ECLI:NL:RBNHO:2024:1079

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
10262513 \ CV EXPL 23-4
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Resultaatsafhankelijke vergoeding en uitleg van overeenkomsten in civiele procedure

In deze civiele procedure vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een vergoeding van 10% van de opbrengst van rechtszaken die gedaagde [gedaagde 1] tegen Delta Lloyd heeft gevoerd. De eisers stellen dat zij met [gedaagde 1] zijn overeengekomen dat zij ieder 10% van de opbrengst zouden ontvangen. Gedaagden [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ontkennen betrokken te zijn bij de zaak. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde 1] aan zowel [eiser 1] als [eiser 2] een bedrag van € 3.249,60 moet betalen, en veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten van de eisers. De overige vorderingen van de eisers worden afgewezen. De zaak draait om de uitleg van de overeenkomsten en de vraag of de eisers recht hebben op de gevorderde bedragen, waarbij de kantonrechter concludeert dat de koopovereenkomsten tot stand zijn gekomen en dat de eisers recht hebben op de afgesproken vergoeding. De kantonrechter wijst de vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] af, omdat zij niet als partij bij de overeenkomsten zijn aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10262513 \ CV EXPL 23-4
Vonnis van 7 februari 2024
in de zaak van

1.[eiser 1],

te [plaats 1],
2.
[eiser 2],
te [plaats 2],
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] en afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2]
gemachtigde: mr. J. Hagers,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [plaats 2],
2.
[gedaagde 2],
te [plaats 2],
3.
[gedaagde 3],
te [plaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] en afzonderlijk [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

[eiser 1] en [eiser 2] zijn met [gedaagde 1] overeengekomen dat zij ieder 10% zullen ontvangen van de opbrengst van rechtszaken die [gedaagde 1] tegen Delta Lloyd voert. Na een uitspraak van de rechter heeft Delta Lloyd een bedrag op de rekening van de advocaat van [gedaagde 1] moeten overmaken. [eisers] vorderen onder meer (tweemaal) 10% van dat bedrag van [gedaagden] [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zeggen dat zij niets met deze zaak te maken hebben, terwijl [gedaagde 1] zegt dat de vordering moet worden afgewezen omdat er geen opbrengst is geweest: het bedrag is volledig opgegaan aan advocaatkosten. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde 1] aan zowel [eiser 1] als aan [eiser 2] € 3.249,60 moet betalen. Ook wordt [gedaagde 1] in de proceskosten van [eisers] veroordeeld. Voor het overige worden de vorderingen van [eisers] afgewezen.

2.De procedure

2.1.
[eisers] hebben bij dagvaarding van 22 december 2022 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben ieder voor zich schriftelijk geantwoord.
2.2.
Met een tussenvonnis van 31 mei 2023 heeft de kantonrechter bepaald dat in deze zaak een mondelinge behandeling zal plaatsvinden.
2.3.
Op 13 december 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [gedaagde 2] was daarbij niet aanwezig. Voor haar heeft [gedaagde 1] het woord gevoerd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde 1] nog schriftelijk meegedeeld dat zijn eerdere reactie een kennelijke verschrijving bevat.
2.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Gedaagde [gedaagde 1] heeft al langere tijd juridische geschillen met Delta Lloyd N.V. en enkele van haar dochterondernemingen en gelieerde partijen, waaronder Amstelhuys (hierna gezamenlijk: Delta Lloyd). Hij meent dat Delta Lloyd hem, één van zijn besloten vennootschappen en [gedaagde 2] schade heeft toegebracht door schendingen van de zorgplicht, overkreditering en onrechtmatig handelen. Sinds 2016 heeft hij gerechtelijke procedures gevoerd tegen Delta Lloyd. Bij een aantal daarvan was [gedaagde 2] mede-eiser. Daarbij heeft [gedaagde 1] aanvankelijk ingeschat dat hij een zeer forse claim op Delta Lloyd had. In het kader van (de voorbereiding van) deze procedures hebben eisers [eiser 2] en [eiser 1] tussen 2016 en 2019 ondersteunende (onderzoeks-)werkzaamheden verricht.
3.2.
In dit kader zijn [eiser 1] en [gedaagde 1] en [eiser 2] en [gedaagde 1] op 19 december 2015 twee vrijwel gelijkluidende overeenkomsten (hierna: de koopovereenkomst) aangegaan. In deze overeenkomsten wordt [gedaagde 1] als PARTIJ A aangemerkt en [eiser 2], dan wel [eiser 1] als PARTIJ B. In de koopovereenkomsten is onder meer vastgelegd:
In aanmerking nemende:
dat PARTIJ A (…) een rechtszaak voert tegen Delta Lloyd (…) waarin PARTIJ A schadevergoeding en/of contractuele boetes (op)eist, verder te noemen “De Claim”;
(…)
Artikel 1 Koop en Verkoop
1.1
PARTIJ B verklaart dat zij koopt van PARTIJ A een belang van 10% van de opbrengst van De Claim, welke PARTIJ A verklaart te verkopen aan PARTIJ B, voor een bedrag van €100.
3.3.
