ECLI:NL:RBNHO:2024:10956

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
15/214553-24
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging tijdens voetbalwedstrijd AZ-Legia Warschau

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging tijdens de voetbalwedstrijd AZ Alkmaar tegen Legia Warschau op 5 oktober 2023. De verdachte, geboren in Polen, werd beschuldigd van het plegen van geweld tegen politieagenten in het AFAS-stadion te Alkmaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een grote groep Poolse supporters die zich tegen de Mobiele Eenheid (ME) keerden en geweld gebruikten. De verdachte heeft erkend geweld te hebben gebruikt en heeft een significante bijdrage geleverd aan het geweld, wat leidde tot zijn veroordeling.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere politieagenten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 72 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld, de impact op de ME-leden en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die in Nederland verblijft en werkt. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor immateriële schade die de ME-leden hadden geleden.

De rechtbank benadrukte dat het gepleegde geweld niet alleen de betrokken ME-leden, maar ook de samenleving als geheel heeft aangetast, en dat dergelijk gedrag tijdens sportevenementen onacceptabel is. De uitspraak is een duidelijke boodschap dat geweld tegen hulpverleners niet wordt getolereerd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/214553-24 (P)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2024
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2024 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Ciechanów (Polen),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.J. Booij en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. F.T. Sakrak, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 oktober 2023 te Alkmaar openlijk, te weten, in het AFAS-stadion (gelegen aan de Stadionweg 1) kort voor de voetbalwedstrijd AZ Alkmaar – Legia Warschau, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten op of aan de Stadionweg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer aldaar aanwezige politieagenten door
- in gesloten formatie en/of gekleed in donkere kleding en/of met capuchon(s) en/of bivakmuts(en) en/of masker(s) en/of met sjaals bedekte hoofden en/of gezichten (met versnelde pas) (dreigend) te lopen in de richting van die politieagenten met het kennelijke doel om de confrontatie aan te gaan en/of
- (met kracht) (al dan niet met een voorwerp) te slaan/stompen tegen, althans naar het hoofd en/of het lichaam en/of de ledematen van één of meer voornoemde politiemensen en/of
- (met kracht) te schoppen/trappen tegen, althans naar het hoofd en/of het lichaam en/of de ledematen van één of meer voornoemde politieagenten en/of
- (met kracht) aan de haren getrokken van een politieagent en/of
- (met kracht) te duwen tegen één of meer voornoemde politieagenten en/of
- een dreigende en/of uitdagende houding aan te nemen en/of
- (met kracht) meermalen te schoppen/trappen tegen, althans naar het lichaam en/of de ledematen van één of meer voornoemde politieagenten en/of
- (met kracht) meermalen te slaan tegen, althans naar het lichaam en/of ledematen van één of meer voornoemde politieagenten.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van de geweldshandelingen tegen het hoofd en het aan de haren trekken. De verdachte heeft trappende en slaande bewegingen gemaakt, maar hij heeft geen geweld gebruikt tegen het hoofd en hij heeft niemand aan het haar getrokken. Het is volgens de raadsman niet de bedoeling dat verschillende geweldshandelingen op één hoop worden gegooid om vervolgens de conclusie te trekken dat de verdachte een aandeel heeft gehad bij alle geweldshandelingen. De geweldshandelingen moeten afzonderlijk worden behandeld en er moet worden beoordeeld of de verdachte een wezenlijke en substantiële bijdrage aan het overige geweld heeft geleverd. Dat is niet het geval.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Op 5 oktober 2023 speelt AZ een voetbalwedstrijd tegen Legia Warschau. Een grote groep Poolse supporters (hierna ook: de supporters) meldt zich bij het AZ-stadion in Alkmaar om de wedstrijd bij te wonen. De leden van de Mobiele Eenheid (hierna: de ME-leden) assisteren bij het fouilleren en toelaten van de supporters in een zogenoemde corridor in het stadion. Hierbij worden de ME-leden al snel geconfronteerd met Poolse supporters die zich tegen hen keren en geweld tegen hen gebruiken. De ME-leden zien zich genoodzaakt om zich terug te trekken door een zijdeur. Om de controle over de supporters en daarmee de orde te herstellen, betreden de ME-leden opnieuw de corridor waar de supporters zich bevinden en voeren een charge uit. De supporters, die getalsmatig zwaar in de meerderheid waren, keren zich opnieuw massaal tegen de ME-leden. De supporters, op dat moment een groep van meer dan honderd personen, drijven de circa 20 ME-leden in het nauw, pakken wapenstokken, helmen en andere middelen van hen af en schoppen en slaan de ME-leden tegen hun lichaam en hoofd, ook met voorwerpen. Pas door de inzet van traangas wordt het geweld uiteindelijk beëindigd en kunnen de ME-leden zich onttrekken aan de supporters.
