ECLI:NL:RBNHO:2024:11630

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
11087546
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot bestuurdersaansprakelijkheid afgewezen wegens betalingsafspraak gericht op in stand houden van bedrijf

In deze zaak heeft Warsteiner Benelux B.V. een vordering ingesteld tegen Vameus B.V. en een andere gedaagde, waarbij zij bestuurdersaansprakelijkheid claimt. Warsteiner stelt dat Vameus c.s. als (indirect) bestuurders van Vonkels B.V. onrechtmatig hebben gehandeld door een betalingsregeling niet na te komen. De kantonrechter heeft de vorderingen van Warsteiner afgewezen. De zaak draait om de ontbinding van Vonkels B.V. via een turboliquidatie, waarbij de baten gelijkelijk zijn verdeeld onder de schuldeisers, waaronder Warsteiner. Warsteiner beroept zich op een niet-nagekomen betalingsregeling, maar de kantonrechter oordeelt dat deze regeling was gericht op het in stand houden van een 'lopend bedrijf'. Bovendien is onvoldoende aangetoond dat de vorderingen van de bestuurders als concurrente vorderingen moesten worden aangemerkt. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid, omdat de bestuurders transparant hebben gehandeld en de betalingen aan schuldeisers niet selectief waren. Warsteiner wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11087546 \ CV EXPL 24-2765
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
WARSTEINER BENELUX B.V.,
gevestigd te Tiel,
eisende partij,
hierna te noemen: Warsteiner,
gemachtigde: mr. L.R.G.M. Spronken,
tegen

1.VAMEUS B.V.,

gevestigd te Heemskerk,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Vameus c.s.,
gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger.
De zaak in het kort
De zaak gaat over bestuurdersaansprakelijkheid. Warsteiner betoogt dat Vameus c.s. als (indirect) bestuurder van Vonkels B.V. onrechtmatig hebben gehandeld tegenover Warsteiner. De kantonrechter wijst de vorderingen van Warsteiner af. Vonkels B.V. is ontbonden via een turboliquidatie waarbij de baten pondspondsgewijs zijn verdeeld over alle schuldeisers, waaronder Warsteiner. Warsteiner beroept zich voor aansprakelijkheid op een niet-nagekomen betalingsregeling. De kantonrechter gaat daaraan voorbij omdat deze betalingsafspraak was gericht op het in stand houden van een ‘lopend bedrijf’. Ook is onvoldoende voor bestuurdersaansprakelijkheid dat de vorderingen van de bestuurders/aandeelhouders van Vonkels B.V. als concurrente schuldeisers zijn beschouwd bij de verdeling van de baten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 april 2024 met producties 1 t/m 14
- de conclusie van antwoord van 3 juli 2024 met producties 1 en 2
- het tussenvonnis van 17 juli 2024
- de mondelinge behandeling van 15 oktober 2024, waarbij door beide advocaten pleitaantekeningen zijn overgelegd en waarvan voor het overige door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde onder 1, Vameus B.V. is één van de gezamenlijk bevoegde bestuurders/aandeelhouders van de op 1 juli 2020 opgerichte vennootschap Vonkels B.V. Gedaagde onder 2, [gedaagde 2], verder te noemen [gedaagde 2], is bestuurder/aandeelhouder van Vameus B.V.
2.2.
Vonkels B.V. exploiteerde een horecagelegenheid: Vonkels Food & Wine Bar. Op 13 november 2023 is Vonkels B.V. ontbonden wegens een gebrek aan baten.
2.3.
Warsteiner heeft op 10 maart 2021 een geldleningsovereenkomst gesloten met Vonkels B.V. met de afnameverplichting van Warsteiner bieren. De hoofdsom van overeenkomst bedroeg € 18.000,00.
2.4.
Warsteiner heeft de overeenkomst op 23 december 2022 opgezegd en een vordering opgeëist van € 23.858,90. Deze vordering bestaat uit het restant van de hoofdsom van € 15.750,00, vermeerderd met € 1.753,15 rente t/m 31/12/2022, een bedrag van € 9.889,42 ter zake van ‘bruikleen claim techniek’ met daarop in mindering een eindejaarsbonus.
In een brief van 4 mei 2023 stelt Warsteiner haar vordering op een bedrag van € 23.049,03 totaal. Deze vordering bestaat uit het restant van de hoofdsom van € 15.750,00, vermeerderd met € 1.753,15 rente t/m 31/12/2022 en een forfaitaire vergoeding voor niet afgenomen hectoliters bier van € 10.079,55, met daarop in mindering een eindejaarsbonus en een vergoeding voor terrasschermen.