Nadien hebben [eisers] en [gedaagde 1] via e-mail gecorrespondeerd over de in de koopovereenkomst gemaakte afspraken, waarbij [gedaagde 1] op 27 mei 2016 een e-mail heeft gestuurd aan [eiser 1] met als titel “Voor mijn gemoedsrust”, met (onder meer) de volgende inhoud:
Bij het ordenen van mijn administratie kwam ik de koopovereenkomst tegen die ik met jullie ben aangegaan vorig jaar december.
Toen ik hem nog even bekeek werd ik een beetje zenuwachtig over het stukje fiscale behandeling.
Voor de goede orde; het uit te betalen bedrag aan jullie is 10% per persoon van de door mij te ontvangen cash out betaling claim Delta Lloyd.
3.4.
Diezelfde dag heeft [eiser 1] per e-mail als volgt gereageerd:
Even voor de duidelijkheid, wat ik heb gekocht is 10% van de opbrengst van de totale claim in deze zaak, (tegen Delta Lloyd, Lancyr, FDC), ongeacht hoe die uitgekeerd wordt (giraal, cash, aandelen etc.), waarbij ik mijn deel meteen giraal op mijn bankrekening ontvang via de derdenrekening van je advocaat. Jij en ik hebben daarbij afgesproken dat een kwijtschelding van je restschuld (640k) niet onder die opbrengst valt, omdat jij in het geval dat die kwijtschelding de enige opbrengst is je niet alsnog restschuld wilde hebben.
Voor jouw gemoedsrust een voorbeeld:
Stel Delta Lloyd schikt als volgt:
€1 miljoen + kwijtschelding restschuld ad € 640k
Dan heb ik recht op 10% van € 1.000.000 = € 100.000
3.5.
Op 8 juni 2016 heeft [gedaagde 2] schriftelijk verklaard dat [eisers] op de hoogte gehouden kunnen worden over de geschillen tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] enerzijds en Amstelhuys anderzijds.
3.6.
Gedaagde [gedaagde 3] is als financier betrokken geraakt bij de procedures die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aanhangig hebben gemaakt tegen Delta Lloyd. [gedaagde 1] en [gedaagde 3] hebben onder meer het volgende vastgelegd in een door hen en [gedaagde 2] ondertekende akte van 7 oktober 2016, waarin [gedaagde 1] wordt aangeduid als (partij) A en [gedaagde 3] als (partij) B:
Overwegingen / in aanmerking nemende dat:
-
partij A en zijn levenspartner (…) [gedaagde 2] (…) een eis tot schadevergoeding heeft ingediend bij Delta Lloyd Groep N.V./ Amstelhuys N.V./Delta Lloyd Levensverzekering N.V., hierna gezamenlijk te noemen partij C, welke is ontstaan als gevolg van een meervoudige onrechtmatige daad (…);
-
B een vordering heeft op A ontstaan uit een rekening-courant (RC) welke vordering zal toenemen omdat B onder andere advocaat/proceskosten verband houdende met de procedures die A tegen C voert c.q. zal voeren, zal overmaken aan A op eerste verzoek van A;
-
A 10% van de cash out betaling, voortkomende uit de afwikkeling van schadevergoeding met C, extra beschikbaar wenst te stellen / over te dragen aan B bovenop hetgeen A verschuldigd is aan B conform de opgelopen RC als finale kwijting op al hetgeen B aan financiële middelen beschikbaar heeft gesteld aan A en B bereid is deze cessie te aanvaarden. (…)
zijn overeengekomen als volgt:
1.
A draagt bij deze 10% van zijn hierboven in de considerans omschreven cash out vordering/toekomstige uitbetaling op/van C over aan B, welke overdracht B bij deze aanvaardt (…)
6. B zal aan A de advocaat/proceskosten overmaken op eerste verzoek van A door overlegging van de respectievelijke facturen van de advocaat/raadsman van A.
Op een later moment is het overgedragen percentage verhoogd naar 20% omdat de procedures langer en omvangrijker bleken dan in eerste instantie gedacht.
3.7.
In juni 2017 hebben [gedaagde 1], [eiser 1] en [eiser 2] (die laatste ook als vereffenaar van twee ontbonden besloten vennootschappen van [gedaagde 1]) een (aanvullende) overeenkomst getekend (hierna: de aanvullende overeenkomst). In de aanvullende overeenkomst wordt [gedaagde 1] PARTIJ A genoemd, [eiser 2] PARTIJ B en [eiser 1] PARTIJ C. PARTIJ D is het advocatenkantoor dat [gedaagde 1] bijstond in zijn procedures. Het advocatenkantoor heeft de overeenkomst niet getekend. In de aanvullende overeenkomst is onder meer vastgelegd:
In aanmerking nemende:
a) dat PARTIJ A, al dan niet via een van zijn (deel)ondernemingen een rechtszaak voert tegen Delta Lloyd N.V. en alle (voorheen) aan haar gelieerde vennootschappen (…), waarin PARTIJ A schadevergoeding en/of contractuele boetes (op)eist, verder te noemen “De Claim”;
(…)
c) dat PARTIJ B op 19 december 2015 een overeenkomst tot koop heeft gesloten met PARTIJ A, waarbij PARTIJ B van PARTIJ A 10% van de opbrengst van De Claim heeft gekocht, waarbij de koopsom is voldaan.
d) dat PARTIJ C op 19 december 2015 een overeenkomst tot koop heeft gesloten met PARTIJ A, waarbij PARTIJ C van PARTIJ A 10% van de opbrengst van De Claim heeft gekocht, waarbij de koopsom is voldaan.