De verdachte heeft erkend één van de supporters te zijn geweest die geweld heeft gebruikt tegen de ME-leden.
Het is vaste rechtspraak dat van in vereniging plegen van openlijk geweld sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Deze bijdrage hoeft zelf niet van gewelddadige aard te zijn. Anders dan de raadsman kennelijk meent, is voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde geweldshandelingen niet vereist dat de verdachte aan al die afzonderlijke geweldshandelingen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Beoordeeld moet worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt vast dat de groep Poolse supporters, waarvan de verdachte onderdeel was, geweld heeft gebruikt tegen de ME-leden. De verdachte heeft schoppende en slaande bewegingen gemaakt richting de ME-leden. De verdachte, die steeds vooraan stond, heeft bovendien een initiërende rol gehad op het moment dat de supporters de aanval tegen de ME-leden inzetten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte daarmee een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, zodat hij dat geweld in vereniging heeft gepleegd. Dat de verdachte niet alle ten laste gelegde handelingen zelf heeft verricht doet daaraan niet af.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank komt op grond van voorgaande overwegingen en de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn opgenomen tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat de verdachte:
op 5 oktober 2023 te Alkmaar openlijk, te weten in het AFAS-stadion (gelegen aan de Stadionweg 1) kort voor de voetbalwedstrijd AZ Alkmaar – Legia Warschau, een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere aldaar aanwezige politieagenten door
- (al dan niet met een voorwerp) te slaan tegen, althans naar het hoofd en/of het lichaam en/of de ledematen van één of meer politiemensen en
- te schoppen tegen, althans naar het hoofd en/of het lichaam en/of de ledematen van één of meer politieagenten en
- aan de haren te trekken van een politieagent en
- te duwen tegen één of meer politieagenten en
- een dreigende en/of uitdagende houding aan te nemen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel moet volgens de officier van justitie een locatieverbod voor de gemeente Alkmaar worden verbonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevraagd om aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dit verregaande gevolgen zou hebben voor het leven van de verdachte. Een forse taakstraf met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf zou passend zijn. Daarbij heeft de raadsman verwezen naar rechtspraak.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft voorafgaand aan een voetbalwedstrijd tussen AZ en Legia Warschau met een grote groep Legia-supporters fors geweld gepleegd tegen ME-leden. De verdachte stond vooraan op het moment dat de groep de confrontatie opzocht met de ME-leden en heeft zelf ook geweld gebruikt. Dit geweld is van een ongekende heftigheid geweest. Ook ervaren politieagenten en ME-leden hadden geweld als dit naar eigen zeggen niet eerder meegemaakt. Uit de aangiftes en uit de vorderingen benadeelde partij blijkt dat ME-leden gewond zijn geraakt en hebben gevreesd voor hun levens.
De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zich, zonder enige aanleiding, agressief en gewelddadig heeft gedragen tegen ME-leden. Met dit geweld heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de ME-leden. De ME-leden zijn door toedoen van onder andere de verdachte in een zeer gevaarlijke situatie terecht gekomen, terwijl zij juist in het kader van hun taakuitoefening de veiligheid van anderen – waaronder ook de verdachte – proberen te garanderen. Dit voetbal gerelateerd geweld dat door een groep wordt gepleegd maakt de massale inzet van beveiligers en politie tijdens voetbalwedstrijden nodig, terwijl de club en maatschappij met de kosten en gevolgen worden geconfronteerd. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat feiten als dit, die zich in het openbaar afspelen, leiden tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte van 3 juli 2024, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit. De rechtbank zal het strafblad van de verdachte daarom niet in zijn nadeel meewegen. Verder heeft de rechtbank gelet op wat het dossier vermeldt en wat de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard over zijn persoonlijke omstandigheden: hij verblijft sinds mei 2023 in Nederland en hij werkt via een uitzendbureau (full time) als productiemedewerker.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf gekeken naar de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Strafinhoud (LOVS). Die noemen voor het begaan van openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel ten gevolge als uitgangspunt een taakstraf van 150 uur. De rechtbank ziet in deze zaak redenen om van dit oriëntatiepunt af te wijken. Allereerst is het feit begaan tegen ME-leden. Dit maakt dat de in het oriëntatiepunt genoemde straf kan worden verhoogd met 33% tot 100%. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een initiërende rol heeft gehad bij het gepleegde geweld. De verdachte heeft tijdens de zitting bovendien geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn eigen handelen. Hij legt de schuld van het geweld deels bij de ME, maar hiervoor is geen enkele grondslag. Verder weegt de rechtbank mee dat het gepleegde geweld zeer fors is geweest en een grote impact heeft gehad op de ME-leden.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen passend en geboden. De rechtbank bepaalt dat hiervan 72 dagen vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. Gelet op de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, betekent dit dat hij niet terug hoeft in detentie. Het voorwaardelijk strafdeel moet de verdachte ervan weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 200 uren opleggen.
Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de verdachte, zoals door de officier van justitie is gevraagd, een locatieverbod voor de gemeente Alkmaar op te leggen.

7.De vorderingen benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
De negentien ME-leden hebben een vordering tot schadevergoeding ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van ten laste gelegde feit zouden hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De verbalisanten 11990037, 11990039, 11990041, 11990042, 11990043, 11990045, 11990046, 11990047, 11990049, 11990050, 11990051, 11990053, en 11990054 hebben een bedrag van € 350,00 gevorderd. Deze benadeelde partijen vorderen smartengeld vanwege een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De verbalisanten 11990038, 11990048 en 11990055 hebben een bedrag van € 400,00 gevorderd. Verbalisant 11990035 heeft een bedrag van € 750,00 gevorderd en verbalisant 11990056 heeft een bedrag van € 1.700,00 gevorderd. Voor al deze benadeelde partijen dient de gevraagde immateriële schade ter vergoeding van zowel lichamelijk letsel als een aantasting in de persoon op andere wijze.
Door verbalisant 11990040 is een vordering tot schadevergoeding van € 2.149,97 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van ten laste gelegde feit zou hebben geleden. Het bedrag dat wordt gevraagd voor de materiële schade dient ter vergoeding voor de kosten van een sportabonnement waar zij drie maanden geen gebruik van heeft kunnen maken. De gevraagde immateriële schade dient ter vergoeding van zowel lichamelijk letsel als een aantasting in de persoon op andere wijze die de benadeelde partij is aangedaan.
Alle benadeelde partijen hebben verzocht om vermeerdering met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023, oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en vergoeding van de proceskosten. De gevraagde proceskosten zijn afhankelijk van de hoogte van de vordering en gebaseerd op het liquidatietarief kanton.
7.2
De standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen volledig kunnen worden toegewezen. Hij heeft daarnaast gevraagd om de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en te bepalen dat de verdachte voor de toegewezen bedragen hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld.
De raadsman heeft zich ten aanzien van verbalisant 11990035 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, maar wel gevraagd de vordering te matigen tot € 400,00. Ten aanzien van de overige achttien vorderingen verzoekt de raadsman primair om de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege een onevenredige belasting van het strafproces. De verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor al het geweld dat door de supporters is gepleegd. Het is onduidelijk of er ook andere supporters worden vervolgd voor het gepleegde geweld en daarom is het niet redelijk en billijk is om de vorderingen in de zaak van de verdachte mee te nemen. Subsidiair verzoekt de raadsman de vorderingen van de benadeelde partijen met de nummers 11990037, 11990039, 11990042, 11990043, 11990045, 11990046, 11990047, 11990049, 11990050, 11990051, 11990053 en 11990054 niet-ontvankelijk te verklaren, omdat die onvoldoende onderbouwd zijn. Bij deze vorderingen zijn namelijk geen letselverklaringen overgelegd. Meer subsidiair verzoekt de raadsman in ieder geval de materiële schade van € 149,97 van verbalisant 11990040 niet-ontvankelijk te verklaren. De benadeelde partij stelt dat zij geen gebruik heeft kunnen maken van een sportabonnement dat haar € 149,97 heeft gekost. De verdediging merkt op dat deze kosten hoe dan ook zouden zijn gemaakt en dat niet van belang is of zij hier wel of geen gebruik van heeft gemaakt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het primaire verweer van de raadsman, dat achttien vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, niet volgen. Het enkele feit dat er veel vorderingen zijn ingediend, betekent niet dat de vorderingen niet kunnen worden meegenomen in de strafzaak. De behandeling levert naar het oordeel van de rechtbank geen onevenredige belasting van het strafproces op. Bovendien zijn veel vorderingen eenvoudig van aard en beperkt in omvang. Verder weegt de rechtbank mee dat de vorderingen ruim voor de zitting zijn ingediend. Daarnaast maakt het gegeven dat er mogelijk meerdere personen aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de ontstane schade niet dat er tegen de verdachte geen vordering kan worden ingesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vorderingen ontvankelijk zijn.