2.5.
Op 10 mei 2023 heeft [gedaagde 2] namens Vonkels B.V. aan Warsteiner geschreven dat zij op grond van de overeenkomst niet gehouden is tot betaling van de forfaitaire vergoeding van niet afgenomen liters bier, omdat dit het gevolg is van overheidsmaatregelen vanwege de COVID-pandemie. Daarnaast staat in de brief dat Vonkels B.V. in een proces tot verkoop zit, met de verwachting dat met de opbrengst de schuldeisers volledig voldaan kunnen worden.
2.6.
Naar aanleiding van een brief van 10 mei 2023 heeft Warsteiner de vordering uit hoofde van de afnameverplichting verminderd naar € 8.054,55 (de verschuldigdheid van dit bedrag wordt door Vameus c.s. nog steeds betwist), waarna zij haar vordering heeft gesteld op een bedrag van in totaal € 21.204,03.
2.7.
Op 2 juni 2024 heeft een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen de gemachtigde van Warsteiner en [gedaagde 2], vanuit het privé e-mailadres van [gedaagde 2] en het e-mailadres [e-mailadres] Vonkels B.V. is namens Warsteiner gesommeerd een bedrag van € 21.204,03 te voldoen en na telefonisch overleg is namens Warsteiner geschreven:
Warsteiner:
Wat mij betreft begint u gewoon met betalen met een bedrag van € 1.000,- p/maand totdat de verkoop rond is en het saldo ineens betaald kan worden.
[gedaagde 2]:
Hartelijk bedankt voor uw reactie en het voorstel voor een betalingsregeling.
Wij komen hier zo spoedig mogelijk bij u op terug.
Warsteiner:
Zoals uit ons gesprek bleek is dit niet vrijblijvend: uitgangspunt is betaling van het geheel binnen een week : een tijdelijke regeling is uit coulance.
2.8.
Op 5 juni 2023 heeft [gedaagde 2] vanuit zijn privé email adres aan de gemachtigde van Warsteiner geschreven:
Conform onze afspraak hebben wij het eerste bedrag van € 1.000 overgemaakt naar uw derdenrekening. (…) Wij houden u op de hoogte van de voortgang van de verkoop.
2.9.
Op 29 juni 2023 heeft de gemachtigde van Warsteiner aan [gedaagde 2], met onder meer [e-mailadres] in CC geschreven:
Friendly reminder ; graag op 3 juli 2023 weer € 1.000 overmaken.
2.10.
Vonkels B.V. heeft gedurende 5 maanden € 1.000,00 aan Warsteiner betaald.
2.11.
Vonkels B.V. heeft de inventaris verkocht voor een bedrag van € 13.500,00. De resterende baten van € 13.491,11 zijn naar rato van de schuld van de schuldeisers van Vonkels B.V. verdeeld. Op 13 november 2023 is in dat verband € 659,74 betaald aan Warsteiner.
2.12.
Op 17 januari 2024 heeft Warsteiner Vameus c.s. aansprakelijk gesteld op grond van bestuurdersaansprakelijk en gesommeerd het bedrag van € 15.004,29 over te maken. Warsteiner heeft verzocht om informatie over de afwikkeling van de vennootschap vanaf 1 januari 2023, zijnde inkomsten, uitgaven en mogelijke baten.
2.13.
Op 29 januari 2024 heeft de gemachtigde van Vameus c.s. per e-mail aan Warsteiner het standpunt uiteengezet dat geen sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid en dat de bestuurders van Vonkels B.V. er alles aan gedaan hebben de kwestie zo eerlijk en transparant mogelijk tot een einde te brengen.
2.14.
Op 7 maart 2024 zijn de jaarstukken 2023 van Vonkels B.V. toegestuurd aan Warsteiner.

3.Het geschil

3.1.
Warsteiner vordert - samengevat - veroordeling van Vameus c.s. tot betaling van primair een bedrag van € 15.004,29 en subsidiair een bedrag van € 3.077,87, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Warsteiner legt aan haar vordering bestuurdersaansprakelijkheid ten grondslag, omdat het handelen van Vameus c.s. een persoonlijk ernstig verwijt oplevert.
3.3.