(…)
f) dat PARTIJ D op 30 september 2016 per e-mail op de hoogte is gebracht van de onder c en d genoemde overeenkomsten, als mede van de hierbij horende mailwisseling van PARTIJ A en PARTIJ C d.d. 27 mei 2016 inzake een aanvullende uitleg op de afspraken vastgelegd in genoemde overeenkomsten, op verzoek van PARTIJ A vastgelegd in die e-mail. Betreffende e-mail zal in kopie worden aangehecht.
(…)
j) dat PARTIJ A alleen met betrekking tot het hem toekomende deel van de opbrengst nadere afspraken heeft gemaakt dan wel had en/of heeft lopen met derden, bijvoorbeeld ter verrekening van kosten en/of openstaande schulden, welke PARTIJ D geen rekening mee hoeft te houden daar deze door PARTIJ A zelf zijn nagekomen.
k) dat, afwijkend op hetgeen bepaald is onder punt j) nadrukkelijk in akte van cessie d.d. 7 oktober 2016 is vastgelegd dat de heer [gedaagde 3] (verder [gedaagde 3]) recht heeft op 10% van alleen het aan PARTIJ A toekomende deel in de vorm van cash-out, welke akte in kopie aan deze overeenkomst zal worden aangehecht.
(…)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt
Artikel 1 Ontvangst van de Claim
1.1
PARTIJ D verplicht zich om Partijen, inclusief [gedaagde 3], nauwkeurig op de hoogte te houden van de inhoud en opbrengst van De Claim.
(…)
1.3
De opbrengst van de Claim zal te allen tijde worden gestort op de derdenrekening van PARTIJ D.
1.4
Opbrengsten welke om enigerlei reden niet in geld gestort kunnen worden op de onder 1.3 genoemde derdenrekening, dienen ten behoeve van de opbrengstbepaling voor PARTIJ B en PARTIJ C door PARTIJ D in waarde te worden opgeteld bij de totale opbrengst, met inachtneming van hetgeen is vastgelegd in punt f).
(…)
Artikel 2 Uitvoer van verdeling van De Claim
2.1
PARTIJ D verplicht zich onmiddellijk na voldoening, op welke wijze dan ook, van (delen van) de opbrengst van De Claim, met inachtneming van hetgeen bepaald in deze overeenkomst, de aan PARTIJ B en PARTIJ C toekomende volledige opbrengst per direct over te maken op de bankrekening van respectievelijk PARTIJ B en PARTIJ C(…)”
3.8.
In 2018 is discussie ontstaan over de wijze waarop [gedaagde 1] (en zijn advocaat) communiceren, waarbij [eisers] hen hebben verweten dat zij [eisers] niet voldoende op de hoogte houden van de voortgang van de procedures. In deze discussie heeft [gedaagde 1] [eisers] in reactie op een verzoek om informatie met een e-mail van 13 juni 2020 meegedeeld:
(…) Er valt niets te melden. De twee procedures lopen nog steeds en er zijn nog geen data voor zittingen. Dit mede vanwege Corona.
Ik heb het al vaker gezegd, ik zal mij aan mijn belofte houden en mijn advocaat zal zich bij jullie melden zodra er einduitspraken zijn en daaraan voldaan is.
Voor nu wens ik er dan ook geen correspondentie meer met jullie op na te houden. Ook jullie dienen gewoon, net als ik, af te wachten. Aanvullende mail van jullie kant op dit bericht wordt, noch door mij noch door mijn advocaat, niet meer beantwoord.
3.9.
Alleen in een procedure tegen Amstelhuys N.V. over overkrediteringen in privé is [gedaagde 1] met [gedaagde 2] (deels) in het gelijk gesteld. In de schadestaatprocedure die volgde heeft de rechtbank Amstelhuys bij vonnis van 25 november 2020 [1] veroordeeld om aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] € 23.202,43 te betalen vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Uit hoofde van dit vonnis is door Amstelhuys een totaalbedrag van € 32.496,- betaald aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2], Dit bedrag is binnengekomen op de derdengeldrekening van de advocaat van [gedaagde 1], waarna het door de advocaat is verrekend met zijn nog openstaande facturen.
3.10.
Bij de behandeling door het Hof van Discipline van een tuchtklacht die [eisers] hebben ingediend tegen de advocaat van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in november 2021 zijn [eisers] ervan op de hoogte geraakt dat de rechtbank aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een bedrag had toegekend. Daarop hebben [eisers] (de advocaat van) [gedaagde 1] gesommeerd om uiterlijk 3 december 2021 10% van het ontvangen bedrag aan hen te betalen.
3.11.
Na publicatie van de uitspraak op 28 december 2021 zijn [eisers] voor het eerst volledig bekend geraakt met de uitkomst van de schadestaatprocedure. Met een brief van
14 februari 2022 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk gesteld voor alle schade die het gevolg is van het ‘bewust en in strijd met de afspraken’ lozen van [eisers] [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben alle aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3.12.
