3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) [Eiser] is op 16 oktober 1972 in loondienst getreden bij Nutricia Nederland NV in de functie van productiemedewer-ker. Later vervulde hij de functie van chef productie, doch sedert 1 januari 1995 is hij medewerker Jobcenter.
(ii) Vanaf 1 januari 1993 heeft [eiser] zich 14 maal ziek gemeld. Het totaal aantal verzuimdagen bedroeg in 1993: 128, in 1994: 55, in 1995: 16 en in 1996: 58.
(iii) Na een ziekmelding op 1 april 1996 heeft [eiser] zich op 9 april 1996 hersteld bij de portier gemeld, doch hij is die dag, zonder opgaaf van redenen, niet op zijn werk ver-schenen.
(iv) Na op 9 april 1996 tevergeefs geprobeerd te hebben contact met [eiser] te krijgen, heeft Nutricia op 10 april 1996 [eiser] per telegram verzocht met [betrokkene A] van Nutricia contact op te nemen. [Eiser] heeft op 10 april 1996 laten weten aan het verzoek geen gehoor te kunnen geven omdat hij in grote problemen verkeerde.
(v) Ondanks een nieuw telegram voor een gesprek met [betrokkene A] op 12 april 1996, verscheen [eiser] ook toen niet, waarop Nutricia [eiser] bij brief van 12 april 1996 heeft medegedeeld dat zijn onwettige afwezigheid grond kon zijn voor ontslag op staande voet en hem heeft uitgenodigd voor een gesprek op 15 april 1996.
(vi) Op 15 april 1996 heeft [eiser] telefonisch contact opge-nomen met [betrokkene A] en een afspraak gemaakt voor 17 april 1996. Tijdens het gesprek op 17 april 1996 kwam voor het eerst aan de orde dat [eiser] een alcoholprobleem had en dat hij zich onder behandeling van een arts zou stellen, ter-wijl voorts werd afgesproken dat hij op 22 april 1996 zijn werkzaamheden zou hervatten.
(vii) Op 22 april 1996 heeft [eiser] zich ziek gemeld. Bij een con-trole door de bedrijfsarts op 23 april 1996 werd [eiser] niet thuis aan-getroffen, waarna Nutricia [eiser] bij brief van 24 april 1996 heeft op-geroepen voor een gesprek met de bedrijfsarts op 25 april 1996.
(viii)Op 25 april 1996 heeft een zuster van [eiser] Nutricia medege-deeld dat [eiser] 's ochtends in kennelijke staat van dronkenschap thuis was aangetroffen en terstond is opgenomen in een centrum voor alcohol- en drugsverslaafden, waar hij voor een periode van drie weken zou worden be-handeld. Daarna is [eiser] behandeld in een psychiatrische kliniek.
(ix) In overleg met de bedrijfsarts en Nutricia heeft [eiser] vervol-gens besloten zijn werkzaamheden op 17 juni 1996 te hervatten.
(x) [Eiser] heeft zich op 24 oktober 1996 ziek gemeld, om-dat hij voor de aanvang van de middagdienst (voor hem de eer-ste dienst van die dag) zo veel alcohol had gedronken dat hij zich niet in staat voelde te gaan werken.
(xi) Nutricia heeft op 25 oktober 1996 voormelde reden van ziek-melding vernomen en [eiser] nog diezelfde dag op staande voet ontslagen. Bij brief van 28 oktober 1996 is na-mens [eiser] de nietigheid van het ont-slag ingeroepen; daarbij heeft [eiser] zijn arbeidskracht ter beschikking van Nutricia gesteld met ingang van de datum dat hij weer ar-beidsgeschikt zal worden verklaard.
(xii) [Eiser] is van 11 november 1996 tot 3 januari 1997 opgenomen geweest in een ontwenningscentrum.