ECLI:NL:RBAMS:2020:7557

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/13/674530 / HA ZA 19-1148
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadestaatprocedure inzake overkreditering door Amstelhuys N.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een schadestaatprocedure tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en de naamloze vennootschap Amstelhuys N.V. De procedure volgt op een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 23 april 2019, waarin is vastgesteld dat Amstelhuys in strijd heeft gehandeld met de zorgplicht door overkreditering. De eisers vorderen onder andere een verklaring voor recht dat zij niet meer gehouden zijn tot betaling van rentebedragen over een lening van € 75.000,00, die op 9 november 2006 is verstrekt. Daarnaast vorderen zij terugbetaling van reeds betaalde rentebedragen en kosten die zij hebben gemaakt in verband met deze lening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers schade hebben geleden door de verstrekte lening, maar dat zij ook een schadebeperkingsplicht hebben geschonden door de lening niet af te lossen na de verkoop van hun vakantiehuis in 2013. De rechtbank heeft de vordering tot betaling van de rentebedragen over de lening afgewezen, maar heeft wel een bedrag van € 20.204,58 aan reeds betaalde rente toegewezen, evenals een bedrag van € 750,00 aan afsluitkosten en € 1.250,80 aan kosten ter vaststelling van de schade. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen tot een bedrag van € 997,05.

In reconventie heeft Amstelhuys een vordering ingesteld tot terugbetaling van de lening, maar deze is afgewezen omdat niet is gebleken dat de lening reeds opeisbaar was. De rechtbank heeft Amstelhuys veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de eisers, die zijn begroot op € 3.088,01. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.M. van Hall op 25 november 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/674530 / HA ZA 19-1148
Vonnis van 25 november 2019
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J. Koekkoek te Haarlem,
tegen
de naamloze vennootschap
AMSTELHUYS N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. B. Jakic te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] en Amstelhuys genoemd worden. Eiser sub 1 zal afzonderlijk [eiser 1] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 juni 2020;
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 september 2020 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De onderhavige procedure betreft een schadestaatprocedure. In de hoofdzaak tussen partijen heeft het gerechtshof Amsterdam een arrest gewezen op 23 april 2019. Dit arrest heeft kracht van gewijsde. Het hof heeft voor recht verklaard dat Amstelhuys jegens [eisers] in strijd heeft gehandeld met de zorgplicht wegens overkreditering door de verhoging van het hypothecaire krediet per 9 november 2006 met een bedrag van € 75.000,00 (hierna: de lening) en aansprakelijk is voor de door [eisers] dientengevolge geleden schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.2.
De in het arrest weergegeven feiten worden in de onderhavige procedure eveneens als vaststaand aangenomen en als ingelast beschouwd.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vordert samengevat – bij vonnis :
een verklaring voor recht dat [eisers] niet (meer) gehouden zijn tot betaling aan Amstelhuys van de rentebedragen over de lening;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van de betaalde rentebedragen over de lening vanaf 9 november 2006, vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van de afsluitkosten van € 750,00;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van € 1.789,00 in verband met door [eisers] betaalde rente aan Interbank, vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van € 17.260,00 in verband met door [eisers] betaalde rente aan Scheybeek Beleggingen B.V., vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van een bedrag in verband met een door [eisers] verschuldigde boete aan Scheybeek Beleggingen B.V., vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van een bedrag in verband met door [eisers] verschuldigde rente over € 31.382,00 aan Scheybeek Beleggingen B.V., vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van € 31.976,00 in verband met door [eisers] verschuldigde rente aan ING Bank N.V., vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van een bedrag in verband met door [eisers] verschuldigde rente aan ING Bank N.V., vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van € 3.752,00 aan kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid, vermeerderd met rente;
betaling door Amstelhuys aan [eisers] van € 1.701,85 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met rente;
veroordeling van Amstelhuys in de proceskosten, vermeerderd met rente;
3.2.
Amstelhuys voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Amstelhuys vordert samengevat - veroordeling van [eisers] tot betaling van € 75.000,00, vermeerderd met rente en kosten.
3.5.
[eisers] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Vooropgesteld wordt dat op grond van artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor vergoeding alleen in aanmerking komt de schade die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust dat zij hem, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.
4.2.