Vervolgcorrespondentie heeft partijen niet nader tot elkaar gebracht.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagden] jegens [eisers] toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de gesloten overeenkomsten en/of onrechtmatig hebben gehandeld en/of dat [gedaagden] ongerechtvaardigd verrijkt zijn, als gevolg waarvan [gedaagden] zijn gehouden de schade te vergoeden die [eisers] hebben geleden als gevolg van deze gedraging(en);
II. op grond van de onder I gevorderde voor recht verklaring(en), althans op (één of meer van) de onder sub I aangevoerde gronden en (of) de in deze dagvaarding aangevoerde gronden, [gedaagden] hoofdelijk (althans een of meer gedaagden) te veroordelen om aan [eisers] te betalen:
€ 2.000,-, ofwel € 1.000,- per persoon, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie bepaalt, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 november 2020, althans vanaf het moment van dagvaarden;
€ 6.499,20, ofwel € 3.249,60 per persoon, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 november 2020;
€ 2.501,60, ofwel € 1.250,80 per persoon, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 7 juli 2017;
€ 1.000,-, ofwel 500,- per persoon, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie bepaalt, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 25 november 2020;
III. Althans, [gedaagden] hoofdelijk (althans een of meer gedaagden) te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie bepaalt;
IV. [gedaagden] te veroordelen tot betaling aan [eisers] van de proceskosten, te verhogen met wettelijke rente als deze niet tijdig zullen zijn betaald.
4.2.
[eisers] leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Zij hebben intensief ondersteuning gegeven aan [gedaagden] in de geschillen die [gedaagden] hadden met Delta Lloyd. [eiser 1] en [eiser 2] hebben daar ieder duizenden uren aan besteed. Afgesproken is dat zij ter compensatie ieder 10% van de opbrengst van de claim zouden krijgen. Om fiscale redenen is een en ander vorm gegeven als een koopovereenkomst. [gedaagden] zijn toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomsten, hebben onrechtmatig gehandeld of zijn ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van [eisers] door [eisers] niet op de hoogte te stellen van de uitkomst van de procedures en niet uit te betalen waar zij recht op hadden. Voor dit (onrechtmatige) handelen is [gedaagden] als groep aansprakelijk, aldus [eisers]
4.3.
[eisers] vorderen vergoeding van vier verschillende bedragen. Zij stellen dat [gedaagden] tekort zijn geschoten in hun verplichting of onrechtmatig hebben gehandeld door na te laten [eisers] nauwkeuring op de hoogte te houden van de procedures. Daardoor hebben [eisers] kosten moeten maken om [gedaagden] te bewegen inzicht te geven in de uitkomsten van die procedures. Dit zijn de kosten die [eisers] bij II.a. vordert. Verder moeten [gedaagden] veroordeeld worden om een gedrag gelijk aan 10% van de cash-outbetaling die Delta Lloyd heeft gedaan aan [eisers] te betalen. [gedaagden] hebben allen van dit bedrag geprofiteerd. [gedaagde 3] is daarbij ongerechtvaardigd verrijkt, omdat dit bedrag (gevorderd bij II.b.) is aangewend om proceskosten te betalen die [gedaagde 3] voor zijn rekening moest nemen, aldus [eisers] Verder hebben [gedaagden] in de schadestaatprocedure € 2.501,60 gevorderd voor de tijd (acht uur) die hun advocaat heeft besteed om het maximaal te lenen bedrag te berekenen. Deze berekening is echter door [eisers] gemaakt zodat dit bedrag (gevorderd bij II.c.) aan hen toekomt. Ten slotte hebben [eisers] in de jaren 2016 tot en met 2019 ‘out of pocket’-kosten betaald. Zij begroten deze op € 500,- per persoon en vorderen dit bedrag bij II.d.
4.4.
[gedaagden] voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eisers], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisers], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zeggen buiten dit geschil te staan, aangezien alleen [gedaagde 1] overeenkomsten heeft gesloten met [eisers] [gedaagde 3] zegt verder dat hij, net als [eisers], niets heeft ontvangen terwijl hem ook een percentage van de Claim was toegezegd. Hij vindt dat hij nergens recht op heeft omdat hij geen netto-opbrengst aan de zijde van [gedaagde 1] ziet. Ongerechtvaardigd verrijkt is hij niet omdat hij niets ontvangen heeft. Voor het overige sluiten [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zich aan bij het verweer van [gedaagde 1].
4.5.
