [eiser] die tot het ontslag hebben geleid, en zijn van invloed op de verwijtbaarheid van die gedragingen, waardoor de hoge lat van de ernstige verwijtbaarheid niet wordt gehaald.
4.13.
Dit betekent dat de transitievergoeding wordt toegekend, berekend over de periode van 1 februari 2022 tot en met 24 juli 2024. EBS wordt veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie daarvan. De kantonrechter zal daaraan geen dwangsom verbinden, omdat er geen aanleiding is te denken dat EBS niet aan deze veroordeling zal voldoen.
4.14.
[eiser] vraagt verder nog om betaling van buitengerechtelijke incassokosten, maar stelt daar verder niks over, zodat dit verzoek wordt afgewezen.
Het voorwaardelijk tegenverzoek van EBS
4.15.
Omdat het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd hoeft het tegenverzoek van EBS om de arbeidsovereenkomst te ontbinden niet te worden beoordeeld en beslist. De voorwaarde waaronder EBS dit tegenverzoek heeft gedaan is immers niet vervuld.
De proceskosten
4.16.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen op punten ongelijk krijgen en geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van één van beide partijen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt EBS om aan [eiser] een transitievergoeding te betalen, berekend over de periode van 1 februari 2022 tot en met 24 juli 2024,
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.3.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J. Lourens en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2024.
BvdL

Voetnoten

1.Artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2.Artikel 7:678 lid 1 BW
3.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 maart 2018, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2018:484
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Hoge Raad van 29 september 2000, te vinden op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR:2000:AA7282, r.o. 3.3