7.3.1
De vorderingen van de verbalisanten 11990037, 11990039, 11990041, 11990042, 11990043, 11990045, 11990046, 11990047, 11990049, 11990050, 11990051, 11990053 en 11990054
Gelet op artikel 6:106 BW ontstaat het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, onder meer indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van dit laatste geval kan sprake zijn als de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit volgt dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat sprake is van de in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (HR 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465).
Nu bovengenoemde benadeelde partijen geen lichamelijk hebben opgelopen of in hun eer of goede naam zijn geschaad, moet de rechtbank vaststellen of zij ‘op andere wijze’ in hun persoon zijn aangetast. De benadeelde partijen hebben (onbetwist) aangevoerd dat zij allen deel uitmaakten van de groep ME-leden tegen wie op 5 oktober 2023 in het stadion fors geweld is gebruikt. Zij geven allen aan de situatie als zeer bedreigend en beangstigend te hebben ervaren en meerdere ME-leden hebben gevreesd voor hun leven.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de benadeelde partijen voldoende concreet onderbouwd dat zij, gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor hen, als gevolg van het handelen van de verdachte zijn aangetast in hun persoon ‘op andere wijze’ en schade hebben geleden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gestelde immateriële schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde en voor vergoeding in aanmerking komt. De vorderingen lenen zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 350,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.3.2
De vordering van de verbalisant 11990038
Wat de rechtbank hiervoor onder 7.3.1 heeft overwogen geldt ook voor de vordering van de verbalisant 11990038. Ook deze benadeelde partij is door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte op andere wijze in zijn persoon aangetast als bedoeld in artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b, BW. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.3.3
De vorderingen van de verbalisanten 11990048 en 11990055
Voor toewijzing van de gevorderde immateriële schade als gevolg van het strafbare feit waarbij deze benadeelde partijen lichamelijk letsel is toegebracht bestaat een wettelijke grondslag: artikel 6:106 onder b van het BW. Voor het antwoord op de vraag welk bedrag billijk is als vergoeding van de geleden immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen. Ook heeft zij gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen doorgaans toekennen. Uit de toelichting op de vorderingen blijkt dat de hoogte van het gevraagde bedrag is opgebouwd uit schade als gevolg van fysiek en psychisch letsel. Gelet op de ernst van het geweld en de gevolgen voor de benadeelde partijen, vindt de rechtbank het gevorderde bedrag billijk. Zij zal de vorderingen dan ook toewijzen tot een bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.3.4
De vordering van de verbalisant 11990035
Voor toewijzing van de gevorderde immateriële schade als gevolg van het strafbare feit waarbij deze benadeelde partij lichamelijk letsel is toegebracht bestaat een wettelijke grondslag: artikel 6:106 onder b van het BW. Voor het antwoord op de vraag welk bedrag billijk is als vergoeding van de geleden immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. Ook heeft zij gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen doorgaans toekennen. Uit de toelichting op de vordering blijkt dat de hoogte van het gevraagde bedrag is opgebouwd uit schade als gevolg van fysiek en psychisch letsel. Gelet op de ernst van het geweld en de gevolgen voor de benadeelde partij, vindt de rechtbank het gevorderde bedrag billijk. Zij zal de vordering dan ook toewijzen tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.3.5
De vordering van de verbalisant 11990056
Voor toewijzing van de gevorderde immateriële schade als gevolg van het strafbare feit waarbij deze benadeelde partij lichamelijk letsel is toegebracht bestaat een wettelijke grondslag: artikel 6:106 onder b van het BW. Voor het antwoord op de vraag welk bedrag billijk is als vergoeding van de geleden immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. Ook heeft zij gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen doorgaans toekennen. Dit maakt dat de rechtbank de gevraagde immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00 en voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.3.6
De vordering van de verbalisant 11990040
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade bestaande uit de kosten voor het sportabonnement niet kunnen worden toegewezen, omdat het causaal verband tussen deze kosten en het door de verdachte begane feit onvoldoende is onderbouwd. Daarom zal de gevraagde materiële post worden afgewezen.
Voor toewijzing van de gevorderde immateriële schade als gevolg van het strafbare feit waarbij deze benadeelde partij lichamelijk letsel is toegebracht bestaat een wettelijke grondslag: artikel 6:106 onder b van het BW. Voor het antwoord op de vraag welk bedrag billijk is als vergoeding van de geleden immateriële schade heeft de rechtbank gekeken naar de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de bedragen aan immateriële schadevergoeding die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen doorgaans toekennen. Dit maakt dat de rechtbank de gevraagde immateriële schade zal toewijzen tot een bedrag van € 1.500,00 en voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren. Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
7.3.7
Samenvattend en concluderend
De vorderingen van de benadeelde partijen 11990037, 11990039, 11990041, 11990042, 11990043, 11990045, 11990046, 11990047, 11990049, 11990050, 11990051, 11990053 en 11990054 worden toegewezen tot een bedrag van € 350,00, bestaande uit immateriële schade.