Volgens [eisers] is Amstelhuys aansprakelijk voor de schade die [eisers] heeft geleden als gevolg van het feit dat Amstelhuys de lening heeft verstrekt. Amstelhuys heeft daartegen aangevoerd dat zij [eisers] weliswaar had moeten informeren en waarschuwen maar de lening niet hoefde te weigeren. Volgens Amstelhuys dienen de vorderingen van [eisers] te worden afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat [eisers] de lening niet toch was aangegaan als Amstelhuys wel aan haar informatie- en waarschuwingsplicht had voldaan. Anders dan Amstelhuys betoogt behoeft die vraag niet te worden beantwoord omdat er in de periode waarop de lening is verstrekt, te weten op 9 november 2006 wel een toezichtrechtelijke weigeringsplicht bij overkreditering bestond (artikel 51 lid 2 Wet financiële dienstverlening, die op 1 januari 2006 in werking trad). Het verweer van Amstelhuys faalt derhalve.
Betaalde en nog te betalen rente over de lening en afsluitkosten
4.3.
[eisers] stelt dat haar schade in ieder geval bedraagt de door haar betaalde en nog te betalen rente over de lening.
4.4.
Amstelhuys erkent dat de door [eisers] betaalde rente vanaf 1 november 2006 als schade kan worden aangemerkt, maar betwist dat de schade bestaande uit de rentebedragen na de verkoop van het vakantiehuis (hierna: het vakantiehuis) voor haar rekening dient te komen. Volgens Amstelhuys had van [eisers] mogen worden verlangd dat zij na de verkoop van het vakantiehuis de lening had afgelost.
4.5.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat [eisers] met de lening het vakantiehuis heeft gekocht en dat zij dit vakantiehuis op 15 mei 2013 met overwaarde heeft verkocht. [eisers] heeft aangevoerd dat er op 8 februari 2008 een hypotheek op het vakantiehuis is gevestigd van € 100.000,00 teneinde een belastingschuld te kunnen betalen. Deze schuld had betrekking op niet afgedragen belasting over de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [eiser 1] in 2006-2008. De opbrengst van het vakantiehuis is aangewend ter aflossing van deze hypotheek, aldus nog steeds [eisers]
4.6.
Ter zitting heeft [eisers] erkend dat bij het afsluiten van de lening haar uitgaven groter waren dan de inkomsten. Zij kon desgevraagd niet uitleggen waarom zij desalniettemin in 2006 is over gegaan tot de aanschaf van het vakantiehuis terwijl zij de rentelasten daarvan niet kon dragen. [eisers] heeft zelf aangevoerd dat zij in 2007 en 2008 nieuwe leningen is aangegaan om (een deel van haar) schulden af te lossen en om de rentelasten van het vakantiehuis te kunnen voldoen. Zij kon ter zitting evenmin uitleggen waarom zij het vakantiehuis in die periode niet heeft verkocht, zodat zij de rentelasten niet langer behoefde te voldoen. In plaats daarvan heeft [eisers] ervoor gekozen om in 2008 een nieuwe hypotheekschuld voor het vakantiehuis aan te gaan, waardoor zij bij verkoop van de vakantiewoning in 2013 de lening niet meer kon aflossen. De rechtbank is van oordeel dat [eisers] daarmee haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden. De schade bestaande uit de rentelasten van de lening vanaf 15 mei 2013 dienen voor rekening van [eisers] te blijven.
4.7.
Volgens Amstelhuys bedraagt de door [eisers] tot 15 mei 2013 betaalde rente € 20.204,58. Nu dit door [eisers] niet is weersproken, gaat de rechtbank daarvan uit. Nu Amstelhuys geen verweer gevoerd heeft tegen de gevorderde wettelijke rente over de betaalde rente en de afsluitkosten van € 750,00 komen deze vorderingen in beginsel ook voor toewijzing in aanmerking.
4.8.
Amstelhuys heeft nog een beroep gedaan op voordeelstoerekening. Volgens Amstelhuys heeft [eisers] mogelijk voordeel genoten van het bezit van het vakantiehuis zoals huurinkomsten, die in mindering moeten worden gebracht op de te vergoeden schade. Zij heeft rechtbank gevraagd dit voordeel te schatten. Nog daargelaten dat [eisers] betwist dat er sprake is van enig voordeel, zijn er geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op basis waarvan de rechtbank dergelijk voordeel zou kunnen schatten. Het beroep faalt in zoverre. Voor wat betreft de overwaarde die [eisers] heeft ontvangen met de verkoop van het vakantiehuis, geldt dat deze overwaarde is ontstaan met de verkoop van het vakantiehuis. Met de verkoop van het vakantiehuis heeft [eisers] voordeel genoten. Dit voordeel strekt evenwel niet in mindering op de te vergoeden schade, maar in mindering op de schade die [eisers] nog steeds lijdt nu de lening (nog) niet is afgelost en zij nog steeds maandelijks gehouden is de rentelasten te voldoen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dient deze schade evenwel voor rekening van [eisers] te blijven.
4.9.
