ECLI:NL:RBNHO:2024:12267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
HAA 24/1381
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep WOZ-waarde en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 3 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van Cocensus ongegrond verklaard. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning, die door de heffingsambtenaar was vastgesteld op € 858.000 voor het kalenderjaar 2023. Tijdens de zitting verklaarde eiser dat de WOZ-waarde niet langer in geschil was, maar hij stelde dat de heffingsambtenaar in de bezwaarprocedure niet alle gevraagde gegevens had verstrekt, wat volgens hem een schending van artikel 40 van de Wet WOZ betekende. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aan zijn verplichtingen had voldaan door de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken en dat er geen schending van de wet was. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was, wat betekende dat eiser geen gelijk kreeg en geen proceskostenvergoeding ontving. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/1381

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: D. van der Locht),
en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder.

Procesverloop

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 27 oktober 2023.
Verweerder heeft bij beschikking van 25 februari 2023 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ), de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2023 vastgesteld op € 858.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2023 bekendgemaakt.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de waarde van de woning gehandhaafd.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] .

Feiten

1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning. De woning is een vrijstaande woning, gebouwd in 1962. De gebruiksoppervlakte van de woning is 219 m². De woning is voorzien van een dakkapel, dakterras, serre, inpandige garage en een tuinhuis. De oppervlakte van het perceel is 1690 m².

Geschil

2. Ter zitting heeft eiser gesteld dat de eindwaarde niet langer in geschil is. Eiser wil de volgende gronden van beroep handhaven (de overige in het beroepschrift gestelde gronden trekt eiser in).
  • Verweerder had de correctiepercentages van de KOUDV-L verschillen aan eiser beschikbaar moeten stellen in de bezwaarfase;
  • Verweerder heeft de indexeringspercentages niet verstrekt;
  • In bezwaar is de grondstaffel niet aan eiser verstrekt terwijl hij daar wel om gevraagd had;
  • De vergelijkingsobjecten in bezwaar zijn qua bouwjaar zo verschillend met de woning dat zij daarom niet bruikbaar waren. Het feit dat verweerder in beroep een nieuwe matrix heeft opgesteld met nieuwe vergelijkingsobjecten met een meer vergelijkbaar bouwjaar, bevestigt deze stelling;
  • Eiser moest wel in beroep gaan om de juiste onderbouwing te krijgen.
Eiser heeft op de zitting aangegeven dat hij naar aanleiding van de taxatiematrix en de in beroep verstrekte gegevens van mening is dat de vastgestelde WOZ-waarde door verweerder is onderbouwd. De eindwaarde is niet langer in geschil.
3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Beoordeling door de rechtbank

4. Omdat eiser op de zitting heeft verklaard dat de WOZ-waarde niet langer in geschil is, zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiser over de schending van artikel 40 van de Wet WOZ zo, dat hij vindt dat verweerder moet worden veroordeeld in de proceskosten omdat pas in beroep alle gevraagde gegevens zijn verstrekt. De rechtbank zal daarom hierna beoordelen of er sprake is van een schending van artikel 40 van de Wet WOZ en of dit moet leiden tot een proceskostenvergoeding.
5. Op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ moet verweerder degene die een WOZ-beschikking heeft gekregen en die een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens, een afschrift geven van de gegevens als die gegevens ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde (Hoge Raad, 18 augustus 2023, 18 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1052) De gevraagde gegevens kunnen ook betrekking hebben op de vergelijkingsobjecten die voor de waardevaststelling zijn gebruikt. Verweerder moet – op specifiek verzoek van eiser – ook inzicht geven in de gegevens, keuzes en aannames die zijn gebruikt bij een modelmatige berekening.
6. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder tijdens de bezwaarprocedure ten onrechte de grondstaffel niet aan hem heeft toegezonden. Eiser heeft hierdoor niet kunnen controleren of de gegevens juist zijn.
7. Uit de stukken komt naar voren dat verweerder per e-mailbericht van 10 mei 2023 de door eiser gevraagde KOUDVL-factoren (matrix) en het kavelmodel heeft verstrekt. De vertegenwoordiger van eiser in beroep (de heer [naam 1] ) heeft op 11 mei 2023 bevestigd dat hij deze stukken heeft ontvangen. Dat eiser de gevraagde stukken niet heeft ontvangen volgt de rechtbank daarom niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het toezenden van deze stukken aan zijn wettelijke verplichtingen voldaan. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het is de rechtbank bovendien niet gebleken dat tijdens de hoorzitting is geklaagd over het ontbreken van stukken. Verder wordt opgemerkt dat het niet nodig is dat verweerder inzicht verschaft in de wijze waarop hij de waarde precies heeft berekend. Artikel 40 Wet WOZ gaat over het verstrekken van gegevens. Het verstrekken van inzicht in het rekenkundige gevolg dat wordt gegeven aan het toekennen van een bepaalde factor is geen gegeven als bedoeld in voormeld artikel. Ook het interpreteren van deze gegevens valt niet onder de reikwijdte van deze bepaling.
8. De rechtbank oordeelt wat betreft het niet verstrekken van de indexeringspercentages en de onderbouwing daarvan, onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 april 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:2837, dat voor de indexeringspercentages en de onderbouwing daarvan geen toezendplicht geldt.
9. Nu verweerder in beroep andere vergelijkingsobjecten heeft gebruikt om de waarde van de woning te onderbouwen behoeft de grief ten aanzien van het bouwjaar van de in bezwaar aangedragen objecten geen verdere bespreking. Verweerder heeft deze objecten in beroep niet gebruikt als onderbouwing van de waarde. Voor zover eiser bepleit dat verweerder het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden overweegt de rechtbank als volgt. Het is verweerder toegestaan in beroep andere vergelijkingsobjecten aan te voeren (vgl. Gerechtshof Amsterdam 10 september 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4018).

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van N.E. Joacim, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.