ECLI:NL:RBNHO:2024:10607

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
11185831 \ CV EXPL 24-2164
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis na lange termijn

In deze zaak staat de vraag centraal of een oorspronkelijke gedaagde na ongeveer acht jaar nog verzet kan instellen tegen een verstekvonnis dat tegen meerdere gedaagden is uitgesproken. De kantonrechter oordeelt dat dit mogelijk is. Het verzet van de andere gedaagden en de beslissing van de kantonrechter in die procedure hebben geen invloed op de verhouding tussen de oorspronkelijke eiser en de gedaagde die verzet instelt. De tenuitvoerlegging van het verstekvonnis is pas in het voorjaar van 2024 tegen deze gedaagde opgestart, en er is geen bewijs dat het vonnis of de tenuitvoerlegging eerder aan haar bekend was. Hierdoor is het verzet tijdig ingesteld. De kantonrechter houdt de beslissing over de voeging van deze zaak met een andere aanhangige zaak aan.

Het procesverloop laat zien dat op 17 juli 2024 een tussenvonnis is gewezen en dat partijen gelegenheid hebben gekregen om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van de gedaagde in het verzet. De kantonrechter concludeert dat de gedaagde ontvankelijk is in haar verzet en dat de procedure inhoudelijk kan worden beoordeeld. De kantonrechter benadrukt dat het verzet een rechtsmiddel is voor gedaagden die niet zijn verschenen en dat het moet worden ingesteld binnen vier weken na betekening van het vonnis. In dit geval is niet aangetoond dat het verstekvonnis eerder aan de gedaagde is betekend, waardoor het verzet binnen de wettelijke termijn is ingesteld.

De zaak is complex door de betrokkenheid van meerdere gedaagden en de lange tijd die is verstreken sinds het oorspronkelijke vonnis. De kantonrechter houdt de behandeling van de zaak aan tot 30 oktober 2024, in afwachting van een beslissing in een andere aanhangige zaak in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11185831 \ CV EXPL 24-2164 WD
Uitspraakdatum: 23 oktober 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser in het verzet],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij in het verzet,
verder te noemen: [eiser in het verzet] ,
gemachtigde: mr. H.D. Hu ,
tegen
[gedaagde in het verzet 1] ,
wonende te [plaats 2] ,
en
[gedaagde in het verzet 2] ,wonende te [plaats 3] ,
gedaagde partijen in het verzet,
verder te noemen: [gedaagden in het verzet]
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor G.J. van Velzen.
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de vraag of het verzet van een oorspronkelijke gedaagde tegen een verstekvonnis tegen meerdere gedaagden na ongeveer acht jaar nog kan worden ingesteld. Dat is het geval. Het door de andere gedaagden ingestelde verzet en de beslissing van de kantonrechter daarop werken niet door in de verhouding tussen de oorspronkelijke eiser en deze gedaagde. De tenuitvoerlegging van het verstekvonnis is pas vanaf het voorjaar van 2024 tegen deze gedaagde opgestart en niet is gebleken dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging eerder aan haar bekend was. Het verzet is tijdig ingesteld. De kantonrechter houdt de beslissing over de verzochte voeging van de zaak met een Haarlemse zaak aan.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 17 juli 2024 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen.
1.2.
[gedaagden in het verzet] heeft gediend van een akte en daarbij een productie overgelegd.
1.3.
[eiser in het verzet] heeft gediend van een antwoordakte en heeft een incidentele eis tot voeging ingesteld.
1.4.
Tot slot heeft de kantonrechter bepaald dat vandaag uitspraak in de zaak zal worden gedaan.