[gedaagde 1] voert aan dat de koopovereenkomst met [eisers] nooit tot stand is gekomen omdat [eisers] nooit de daarin genoemde € 100,- hebben betaald. Voor zover de overeenkomst wel tot stand zou zijn gekomen, dan gaat het om een ‘no-cure, no-pay’-afspraak. Die houdt volgens [gedaagde 1] in dat zowel [eiser 1] als [eiser 2] 10% zou ontvangen van het bedrag dat [gedaagde 1] en zijn besloten vennootschap per saldo zouden ontvangen. Dit saldo is zwaar negatief geweest, onder meer omdat er ruim € 275.000,- aan advocaatkosten zijn gemaakt. De betaling van Delta Lloyd is volledig gebruikt om openstaande advocaatkosten te betalen. Er is dan ook geen opbrengst om te verdelen. Dat [gedaagden] [eisers] ten onrechte niet hebben geïnformeerd is niet juist: er was geen opbrengst om te melden. Daarbij komt dat de kosten voor het opvragen van informatie die [eisers] vordert opgaan in de proceskosten omdat zij gemaakt zijn in de voorbereiding van deze procedure. Als er wel een opbrengst zou zijn geweest, dan zouden [eisers] hoogstens aanspraak kunnen hebben
op 10% van 50% van de Claim, omdat de overige 50% aan [gedaagde 2] toekomt. Ook moet dan de niet betaalde € 100,- verrekend worden met de vordering van [eisers] De vordering voor de kosten van de berekening moet worden afgewezen omdat de advocaat die berekening wel heeft gemaakt (en alleen in de schadestaatprocedure al voor 100 uur aan kosten heeft gemaakt). Een vergoeding van ‘out of pocket’-kosten is, als die kosten al zijn gemaakt, niet aan de orde omdat er geen reden is dat [gedaagden] die zouden moeten betalen. De koopovereenkomst verplicht daar niet toe, aldus nog steeds [gedaagde 1].
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Groepsaansprakelijkheid
[eisers] stellen voor alles dat gedaagden voor alle vorderingen (behalve de vordering tot betaling van out-of-pocketkosten) hoofdelijk aansprakelijk zijn omdat zij als groep hebben gehandeld als bedoeld in artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter volgt [eisers] daarin niet. Dat er sprake is van gedragingen in groepsverband als in dat artikel bedoeld hebben [eisers] onvoldoende onderbouwd. Niet voldoende is dat gedaagden elkaar kennen en met elkaar spreken. Er moet sprake zijn van concrete onrechtmatige gedragingen die in groepsverband hebben plaatsgevonden. Voor zover er al sprake is geweest van onrechtmatige gedragingen (zie hierna), hebben [eisers] onvoldoende gesteld om aan te nemen dat [gedaagden] daarbij als groep hebben gehandeld. Daarom wordt in het vervolg van deze uitspraak de aansprakelijkheid steeds individueel beoordeeld.
De inhoud van de koopovereenkomst
5.1.
Vanwege de samenhang met de andere vorderingen zal de kantonrechter allereerst ingaan op (de inhoud van) de koopovereenkomsten. Met de door [eisers] als II.b. ingestelde vordering tot betaling van 10% van het door Delta Lloyd betaalde bedrag van € 32.496,-, vorderen [eisers] nakoming van die overeenkomsten.
5.2.
De kantonrechter volgt [gedaagden] niet in hun standpunt dat de koopovereenkomsten niet tot stand zijn gekomen. Dat de overeenkomsten zijn aangegaan onder de opschortende voorwaarde van betaling van € 100,-, hebben [gedaagden] onvoldoende onderbouwd. Het blijkt niet uit de bewoordingen van de overeenkomst zelf en [gedaagden] hebben verder geen feiten gesteld waaruit dit zou kunnen blijken. Ook als [eiser 1] en [eiser 2] de betalingen van € 100,- per persoon niet zouden hebben gedaan, zou dit daarom niet afdoen aan de totstandkoming van de overeenkomsten. Daarbij komt nog dat in de overwegingen van de aanvullende overeenkomst die [gedaagde 1], [eiser 1] en [eiser 2] in juni 2017 hebben getekend is vastgelegd dat [eiser 1] en [eiser 2] de koopsom van € 100,- hebben voldaan. Daarmee geeft deze onderhandse akte dwingend bewijs van de betaling. [gedaagden] hebben daar onvoldoende tegenover gesteld om te worden toegelaten tot tegenbewijs.
5.3.
[gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben wel terecht aangevoerd dat zij geen partij zijn bij de koopovereenkomsten en de aanvullende overeenkomst. Deze zijn enkel door [gedaagde 1] en [eisers] ondertekend. Dat [gedaagde 2] een verklaring heeft getekend dat [eisers] op de hoogte gehouden kunnen worden van de procedure tegen Amstelhuys, maakt haar nog geen partij bij de koopovereenkomsten. Ook overigens hebben [eisers] onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] partij zijn geworden bij de overeenkomsten. Wanneer en op welke wijze [gedaagde 2] en/of [gedaagde 3] zich aan de overeenkomsten hebben gebonden hebben [eisers] niet gesteld. [gedaagde 1] is dan ook de enige gedaagde die contractspartij is van [eisers] en alleen hij kan worden aangesproken tot nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomsten.
5.4.
De koopovereenkomsten, die voor een bedrag van € 100,- zowel [eiser 1] als [eiser 2] aanspraak geeft op 10% van de opbrengst van ‘De Claim’, komt de kantonrechter atypisch voor. Uit de fiscale bepalingen in de koopovereenkomsten en de verdere correspondentie tussen partijen zou mogelijk kunnen worden afgeleid dat de keuze voor een koopovereenkomst tegen een te betalen bedrag is ingegeven door fiscale redenen. [eisers] stellen zich op het standpunt dat de overeengekomen 10% betaling een vergoeding is voor de door hen verrichte werkzaamheden. Bij de mondelinge behandeling heeft [gedaagde 1] dit bevestigd door te zeggen dat hij met [eisers] heeft besproken dat er onderzoekswerk gedaan moest worden, maar dat hij dat niet kon betalen, zodat hij toezegde dat als er iets uit zou komen [eisers] in de opbrengst zouden delen. Uit het dossier komt naar voren dat [eisers] omvangrijke werkzaamheden hebben verricht in de (voorbereiding van) procedures tegen Delta Lloyd. Deze werkzaamheden zijn als zodanig door [gedaagden] niet of niet voldoende betwist. Duidelijk is dat [eisers] hiervoor geen (andere) vergoeding hebben ontvangen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat dat het de partijen bij de koopovereenkomst voor ogen stond om ter zake van de werkzaamheden van [eisers] een resultaatafhankelijke vergoeding af te spreken.
