Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[eiser],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 20 juli 2022
- de akte overlegging nadere producties van [gedaagde 1] c.s.
- de akte aanvullende producties van JKS c.s.
- de mondelinge behandeling van 13 juni 2023, waarbij JKS c.s. en [gedaagde 1] c.s. gebruik hebben gemaakt van spreekaantekeningen en waarvan voor het overige door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.De feiten
Structuurvoorstel tbv doorbraak schikking [betrokkene 1] /DEM’ (hierna: het Structuurvoorstel). Voor zover van belang luidt het Structuurvoorstel als volgt:
- i)
- ii)
- iii)
- iv)
- v)
2.Overname [betrokkene 1] Aandelen tegen de door de deskundigen vastgestelde prijs
(…)
3.Voorwaarden
op basis van de door de Deskundigen vastgestelde prijs voor de [betrokkene 1] Aandelen heeft het bestuur van DEM een balans- en uitkeringstoets gedaan en op basis daarvan heeft het bestuur van DEM vastgesteld dat wordt voldaan aan de vereisten als bedoeld in artikel 2:207 lid 2 BW. Hierbij wordt aangetekend dat per december 2018, in het kader van de geconsolideerde jaarrekening 2017 van DEM, mede ten behoeve van de accountant van DEM (EY) nog een continuïteitstoets is gedaan, waarbij is gerekend met het scenario van een inkoop van de [betrokkene 1] Aandelen door DEM. DEM heeft ten tijde van de ondertekening van deze Vaststellingsovereenkomst geen redenen aan te nemen dat een actuele balans· en uitkeringstoets materieel tot andere inzichten leidt dan de bedoelde continuïteitstoets die per december 2018 heeft plaatsgevonden, met dien verstande dat Partijen onderkennen dat in die continuïteitstoets geen rekening is gehouden met - en ook deze zullen worden betrokken in de balans- en uitkeringstoets - de navolgende elementen: (a) verplichtingen jegens de Belastingdienst ter zake verschuldigde kansspelbelasting waarvan de omvang DEM thans niet bekend is en (b) een naar het oordeel van [gedaagde 1] bevredigende reservering voor mogelijke toekomstige kosten van verweer ten behoeve van hem;
op verzoek van DEM en/of [betrokkene 1] is door de Ondernemingskamer een beschikking gegeven waarmee het beheer van de [betrokkene 1] Aandelen, zoals dat laatstelijk is bevolen bij beschikking van 23 januari 2018, wordt opgeheven met als doel [betrokkene 1] in staat te stellen de [betrokkene 1] Aandelen te verkopen en te leveren aan DEM zoals voorzien in deze Vaststellingsovereenkomst;
- iii)
- iv)
5.Finale kwijting
Indicatieve waardering Deus Ex Machina B.V.(hierna: het concept rapport) aan [gedaagde 1] en [betrokkene 1] gestuurd. In het concept rapport heeft Sman de prijs van de [betrokkene 1] aandelen vastgesteld op € 3.364.000,-. [gedaagde 1] en [betrokkene 1] hebben beiden op het concept rapport gereageerd. Op 19 april 2019 heeft Sman haar definitieve rapport uitgebracht waarin de waarde van het 20% pakket van [betrokkene 1] in DEM per peildatum 9 juli 2014 is vastgesteld op € 4.093.000,-. Op deze waarde moet conform de VSO het na de peildatum op dit pakket uitgekeerde dividend in mindering worden gebracht, waarbij Sman ervan uitgaat dat partijen dit zelfstandig regelen. In bijlage 5 bij het rapport heeft Sman een reactie gegeven op de commentaren van [gedaagde 1] en [betrokkene 1] en benoemd in welke commentaren zij aanleiding zag om het concept rapport aan te passen.
3.De vorderingen van JKS c.s.
4.De vorderingen van [gedaagde 1] c.s. na tussenkomst
5.De standpunten van partijen in de hoofdzaak
8 juli 2019 al onherroepelijk heeft geoordeeld over de besluiten waarvan JKS c.s. nu vernietiging vorderen en zij beroepen zich erop dat die beschikking gezag van gewijsde heeft. Inhoudelijk zijn er volgens [gedaagde 1] ook geen gronden voor vernietiging, bovendien ontbreekt een rechtens te respecteren belang.