2.De uitgangspunten

2.1.
[gedaagden in het verzet] heeft bij inleidende dagvaarding van 29 september 2015 een vordering ingesteld tegen [eiser in het verzet] en tegen [naam 1] te [plaats 4] , [naam 2] te [plaats 1] en [naam 3] te [plaats 4] . De personen genaamd [naam] zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [naam 4]
2.2.
[eiser in het verzet] en [naam 4] zijn in die procedure niet verschenen, waarna zij bij verstekvonnis van 25 november 2015 zijn veroordeeld tot onder meer betaling van een bedrag van € 94.790,61 en tot ontruiming van de in dat vonnis beschreven winkelruimte met woonhuis.
2.3.
Bij verzet dagvaarding van 27 januari 2016 zijn [naam 4] in verzet gekomen tegen het verstekvonnis van 25 november 2015.
2.4.
Bij vonnis van 23 maart 2016 heeft de kantonrechter het verzet van [naam 4] gegrond verklaard, het vonnis ten aanzien van hen vernietigd en de vordering gericht tegen [naam 4] alsnog afgewezen.
2.5.
Bij verzetdagvaarding van 24 juni 2024 is [eiser in het verzet] in verzet gekomen van het verstekvonnis van 25 november 2015. Hiermee heeft [eiser in het verzet] onderhavige verzetprocedure ingeleid.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van [eiser in het verzet] in het verzet. De kantonrechter zal in dit tussenvonnis een beslissing hierover nemen.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser in het verzet] ontvankelijk is in haar verzet en dat in deze procedure zal worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de geschillen tussen [eiser in het verzet] en [gedaagden in het verzet] Dit geldt ook ten aanzien van de door [eiser in het verzet] ingestelde tegenvordering.
3.3.
Bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van [eiser in het verzet] zijn twee factoren van belang: (i) het feit dat [naam 4] op 27 januari 2016 in verzet zijn gekomen tegen het verstekvonnis en dat de kantonrechter bij vonnis van 23 maart 2016 hierop heeft beslist. (ii) De periode tussen het verstekvonnis van 25 november 2015 en de verzetdagvaarding van [eiser in het verzet] van 24 juni 2024. De kantonrechter dient te bezien of [eiser in het verzet] haar verzet binnen de wettelijke verzettermijn heeft ingesteld en nog heeft kunnen instellen.
(i) het door [naam 4] ingestelde verzet
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het door [naam 4] ingestelde verzet niet doorwerkt in de processuele verhouding tussen [gedaagden in het verzet] en [eiser in het verzet] . Het door [naam 4] ingestelde verzet en het daarin gewezen vonnis van 23 maart 2016 staan niet in de weg aan de mogelijkheid van [eiser in het verzet] om alsnog verzet aan te tekenen tegen het verstekvonnis.
3.5.
In het geding dat heeft geleid tot het verstekvonnis van 25 november 2015 was sprake van subjectieve cumulatie, zonder dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding tussen [eiser in het verzet] en [naam 4] De rechtsverhoudingen tussen [gedaagden in het verzet] aan de ene kant en respectievelijk [naam 4] (als gebruikers van de woning) en [eiser in het verzet] (als huurder van de bedrijfsruimte) aan de andere kant zijn namelijk niet identiek. Zij staan ieder in een afzonderlijke relatie tot [gedaagden in het verzet] en hebben ieder ook andere verweermiddelen, die niet doorwerken in de relatie die ieder heeft met [gedaagden in het verzet] [naam 4] konden daarom verzet instellen zonder daarin [eiser in het verzet] te betrekken. Dit betekent dat de vorderingen van [gedaagden in het verzet] tegen [eiser in het verzet] en [naam 4] weliswaar gezamenlijk door de kantonrechter zijn behandeld, maar dat de zaken tegen ieder van deze gedaagden hun processuele zelfstandigheid hebben behouden. Het verstekvonnis, waarbij de vorderingen van [gedaagden in het verzet] tegen [eiser in het verzet] en [naam 4] zijn toegewezen, bevat dan ook naar de inhoud daarvan zelfstandige uitspraken ten aanzien van ieder van de gedaagden.
3.6.
Uit hetgeen hiervoor in 3.5. is overwogen volgt dat - zolang niet naar aanleiding van een in ieder van de te onderscheiden zaken door hetzij de eiser hetzij de desbetreffende gedaagde ingesteld rechtsmiddel het verstekvonnis is vernietigd - het verstekvonnis in zoverre zijn kracht behoudt. De regel dat een door een gedaagde ingesteld rechtsmiddel in beginsel niet doorwerkt in de verhouding tot zijn medegedaagden, geldt voor verzet niet anders dan voor de andere gewone rechtsmiddelen. Door het verzet wordt de met het verstekvonnis geëindigde instantie heropend en voortgezet, maar, gelet op de processuele zelfstandigheid van ieder van de zaken en het rechtsmiddelkarakter van het verzet, uitsluitend tussen de oorspronkelijk eiser/ de geopposeerde ( [gedaagden in het verzet] ) en de gedaagde die het verzet instelt/ de opposant ( [naam 4] ) [1]