5.5.
Partijen verschillen echter van mening over hoe de vergoeding moet worden berekend. [eisers] stellen in wezen dat zij recht hebben op 10% van elk door Delta Lloyd aan [gedaagde 1] te betalen bedrag, terwijl [gedaagden] zegt dat [eisers] slechts aanspraak kunnen maken op 10% van het saldo van de opbrengsten van alle procedures, waarbij kosten in mindering moeten worden gebracht op eventueel door Delta Lloyd uit te betalen bedragen.
5.6.
Om de vraag te kunnen beantwoorden of [eisers] recht hebben op de door hen gevorderde betaling van (tweemaal) 10% van € 32.496,-, moet de rechtbank vaststellen wat [gedaagde 1] en [eisers] ter zake zijn overeengekomen. Daarbij komt het aan op de uitleg van de overeenkomst. Daarvoor moet niet alleen worden gekeken naar de taalkundige betekenis van de tekst, maar ook naar wat partijen over en weer hebben verklaard en wat zij redelijkerwijs uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben mogen afleiden. Het gaat daarbij om de gerechtvaardigde verwachtingen die partijen op grond van de omstandigheden van het geval over en weer mochten hebben. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
5.7.
In de koopovereenkomsten staat ter zake niet veel meer dan dat [eisers] 10% kopen van de opbrengst van een schadevergoeding en/of boetes die geëist worden in de procedures tegen Delta Lloyd, oftewel: ‘De Claim’. Daarom zoekt de kantonrechter aansluiting bij de verdere correspondentie tussen partijen en andere omstandigheden om de bedoeling van partijen vast te kunnen stellen. Daarbij kent de kantonrechter veel waarde toe aan het e-mailverkeer tussen [eiser 1] aan [gedaagde 1] van 27 mei 2016 (zie r.o. 2.3 en 2.4).
5.8.
De toelichting daarin van [gedaagde 1] dat het uit te betalen bedrag 10% per persoon is van de door hem te ontvangen ‘cash-out betaling claim Delta Lloyd’ geeft op zichzelf niet de gewenste duidelijkheid. In de term ‘cash-out’ kan zowel gelezen worden dat [eisers] recht hebben op 10% van het bedrag dat [gedaagde 1] zou ontvangen (cash-out betaald door de advocaat) als dat het gaat om 10% van wat er cash-out gaat van de rekening van Delta Lloyd. De reactie van [eiser 1] – en dan met name zijn rekenvoorbeeld – geeft naar het oordeel van de kantonrechter wel een richting voor de uitleg van de afspraken. [eiser 1] schrijft:
Hoi [gedaagde 1],
Even voor de duidelijkheid, wat ik heb gekocht is 10% van de opbrengst van de totale claim in
deze zaak (tegen Delta Lloyd, Lancyr, FDC), ongeacht hoe die uitgekeerd wordt (giraal, cash,
aandelen, etc), waarbij ik mijn deelmeteengiraal op mijn bankrekening ontvangvia de
derdenrekening van je advocaat. (…)
Stel Delta Lloyd schikt als volgt:
€1 miljoen + kwijtschelding restschuld ad € 640k
Dan heb ik recht op 10% van €1.000.000 = €100.000(onderstrepingen kantonrechter)
Hieruit blijkt dat (in ieder geval) [eiser 1] en [eiser 2] voor ogen stond dat zij ‘meteen giraal’ 10% zouden ontvangen van het geld dat zou binnenkomen op de derdengeldrekening van de advocaat van [gedaagde 1], voordat dit verrekend zou worden met kosten. Ook ging [eiser 1] in zijn berekening uit van 10% van het bedrag zonder aftrek van kosten. [gedaagde 1] heeft in reactie op deze e-mail niet aangegeven dat van de opbrengst eerst nog de advocaatkosten of andere ‘transactiekosten’ afgetrokken moesten worden. De waarde van deze e-mailwisseling is door [gedaagde 1] en [eisers] bevestigd doordat in overweging f) van de aanvullende overeenkomst (zie: r.o. 2.5) expliciet aan dit mailverkeer wordt gerefereerd als ‘aanvullende uitleg op de afspraken’ zoals vastgelegd in de koopovereenkomsten en de e-mails in dat kader aan de aanvullende overeenkomst zijn gehecht.
5.9.