Aan de benadeelde partijen 11990038, 11990048 en 11990055 wordt een bedrag toegewezen van € 400,00, bestaande uit immateriële schade.
Aan de benadeelde partij 11990035 wordt een bedrag toegewezen van € 750,00, bestaande uit immateriële schade.
De vordering van de benadeelde partij 11990056 wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 1.000,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering wordt voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van de benadeelde partij 11990040 wordt toegewezen tot een bedrag van
€ 1.500,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering wordt ten aanzien van de overige immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard. De vordering wordt ten aanzien van de materiële schade afgewezen.
Alle toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank ziet als gevolg van het bewezenverklaarde handelen aanleiding ter zake van alle vorderingen van de benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. Gelet op het grote aantal toegewezen vorderingen en de LOVS-oriëntatiepunten voor het aan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen aantal dagen gijzeling, vindt de rechtbank het in dit geval passend om de duur van de gijzeling te beperken en te bepalen op de wijze als in het dictum vermeld. Hiermee wordt recht gedaan aan het bewezen verklaarde feit en het totale bedrag aan schadevergoeding dat de rechtbank zal toekennen.
De verdachte is voor de gehele schade naar burgerlijk recht met zijn medeverdachte(n) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partijen voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat hij niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door een medeverdachte is betaald, en andersom.
Ten aanzien van de gevorderde kosten in verband met rechtsbijstand (proceskosten) geldt dat deze op grond van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering voor vergoeding in aanmerking komen. Een redelijke uitleg van dit artikel brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (vlg. ECLI:NL:HR:2019:793). De rechtbank stelt de toe te wijzen proceskosten van de benadeelde partijen 11990037, 11990038, 11990039, 11990041, 11990042, 11990043, 11990045, 11990046, 11990047, 11990048, 11990049, 11990050, 11990051, 11990053, 11990054 en 11990055 vast op € 82,00. De rechtbank stelt de toe te wijzen proceskosten van de benadeelde partijen 11990035 en 11990056 vast op € 135,00 en die van de benadeelde partij 11990040 stelt zij vast op € 204,00.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
90 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 72 dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
200 urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen 11990037, 11990039, 11990041, 11990042, 11990043, 11990045, 11990046, 11990047, 11990049, 11990050, 11990051, 11990053, en 11990054
Wijst de vorderingen van deze benadeelde partijen geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling
aan iedervan voornoemde benadeelde partijen van een bedrag van
€ 350,00(zegge: driehonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade.
Voornoemd bedrag dient steeds te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partijen, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de door ieder van deze benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 82,00 per benadeelde partij, ter zake van kosten rechtsbijstand.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
ieder vanvoornoemde benadeelde partijen van een bedrag van € 350,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 3 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen 11990038, 11990048 en 11990055
Wijst de vorderingen van deze benadeelde partijen geheel toe en veroordeelt de verdachte tot betaling
aan iedervan voornoemde benadeelde partijen van een bedrag van
€ 400,00(zegge: vierhonderd euro), bestaande uit immateriële schade.
Voornoemd bedrag dient steeds te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partijen, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de door ieder van deze benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 82,00 per benadeelde partij, ter zake van kosten rechtsbijstand.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van
ieder vanvoornoemde benadeelde partijen van een bedrag van € 400,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 4 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij 11990035
Wijst de vordering van deze benadeelde partij geheel toe en veroordeelt de verdachte tot de betaling aan voornoemde benadeelde partij van een bedrag van
€ 750,00(zegge: zevenhonderd euro), bestaande uit immateriële schade.
Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 135,00 ter zake van kosten rechtsbijstand.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partij van een bedrag van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 7 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij 11990056
Wijst de vordering van deze benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot de betaling aan voornoemde benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00(zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade.
Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 135,00 ter zake van kosten rechtsbijstand.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 10 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij 11990040
Wijst de vordering van deze benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte tot de betaling aan voornoemde benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.500,00(zegge: vijftienhonderd euro), bestaande uit immateriële schade.
Voornoemd bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, aan de benadeelde partij, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de overige immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 204,00 ter zake van kosten rechtsbijstand.
Legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van voornoemde benadeelde partij van een bedrag van € 1.500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door maximaal 12 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een (van de) medeverdachte(n) aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, de verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mr. C.H. de Jonge van Ellemeet en mr. P. Reemst, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. M. van Splunter,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2024.