3.7.
Het voorgaande brengt mee dat het door [naam 4] op 27 januari 2016 ingestelde verzet en de beslissing van de kantonrechter daarop van 23 maart 2016 niet doorwerken in de verhouding tussen [gedaagden in het verzet] en [eiser in het verzet] . Om die reden gaat de kantonrechter niet mee in het standpunt van [gedaagden in het verzet] dat het voor [eiser in het verzet] niet meer mogelijk is om in verzet te komen, omdat inmiddels al in het door [naam 4] ingestelde verzet al inhoudelijk over de zaak is geoordeeld.
(ii) de verzettermijn
3.8.
Het verzet is een rechtsmiddel voor de gedaagde die niet verschenen is en dus niet gehoord is om alsnog voor de rechter te verschijnen en zijn verweer naar voren te brengen. Het verzet moet op grond van artikel 143 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
3.9.
Uit hetgeen over en weer naar voren is gebracht blijkt niet dat het verstekvonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte in persoon aan [eiser in het verzet] is betekend. Evenmin is gebleken dat [gedaagden in het verzet] de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis jegens [eiser in het verzet] eerder dan 27 mei 2024 (de dag van betekening van het vonnis van 25 november 2015) heeft opgestart.
3.10.
Tot slot is niet gebleken van enige daad van [eiser in het verzet] waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan haar bekend was.
In dat kader doet [gedaagden in het verzet] een beroep op een door [naam 5] opgestelde verklaring. Hij verklaart, kort gezegd, dat hij op 3 december 2015 met een kopie van het verstekvonnis naar [plaats 1] is gegaan en daar een bespreking namens [gedaagden in het verzet] met [naam 4] en [eiser in het verzet] heeft gevoerd en dat aan [naam 5] bij die gelegenheid duidelijk is gemaakt dat een minnelijke regeling niet mogelijk was, omdat er geen inkomen was.
3.11.
De kantonrechter kan uit dit relaas van [naam 5] niet afleiden dat [eiser in het verzet] op 3 december 2015 een daad heeft gepleegd die de verzettermijn heeft opgestart. Het enkele feit dat het veroordelend vonnis op genoemde datum aan [eiser in het verzet] ter ore is gekomen, is in dit verband onvoldoende [2] . Dat de mededeling over het ontbreken van inkomen en de mogelijkheid tot het aangaan van een minnelijke regeling van [eiser in het verzet] (en niet van [naam 4] ) afkomstig is geweest, heeft [naam 5] niet verklaard.
3.12.
Dat de verzettermijn eerder dan 27 mei 2024 is aangevangen, kan de kantonrechter op basis van de huidige informatie niet vaststellen. Dit heeft tot gevolg dat [eiser in het verzet] haar verzet binnen de wettelijke verzettermijn van vier weken heeft ingesteld en ook in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
de voeging
3.13.
Bij de locatie Haarlem van deze rechtbank (afdeling kanton) is nog een zaak tussen partijen aanhangig. [eiser in het verzet] heeft in die zaak gevorderd dat het [gedaagden in het verzet] wordt verboden om het verstekvonnis van 25 november 2015 jegens haar te executeren.
[eiser in het verzet] vordert in het onderhavige geding dat beide zaken op de voet van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wegens verknochtheid worden gevoegd.
3.14.
De kantonrechter is er ambtshalve mee bekend dat in de procedure in Haarlem [eiser in het verzet] ook heeft verzocht om verwijzing en/ of voeging. Na een door [gedaagden in het verzet] te geven reactie zal in Haarlem mogelijkerwijs ook op 23 oktober 2024 hierover worden beslist.
3.15.
De kantonrechter ziet aanleiding om de beslissing over de door [eiser in het verzet] gevorderde voeging in de onderhavige zaak aan te houden in afwachting van de beslissing van de kantonrechter te Haarlem. Onderhavige procedure zal daarom worden aangehouden tot woensdag 30 oktober 2024. Na die datum krijgen partijen schriftelijk bericht over de voortgang van de procedure.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
Houdt de behandeling van deze zaak aan tot woensdag 30 oktober 2024 voor beraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 2 oktober 2020; ECLI:NL:HR:2020:1546
2.Zie Hoge Raad 23 september 2005; ECLI:NL:HR:2005:AT4071