De uitleg dat partijen overeen zijn gekomen dat [eisers] ‘meteen giraal’ 10% zouden ontvangen van het geld dat zou binnenkomen op de derdengeldrekening van de advocaat van [gedaagde 1], voordat dit verrekend zou worden met kosten, vindt verdere steun in het volgende. In overweging j) van de aanvullende overeenkomst is vastgelegd dat [gedaagde 1] alleen met betrekking tot het hem toekomende deel van de opbrengst nadere afspraken heeft gemaakt met derden, bijvoorbeeld ter verrekening van kosten, waar de advocaat geen rekening mee hoeft te houden bij de uitkering van de aanspraken. Hier lijken [gedaagde 1] en [eisers] vast te leggen dat kosten in mindering komen op het aan [gedaagde 1] toekomende deel van de opbrengst. Artikel 2.1 van de aanvullende overeenkomst bepaalt verder dat de advocaat van [gedaagde 1] onmiddellijk na voldoening, op welke wijze dan ook, van (delen) van de opbrengst van De Claim, de aan [eisers] toekomende volledige opbrengst van De Claim per direct zal overmaken aan [eisers] Over aftrek van advocaatkosten wordt daarbij niet gesproken.
5.10.
Wat hiervoor staat maakt dat [eisers] er redelijkerwijs op mochten vertrouwen dat zij een percentage zouden ontvangen van het bedrag dat zou binnenkomen op de derdengeldrekening van de advocaat van [gedaagde 1], zonder dat hiervan eerst de advocaatkosten zouden worden afgetrokken. In dit kader overweegt de kantonrechter nog dat [eisers] geen invloed hadden op de kosten die [gedaagde 1] voor de procedures maakte zodat het niet voor de hand ligt dat zij het bedrag dat zij zouden ontvangen voor hun werkzaamheden daarvan afhankelijk wilden maken. Dan zouden [eisers] namelijk (indirect) opdraaien voor de advocaatkosten van [gedaagde 1].
5.11.
[gedaagde 1] heeft zich ook verweerd door aan te voeren dat hij en zijn vrouw beiden voor 50% aanspraak kunnen maken op het bedrag dat in de schadestaatprocedure is uitgekeerd, waardoor [eisers] maximaal aanspraak kan maken op € 1.624,80 (50% van 10% per eiser). Dit verweer treft geen doel. In de koopovereenkomst wordt immers steeds gesproken over ‘de opbrengst van De Claim’. Dit is in de navolgende correspondentie – in reactie op de opmerking van [gedaagde 1] dat het gaat om de door hem te ontvangen cash out betaling – door [eiser 1] verduidelijkt als zijnde de opbrengst van de totale claim, ongeacht hoe die uitgekeerd wordt. [eisers] hoefden er dan ook niet op bedacht te zijn dat een toedeling aan, of aanspraken van [gedaagde 2], voor de berekening van de door hen te ontvangen vergoeding in mindering zouden komen op De Claim.
5.12.
Verder heeft [gedaagde 1] aangevoerd dat de vordering van [eisers] verrekend dient te worden met de € 100,- die is genoemd in de koopovereenkomst en welke volgens [gedaagde 1] nooit betaald is. Zoals in rechtsoverweging 5.4 al is overwogen is in de overwegingen van de aanvullende overeenkomst vastgelegd dat de koopsom is voldaan. Omdat [eisers] en [gedaagde 1] deze overeenkomst hebben ondertekend, heeft deze overweging tussen partijen dwingende bewijskracht ten aanzien van de waarheid van die verklaring. Dit betekent dat de kantonrechter deze overweging als waar moet aanmerken, tenzij [gedaagde 1] met tegenbewijs komt dat deze overweging niet klopt. Dat heeft [gedaagde 1] niet gedaan, zodat uit moet worden gegaan van het feit dat het bedrag van € 100,- door [eisers] is voldaan. Zodoende kan dit bedrag niet verrekend worden.
5.13.
Gelet op het voorgaande wijst de kantonrechter vordering II.B van [eisers] voor zover gericht tegen [gedaagde 1] toe en veroordeelt hij [gedaagde 1] tot betaling aan zowel [eiser 1] als [eiser 2] van 10% van het bedrag van € 32.496,-, te weten € 3.249,60 per eiser.
Ongerechtvaardigde verrijking [gedaagde 3]
5.14.
[eisers] heeft ook gesteld dat [gedaagde 3] ongerechtvaardigd verrijkt is doordat de uitbetaling van Delta Lloyd volledig is verrekend met advocaatkosten. Daarmee heeft [gedaagde 3] een bedrag van € 32.496,- bespaard terwijl hij die kosten op basis van de financieringsafspraken zelf had moeten dragen, aldus [eisers]
5.15.
De kantonrechter laat in het midden of [gedaagde 3] verrijkt is en of die verrijking ongerechtvaardigd was. [eisers] hebben namelijk onvoldoende onderbouwd dat zij verarmd zijn. De verrekening met advocaatkosten doet, zoals in rechtsoverweging 5.9 uiteengezet, namelijk niet af aan hun aanspraken op een vergoeding, welke aan hen zal moeten worden betaald op basis van dit vonnis.
De door [eisers] gevorderde kosten
5.16.
De door [eisers] als II.a., II.c. en II.d. geduide vorderingen zullen worden afgewezen. Dit zal hierna nader worden toegelicht.
II.a. Advocaatkosten om [gedaagde 1] te bewegen inzicht te geven in de opbrengst
5.17.