6.De beoordeling in de hoofdzaak
Kamerstukken II2006/07, 31 058, nr. 3, p. 71). Uit het feit dat DEM vier jaar na de inkoop van de [betrokkene 1] aandelen nog steeds bestaat en zij haar schulden heeft kunnen voldoen, volgt al dat de door [gedaagde 1] uitgevoerde uitkeringstoets niet ondeugdelijk is geweest. JKS c.s. hebben weliswaar gesteld dat [eiser] er (toen hij weer bestuurder van DEM was) met € 600.000,- voor heeft moeten zorgen dat DEM niet onderuit ging, maar die (voor het eerst ter zitting geuite) stelling is op geen enkele manier onderbouwd. Het verwijt van JKS c.s. dat [gedaagde 1] oneigenlijk de BACS-gelden heeft gebruikt voor de inkoop en om aan verplichtingen te kunnen voldoen, slaagt ook niet. Niet betwist is dat de BACS-gelden middelen van DEM betroffen, die zich als gevolg van een geldlening bij BACS bevonden. Ten aanzien van die gelden had [eiser] zich tegenover [gedaagde 1] bovendien eerder nog op het standpunt gesteld dat DEM die gelden aan moest wenden om aan haar financiële verplichtingen te voldoen. De conclusie is dan ook dat DEM na inkoop van de aandelen nog steeds aan haar verplichtingen kon voldoen en de continuïteit dus voldoende gewaarborgd was. Bij die stand van zaken kan niet gezegd worden dat [gedaagde 1] de balans- en uitkeringstoets ondeugdelijk heeft uitgevoerd en dus ook niet dat sprake was van een besluit van [gedaagde 1] in strijd met artikel 2:8 BW.
7.De beoordeling in de tussenkomst
- [gedaagde 1] zich vanaf begin maart 2018 louter heeft gericht op het bereiken van overeenstemming met [betrokkene 1] buiten medeweten en zonder betrokkenheid van JKS c.s. (4.2 van de akte)
- [gedaagde 1] en [betrokkene 1] al in april 2018 in overleg waren over een inkoopprijs voor de [betrokkene 1] aandelen van circa € 4 miljoen (4.5 van de akte)
- [gedaagde 1] en [betrokkene 1] JKS c.s. en de Ondernemingskamer hebben misleid door in de VSO van 15 maart 2019 op te nemen dat de inkoopprijs nog niet zou zijn bepaald en door Deskundigen bindend zou worden vastgesteld, terwijl de inkoopprijs ad € 4 miljoen al in april 2018 onderhandeld was en in het “Structuurvoorstel/package deal” van 15 februari 2019 al een bandbreedte van € 4 miljoen tot € 7 miljoen was vastgelegd met de afspraak de waardeerder daarover niet te informeren (4.6 van de akte).
“Bij deze stand van zaken is en komt er dus geen overeenstemming”(productie 18 [gedaagde 1] c.s.). Ook waren JKS c.s. bekend met de e-mail van 20 mei 2019 van mr. [betrokkene 5] , de advocaat van DEM, aan [betrokkene 10] , de advocaat van [betrokkene 1] , waarin mr. [betrokkene 5] elementen uit het Structuurvoorstel van [betrokkene 1] noemt en schrijft dat die door DEM niet werden geaccepteerd. Ook die e-mails hebben JKS c.s. in de dagvaarding en akte niet vermeld. Ondanks dat duidelijk was dat het Structuurvoorstel geen overeenstemming inhield, hebben JKS c.s. in hun akte het tegenovergestelde gesteld. In het verlengde daarvan hebben zij [gedaagde 1] er vervolgens van beschuldigd dat hij de Ondernemingskamer over die overeenstemming heeft misleid. JKS c.s. zijn daarbij zelfs zover gegaan dat zij in een voetnoot hebben verwezen naar artikel 382 Rv dat ziet op herroeping van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis dat berust op bedrog van de wederpartij.
8.De beslissing
n de hoofdzaak