ECLI:NL:RBNHO:2023:9930

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10421427 \ WM VERZ 23-221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake verkeersboete en schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een administratieve sanctie, in de vorm van een boete, opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. De officier van justitie verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 9 juni 2023 zijn zowel de gemachtigde van betrokkene als de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De vertegenwoordiger van de officier handhaafde de beslissing en voerde ter onderbouwing enkele uitspraken van andere rechtbanken aan.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd voldoende was komen vast te staan. Betrokkene voerde aan dat de ambtenaar niet bevoegd was om de boete op te leggen, omdat er geen instemming van het Openbaar Ministerie zou zijn voor digitaal handhaven. De kantonrechter oordeelde echter dat, ook zonder bewijs van instemming, de ambtenaar bevoegd was om de boete op te leggen.

Daarnaast stelde de gemachtigde van betrokkene dat de hoorplicht was geschonden, omdat betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter erkende deze schending, maar oordeelde dat dit niet leidde tot een verlaging van de boete, omdat betrokkene werd bijgestaan door een gemachtigde en er wel degelijk gelegenheid was gegeven om schriftelijk te reageren. Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond, maar het beroep tegen de beschikking waarbij de boete was opgelegd, ongegrond. De proceskosten werden niet toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 10421427 \ WM VERZ 23-221
CJIB-nummer : 249732082
Uitspraakdatum : 23 juni 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : mr. P.C. van den Aarsen, Verkeersboete.nl te Zoetermeer.

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 juni 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Gemachtigde van betrokkene is ook verschenen.
1.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting ter onderbouwing van haar standpunt twee uitspraken van de rechtbank Amsterdam en één uitspraak van de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht overgelegd aan de kantonrechter en aan de gemachtigde van betrokkene.
1.4.
De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

De boete
2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen ism een geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan 2 wielen, bord C 6 bijlage I RVV 1990.
Het verweer
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Ontbreken instemming Openbaar Ministerie
2.3.
Betrokkene stelt dat de ambtenaar (van de gemeente) gelet op de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Regeling) niet bevoegd was om de boete op te leggen, omdat niet is gebleken van instemming van het Openbaar Ministerie met digitaal handhaven door de gemeente.
Beoordeling kantonrechter
2.4.
Op zichzelf volgt uit de Regeling dat digitaal handhaven slechts mogelijk is na instemming van het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.
2.5.
Maar ook als uit de stukken niet blijkt van die instemming, moet worden aangenomen dat de ambtenaar (van de gemeente) bevoegd was om de boete op te leggen. Uitgangspunt is immers dat in beginsel van de bevoegdheid van de ambtenaar mag worden uitgegaan. [1] Alleen als gemotiveerd wordt betwist dat sprake is van de hiervoor genoemde instemming, kan er aanleiding zijn om aan de bevoegdheid van de ambtenaar te twijfelen. Dat is hier niet het geval.
Daarbij komt dat de Regeling wat betreft de toetsing van de instemming door het Openbaar Ministerie verwijst naar eerdergenoemd Beleidskader, en dat zowel de Regeling als het Beleidskader zich in dit verband primair richten tot de gemeenten. De kantonrechter ziet daarom geen grond om aan te nemen dat de volgens de Regeling vereiste instemming een beleidsregel is waarop betrokkene een beroep kan doen. Ook in de rechtspraak is die instemming niet aangemerkt als een beleidsregel omtrent de wijze waarop gemeentelijke buitengewoon opsporingsambtenaren van hun bevoegdheid om een boete op te leggen gebruik dienen te maken. [2]
Schending hoorplicht en matiging boete
2.6.
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [3] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
Beoordeling kantonrechter
2.7.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ of telefonisch gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
2.8.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan. Betrokkene werd namelijk bijgestaan door de gemachtigde mr.drs. R. de Nekker. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof.
Proceskosten
2.9.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen. Het beroep van betrokkene wordt weliswaar gegrond verklaard, maar betrokkene krijgt inhoudelijk ongelijk. De boete is immers terecht opgelegd en de beschikking waarbij de boete is opgelegd, wordt ook niet vernietigd of gewijzigd.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd, ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Woerdman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 april 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummerECLI:NL:GHARL:2022:3347.
2.Zie noot 1.
3.Zie de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.