[eisers] hebben niet voldoende onderbouwd dat op [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een verplichting rustte om [eisers] actief te informeren over (het verloop van) de procedures. Al om die reden zal de kantonrechter hen niet veroordelen de door [eisers] gestelde kosten voor het verkrijgen van inzicht te vergoeden. [gedaagde 1] heeft zich echter – onder meer in een e-mail van 13 juni 2020 – wel verplicht om [eisers] op de hoogte te houden. Deze verplichting is hij niet nagekomen. Toch zal de kantonrechter ook hem niet veroordelen de door [eisers] gestelde kosten te betalen. [eisers] hebben de hoogte van de kosten namelijk niet met facturen onderbouwd. Mede daardoor is onduidelijk gebleven voor welke werkzaamheden de gevorderde kosten in rekening zijn gebracht. Daarmee is het voor de kantonrechter niet mogelijk om te beoordelen of het hier gaat om andere kosten dan die tot de proceskosten moeten worden gerekend. Bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van deze kosten en gelet op de betwisting door [gedaagden] kan deze vordering niet worden toegewezen.
II.c. Kosten voor berekening van het maximaal te lenen bedrag
5.18.
[eisers] hebben verder onvoldoende onderbouwd waarom [gedaagden] gehouden zijn de kosten voor een berekening aan [eisers] te betalen. . [eisers] stellen dat zij de koopovereenkomsten zijn aangegaan om vergoeding te verkrijgen voor de door hen uitgevoerde werkzaamheden. Zelfs als zou worden vastgesteld dat de in de schadestaatprocedure genoemde berekening door [eiser 1] is gemaakt – hetgeen [gedaagde 1] betwist –, dan is niet duidelijk wat maakt dat deze kosten vallen buiten de reikwijdte van de afspraken in de koopovereenkomsten. De vergoeding voor deze werkzaamheden is zodoende al gedekt door toewijzing van vordering II.b. Daarbij komt dat de rechtbank Amsterdam in de schadestaatprocedure heeft geoordeeld dat de kosten van deze berekening tot de proceskosten moeten worden gerekend. De rechtbank heeft daarom conform het liquidatietarief een gefixeerd bedrag toegewezen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben dan ook geen (aanvullende) vergoeding ontvangen voor de werkzaamheden waarvan [eiser 1] claimt dat ze door hem zijn verricht. Ook om deze reden ziet de kantonrechter geen aanleiding om deze vordering toe te wijzen.
II.d. Out of pocket kosten
5.19.
[eisers] heeft ook onvoldoende gesteld om te oordelen dat zij aanspraak kunnen maken op vergoeding van out-of-pocketkosten voor een bedrag van € 1.000,-. Bij de mondelinge behandeling hebben [eisers] aangevoerd dat deze kosten op grond van 7:406 lid 1 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Op grond van dit artikel moet de opdrachtgever aan de opdrachtnemer de onkosten vergoeden die verbonden zijn aan de uitvoering van de opdracht, voor zover die niet in het loon zijn begrepen. De kantonrechter laat in het midden of de door [eisers] gevorderde onkosten niet al in het loon zijn begrepen. [eisers] hebben namelijk ook deze kosten onvoldoende onderbouwd gelet op de betwisting door [gedaagde 1]. Opnieuw komen [eisers] met niet meer dan een schatting.
Verklaring voor recht
5.20.
De kantonrechter zal de door [eisers] gevorderde verklaring voor recht dat gedaagden zijn tekortgeschoten, althans onrechtmatig gehandeld hebben althans ongerechtvaardigd zijn verrijkt, afwijzen bij gebrek aan belang. Ook bij de mondelinge behandeling heeft [eisers], daarnaar gevraagd, niet aangegeven welk separaat belang zij hebben bij de gevorderde verklaring voor recht, die overigens van bijzonder algemene aard en ruim geformuleerd is. De kantonrechter overweegt daarbij dat [eisers] in het gelijk wordt gesteld ten opzichte van de door hen gevraagde vergoeding op basis van de koopovereenkomst. Daarom valt niet in te zien welk (aanvullende) belang [eisers] heeft bij de verklaring voor recht.
Slotsom
5.21.
De kantonrechter wijst de wettelijke rente over vordering II. B. toe vanaf 25 november 2020 (de dag waarop is beslist in de schadestaatprocedure) nu door [gedaagde 1] niet is betwist dat op die datum een uitkering is gedaan op de derdengeldrekening van zijn advocaat en hij sinds die dag in verzuim verkeerde omdat is overeengekomen dat het bedrag direct zou moeten worden overgemaakt aan [eisers]
5.22.
[gedaagde 1] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten van [eisers] worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisers] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
139,16
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2,00 punten × € 339,00)
Totaal
1.061,16
De vorderingen tegen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] worden afgewezen. Zij worden daarom niet veroordeeld in de kosten van [eisers] worden ook niet veroordeeld in de kosten van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] omdat niet gebleken is dat zij kosten hebben gemaakt voor professionele bijstand of voor hen apart griffierecht is geheven.
5.23.
[eisers] verzoekt om veroordeling van [gedaagden] in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan zowel [eiser 1] als [eiser 2] te betalen een bedrag van € 3.249,60, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 25 november 2020, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.061,16,
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op
7 februari 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 25 november 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:7557.