Warsteiner stelt dat [gedaagde 2] namens Vonkels B.V. een betalingsregeling is overeengekomen voor de vordering van ruim € 20.000,00 uit hoofde van de geldleningsovereenkomst. Deze betalingsregeling is niet nagekomen door Vameus c.s. Warsteiner stelt dat onderdeel van de betalingsregeling was dat met de opbrengst van de verkoop van de zaak de resterende vordering zou worden voldaan. De opbrengst van de verkoop van de inventaris is echter over alle schuldeisers van Vonkels B.V. verdeeld, hetgeen in strijd is met de gemaakte betalingsafspraken, waarvan aan Vameus c.s. een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.
3.4.
Subsidiair stelt Warsteiner dat de vorderingen van de bestuurders van Vonkels B.V. onterecht als concurrente schuldeisers zijn aangemerkt. Als deze vorderingen bij de verdeling van het resterende saldo van € 13.491,11 buiten beschouwing waren gelaten had Warsteiner een bedrag € 3.077,87 ontvangen. Voor zover de vorderingen niet contractueel zijn achtergesteld, meent Warsteiner dat deze zo moeten worden beschouwd omdat het gaat om vorderingen van controlerende aandeelhouders/bestuurders en de vorderingen als informele kapitaalverschaffing moeten worden aangemerkt.
Bovendien acht Warsteiner het in strijd met de redelijkheid en billijkheid als een controlerend aandeelhouder die de vennootschap heeft opgericht, de controle binnen de vennootschap heeft gehad en haar in stand heeft gehouden met een rekening-courant, bij opheffing van de vennootschap zou meedelen in de opbrengst op gelijke wijze als concurrente crediteuren.
3.5.
Vameus c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Warsteiner, met veroordeling van Warsteiner in de kosten van deze procedure.
3.6.
Vameus c.s. betwisten dat hen een ernstig persoonlijk verwijt treft en zij als gevolg daarvan aansprakelijk zijn. Vonkels B.V. is ontbonden via de weg van artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en hierbij hebben de bestuurders transparant gehandeld. De resterende baten zijn over de schuldeisers verdeeld naar rato van de hoogte van de vordering. Vameus c.s. betogen dat deze schuldeisers allen dezelfde rang hadden, zodat er geen reden was Warsteiner een bevoorrechte positie te geven ofwel de vennoten een achtergestelde positie. Volgens Vameus c.s. hadden de schuldeisers bij de afwikkeling van een faillissement geen betaling ontvangen, omdat dan de resterende baten aan de curator betaald moesten worden. Vameus c.s. voeren aan dat geen sprake is geweest van selectieve betalingen ten nadele van Warsteiner en wijzen op de betalingen aan Warsteiner van € 5.000,00 uit hoofde van de betalingsregeling. Deze betalingen zijn voldaan ‘uit eigen zak’ van de bestuurders van Vonkels B.V. en hiermee is Warsteiner juist bevoordeeld ten opzichte van andere concurrent schuldeisers.
Tot slot betwisten Vameus c.s. de hoogte van de vordering van Warsteiner, omdat zij onterecht de forfaitaire vergoeding voor het niet behalen van de afnameverplichting in rekening brengen.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Warsteiner baseert haar primaire en subsidiaire vordering op bestuurdersaansprakelijkheid. Zij houdt Vameus c.s. als (indirect) bestuurder primair aansprakelijk voor het niet nakomen van Vonkels B.V. van een gestelde betalingsregeling en subsidiair, op grond van onrechtmatige daad, voor een onjuiste uitdeling in het kader van een turboliquidatie.
4.2.
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is daarnaast ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zo’n aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Of aan de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627). Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, NJ 2006, 659 Ontvanger/Roelofsen). Van een dergelijk persoonlijk ernstig verwijt zal in het algemeen geen sprake zijn als sprake is van betalingsonmacht van de rechtspersoon.
4.3.
De kantonrechter volgt Warsteiner niet in de stelling dat zij met Vonkels B.V. een betalingsregeling is overeengekomen. Uit de stukken en de toelichting van partijen op de zitting is gebleken dat beide partijen bij het maken van de afspraak dat Vonkels B.V. aan Warsteiner € 1.000,00 per maand zou voldoen voor ogen hadden om de door Vonkels B.V. geëxploiteerde horecagelegenheid als ‘lopend bedrijf’ te verkopen, omdat beide partijen vanwege de daarbij verwachte opbrengst hun belangen het meest gediend achtten. De betaling van € 1.000,00 per maand zouden in mindering strekken op hetgeen Vonkels B.V. verschuldigd was, maar dienden tevens als vergoeding voor het niet afsluiten van de (bier)voorziening. Gelet hierop is het niet juist om de overeenkomst tussen partijen te duiden als een betalingsregeling. Daarmee wordt te zeer voorbij gegaan aan het onderdeel van de overeenkomst dat gericht was op medewerking geven aan het in stand houden van een ‘lopend bedrijf’.
