ECLI:NL:RBNHO:2024:1085

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
HAA 22/6175
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen WOZ-beschikking en procesbelang van huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning, waartegen eiseres, een huurder, beroep had ingesteld. De WOZ-waarde was vastgesteld op € 216.000 door de heffingsambtenaar van Cocensus, met een waardepeildatum van 1 januari 2021. Eiseres betwistte deze waarde en stelde dat de woning in slechte staat verkeerde, en dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan. Tijdens de zitting op 25 januari 2024 werd echter de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres ter discussie gesteld.

De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang had, omdat de WOZ-waarde niet als heffingsmaatstaf werd gebruikt voor lokale belastingen. Eiseres had niet aangetoond dat een lagere WOZ-waarde zou leiden tot een huurverlaging of andere voordelen. De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was wegens het ontbreken van voldoende procesbelang, en kwam daardoor niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De uitspraak werd gedaan door mr. B. van Walderveen, in aanwezigheid van griffier N.E. Joacim, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6175

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Bakker),
en

de heffingsambtenaar van Cocensus, verweerder,

Procesverloop

Bij beschikking van 25 februari 2021 heeft verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [woonplaats] (hierna: de woning), voor het jaar 2022, met waardepeildatum 1 januari 2021 (hierna: de waardepeildatum), vastgesteld op € 216.000.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De eigenaar van de woning, Stichting [naam 1] , is in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de procedure. Zij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2024 te Haarlem. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is huurder van de woning. De woning is een bovenwoning, voorzien van een berging en een klein balkon.
Geschil
2. In geschil is de ontvankelijkheid van eiseres in beroep. Voorts is in geschil de
waarde van de woning op de waardepeildatum.
3. Eiseres bepleit een waarde van € 191.000 en stelt dat verweerder niet aan zijn
bewijslast heeft voldaan. Voorts heeft verweerder geen rekening gehouden met de slechte staat van de woning, is niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze de verkoopcijfers zijn geïndexeerd, wordt bestreden dat de inhoud/oppervlakte van de referentie-objecten juist is en zijn de objectkenmerken van de referentie-objecten niet onderbouwd. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, verlaging van de vastgestelde WOZ-waarde en veroordeling van verweerder tot vergoeding van de proceskosten voor zowel de bezwaar- als de beroepsfase (daaronder inbegrepen de kosten van het taxatieverslag). Ter zitting heeft eiseres gesteld haar beroep op schending van het motiveringsbeginsel niet langer te handhaven.
4. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep. Verweerder
verwijst onder meer naar de overgelegde waardematrix. In de matrix zijn naast de gegevens van de woning, de verkoopgegevens vermeld van zes vergelijkingsobjecten, te weten van [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] , [adres 6] , [adres 7] en van [adres 8] , alle gelegen in [woonplaats] .
5. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
6. Omdat verweerder de WOZ-beschikking aan eiseres heeft gericht, is eiseres daardoor belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 20 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:467). Het belang waarover wordt gesproken in artikel 1:2 van de Awb moet echter worden onderscheiden van het procesbelang van een belanghebbende. Het procesbelang is het belang dat iemand heeft bij de uitkomst van de procedure, dus wat zij met haar bezwaar of (hoger) beroep wil en/of kan bereiken. Als iemand belanghebbende is, betekent dat dus niet meteen dat iemand ook een procesbelang heeft. De rechtbank moet ambtshalve beoordelen of iemand procesbelang heeft.
7. Het is vaste rechtspraak dat procesbelang ontbreekt als het gebruiken van een rechtsmiddel een partij niet in een gunstigere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen.
8. In zaken waarin een WOZ-beschikking is gericht aan de huurder van een woning kan het procesbelang niet zonder meer worden aangenomen. Steeds zal aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden moeten worden beoordeeld of het maken van bezwaar of het instellen van (hoger) beroep de betrokken huurder in een gunstigere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen. Wel moet in ‘huurderszaken’ in ieder geval procesbelang worden aangenomen als de WOZ-waarde als heffingsmaatstaf wordt gebruikt, voor bijvoorbeeld het bepalen van de hoogte van de riool- of afvalstoffenheffing. Het is aan degene die bezwaar maakt of (hoger) beroep instelt om aannemelijk te maken dat hij procesbelang heeft.
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat uit de beschikking blijkt dat de WOZ-waarde niet is gebruikt als een heffingsmaatstraf voor het heffen van lokale belastingen. Ook ziet de rechtbank daarvoor geen andere aanknopingspunten in de stukken.
10. Eiseres heeft niet concreet gemaakt dat de verlaging van de WOZ-waarde voor haar zou kunnen leiden tot een huurverlaging. Eerst ter zitting heeft eiseres verklaard de uitkomst van deze procedure eventueel te willen gaan gebruiken om een dertig-dagen brief te sturen aan de verhuurder van de woning. Zij kan dan benadrukken dat wat zij nu betaalt aan huurpenningen niet conform het huurgenot is. De rechtbank acht het ongeloofwaardig en derhalve niet aannemelijk dat eiseres vanwege haar eventuele wens een dertig-dagen brief aan de verhuurder te sturen belang heeft bij de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2022, vastgesteld naar de waardepeildatum 1 januari 2021. De rechtbank stelt verder vast dat aan eiseres weliswaar een aanslag afvalstoffenheffing en een aanslag rioolheffing gebruik woning is opgelegd, die zijn bekendgemaakt op hetzelfde biljet als de WOZ-beschikking, maar deze aanslagen niet in geschil zijn. De hoogte daarvan is overigens ook niet afhankelijk van de WOZ-waarde van de woning. Het voorgaande neemt niet weg dat eiseres een indirect belang kan hebben bij de WOZ-waarde van de woning, omdat de maximale huur van een woning waarop het Besluit huurprijzen woonruimte van toepassing is onder meer afhankelijk kan zijn van de WOZ-waarde daarvan (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1315, r.o. 2.4). Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat dit belang bestaat en meer bedraagt dan € 15. Eiseres is hierin niet geslaagd. Nu eiseres ook geen ander belang naar voren heeft gebracht, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens het ontbreken van een voldoende concreet procesbelang. Dit brengt mee dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van
N.E. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).