De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder 1 wordt afgewezen. De vordering als weergegeven in 3.1. onder 2 wordt toegewezen tot een bedrag van € 20.204,58 en de vordering als weergegeven in 3.1. onder 3 wordt eveneens toegewezen.
Betaalde ( en nog te betalen) rente over schulden bij derden
4.10.
[eisers] stelt dat zij als direct gevolg van de verstrekking van de lening geld heeft moeten lenen bij derden teneinde te kunnen voldoen aan haar rentebetalings- en aflossingsverplichtingen. Zij stelt in 2007 en 2008 meerdere leningen voor aanzienlijke bedragen te zijn aangegaan bij Interbank, PT Consultancy Holding, Scheybeek Beleggingen B.V. en ING N.V. Volgens [eisers] kwam zij door (de gevolgen van) de overkreditering in ernstige financiële problemen. De financiële problemen waren vervolgens de oorzaak voor de (verergering van) de burn-out van [eiser 1] in 2006. Als gevolg van de burn-out is [eiser 1] arbeidsongeschikt geweest en ontving hij een arbeidsongeschiktheidsuitkering van 2006-2008. Aangezien de arbeidsongeschiktheidsuitkering lager was dan zijn oorspronkelijke inkomen liepen de schulden verder op, aldus nog steeds [eisers] .
4.11.
Amstelhuys betwist het causale verband tussen de vastgestelde normoverschrijding en de schade. Volgens Amstelhuys waren de leningen niet nodig om de rente aan Amstelhuys te voldoen.
4.12.
Als onvoldoende weersproken staat vast dat de jaarlijkse rentelast van [eisers] voor de lening in 2006 € 460,63, in 2007 € 3.328,13 en in 2008 € 3.796,88 bedroeg. Gelet op de hoogte van deze bedragen is niet begrijpelijk dat [eisers] als direct gevolg van deze rentelasten de door haar gestelde leningen voor aanzienlijke bedragen heeft moeten aangaan.
Het ligt meer voor de hand dat die leningen het gevolg waren van de financiële problemen van [eisers] die vanaf 2004 waren ontstaan. Zonder nadere toelichting die ontbreekt, valt niet in te zien dat de door [eisers] gestelde leningen bij derden niet waren aangegaan indien de lening niet was verstrekt. De rente over schulden bij derden kan daarom niet worden aangemerkt als schade als gevolg van de overkreditering van de lening. De daarop gebaseerde vorderingen zoals weergegeven in 3.1. onder 4 tot en met 9 worden daarom afgewezen.
Kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid
4.13.
[eisers] stelt dat haar advocaat kosten heeft gemaakt om het maximaal te lenen bedrag te berekenen (8 uren) en om de rentebedragen vast te stellen (4 uren). De kosten bedragen in totaal € 3.752,40 (12 x € 312,70). Amstelhuys betwist de verschuldigdheid hiervan.
4.14.
Met Amstelhuys is de rechtbank van oordeel dat de kosten van de advocaat ten aanzien van het maximaal te lenen bedrag, moeten worden aangemerkt als proceskosten.
De kosten voor de berekening van de rentebedragen komen wel voor vergoeding in aanmerking. De vordering zoals weergegeven in 3.1. onder 10 wordt daarom toegewezen tot een bedrag van € 1.250,80 (4 x € 312,70), vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd en niet weersproken.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.15.
[eisers] heeft voorts vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 1.701,85 gevorderd. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eisers] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dit is ook niet betwist. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt niet overeen met in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal een vergoeding toewijzen op basis van het toegewezen bedrag te weten € 997,05.
Proceskosten
4.16.
Amstelhuys zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eisers] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht 1.599,00
- salaris advocaat
1.390,00(2 punten × tarief € 695,00)
Totaal € 3.088,01
in reconventie
4.17.
Amstelhuys vordert terugbetaling van de lening. Niet is echter gesteld of gebleken dat de lening reeds opeisbaar is, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
4.18.
Amstelhuys zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt Amstelhuys om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 20.204,58 (twintigduizendtweehonderdvier euro en achtenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf de respectievelijke betaaldata van de betaalde rentetermijnen tot aan de dag van voldoening;
5.2.
veroordeelt Amstelhuys om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro);
5.3.
veroordeelt Amstelhuys om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.250,80 (twaalfhonderdvijftig euro en achtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 24 oktober 2019 tot aan de dag van voldoening;
5.4.
veroordeelt Amstelhuys om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 997,05 (negenhonderd en zevenennegentig euro en vijf cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 24 oktober 2019 tot aan de dag van voldoening;
5.5.
veroordeelt Amstelhuys in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 3.088,01, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 24 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt Amstelhuys in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Amstelhuys niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.7.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.9.
wijst de vorderingen af,
5.10.
veroordeelt Amstelhuys in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: JMvH