4.4.
Tussen partijen staat vast dat Vonkels B.V. betalingen van € 1.000,00 per maand heeft verricht totdat op 13 november 2023 is besloten tot ontbinding van de vennootschap. Ook staat vast dat Vonkels B.V. de horecagelegenheid niet heeft verkocht, maar dat zij slechts een deel van haar activa, te weten de inventaris heeft verkocht. Naar het oordeel van de kantonrechter kan de situatie dat een bedrijf wordt verkocht niet gelijk gesteld worden met de situatie dat slechts een deel van haar activa worden verkocht.
4.5.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de kantonrechter Warsteiner niet volgt in haar primaire standpunt dat Vonkels B.V. de overeengekomen betalingsregeling niet is nagekomen. Daaruit volgt reeds dat Vameus c.s. niet uit deze hoofde aansprakelijk kunnen worden gehouden als direct en/of indirect bestuurder.
4.6.
Voor zover Warsteiner stelt dat [gedaagde 2] persoonlijk een betalingsregeling is overeengekomen gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Dit vindt namelijk geen steun in de correspondentie en betalingen, waarbij kenbaar is opgetreden door of namens Vonkels B.V.
4.7.
De kantonrechter volgt Warsteiner evenmin in haar subsidiaire standpunt dat de bestuurders van Vonkels B.V. ten onrechte als concurrente schuldeisers zijn aangemerkt. Van een contractuele achterstelling is niet gebleken. In hetgeen Warsteiner heeft aangevoerd ziet de kantonrechter ook geen aanknopingspunten om de vorderingen van de bestuurders/aandeelhouders van Vonkels B.V. als achtergesteld te beschouwen of te behandelen.
4.8.
Het staat (een bestuurder van) een vennootschap in beginsel vrij op grond van een eigen afweging te bepalen welke schuldeisers van de vennootschap in de gegeven omstandigheden zullen worden voldaan. Deze betaalautonomie houdt een zekere beleidsvrijheid in. In het zicht van het beëindigen van de activiteiten van een onderneming, met name bij insolventie, kan deze vrijheid van de rechtspersoon en de bestuurder echter beperkter zijn. Dit geldt dan met name voor de keuze om wel betalingen te doen aan schuldeisers die aan de rechtspersoon zijn gelieerd of waarbij de bestuurder een persoonlijk belang heeft, maar niet aan andere schuldeisers, indien deze keuze niet door bijzondere omstandigheden wordt gerechtvaardigd (zie Hof ’s-Hertogenbosch 25 mei 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1527).
4.9.
Van dergelijke selectieve betalingen is niet gebleken. Uit de handelswijze van Vonkels B.V. blijkt dat de belangen van meerdere schuldeisers in acht zijn genomen, waaronder ook die van Warsteiner. De bestuurders die de vennootschap hebben opgericht zijn als concurrente schuldeisers aangemerkt, maar Warsteiner heeft onvoldoende onderbouwd waarom dat moet leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid of in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Weliswaar is het merendeel van de opbrengst van de inventaris aan de bestuurders betaald (€ 7.049,73 van € 13.491,11) maar daartegenover staan ook hogere vorderingen die voor het overige (€ 166.100,27) onbetaald zijn gebleven. De kantonrechter neemt hierbij in aanmerking dat voor zover schuldeisers onbetaald zijn gebleven en de ontbonden B.V. geen verhaal meer biedt, uit de pondspondsgewijze betaling aan dertien schuldeisers naar voren komt dat sprake is van betalingsonmacht en niet van betalingsonwil.
4.10.
Daarnaast verwijt Warsteiner dat Vonkels B.V. vooraf vorderingen van bekenden heeft voldaan. Vameus c.s. hebben onweersproken toegelicht dat zij voor deze vorderingen persoonlijk garant stonden en deze vorderingen door de bestuurders persoonlijk zijn voldaan. Dit leidt dan ook niet tot een persoonlijk ernstig verwijt aan de zijde van Vameus c.s.
4.11.
De kantonrechter is gelet op bovenstaande van oordeel dat de gedane betalingen binnen de beleidsvrijheid vallen die een bestuurder van een vennootschap heeft en niet leidt tot bestuurdersaansprakelijkheid. De kantonrechter zal de vorderingen van Warsteiner afwijzen, waaronder de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten.
4.12.
Warsteiner wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Vameus c.s. worden begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Warsteiner af;
5.2.
veroordeelt Warsteiner in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Warsteiner niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kleij en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.