2.2.In het rapport van 28 maart 2023 betreffende de moeder wordt door de rapporteurs het volgende geconcludeerd.
A1. [de minderjarige] is een inmiddels 11-jarig meisje, dat al van voor haar geboorte klem zit in de heftige strijd tussen haar ouders. Zij heeft zich ontwikkeld tot een gemiddeld intelligent meisje met een licht vertraagde sociaal-emotionele ontwikkeling. Zij heeft een laag zelfbeeld, heeft een neiging zich terug te trekken en is niet in staat tot adaptieve emotieregulatie-vaardigheden. Daarbij zijn de hechtings- en identiteitsontwikkeling belast. [de minderjarige] is sterk gesloten over de eigen ‘binnenwereld’ (namelijk de eigen gedachten en emoties), hetgeen anders is dan wordt verwacht bij de leeftijdsfase. Zij gaat sterk uit van eigen wensen en behoeften, streeft deze na zonder rekening te houden met (belangen van) anderen en zij toont geen emoties. Dit duidt op een zorgelijke identiteitsontwikkeling.
[de minderjarige] heeft zich ten gevolge van de strijd tussen ouders ontwikkeld als een emotioneel onthecht en gesloten meisje, dat zich pleasend opstelt in contacten, doch makkelijk ontregelt waar zij te weinig structuur krijgt. Zodra onderzoeker in het onderzoek haar ouders ter sprake bracht, viel op dat [de minderjarige] direct verkrampte en zich volledig afsloot, waarbij ze niet in staat was op enigerlei wijze over papa en of mama te praten. Dit duidt minstens op zeer heftige loyaliteitsproblematiek. Zij verblijft sinds bijna twee jaar in diverse pleeggezinnen, hetgeen haar gevoel van veiligheid geenszins goed gedaan heeft. Hierbij is echter wel duidelijk geworden dat zij door de afstand tot het conflict rust ervaart, waardoor haar gedragsproblemen afgenomen zijn, het risico op (morbide) obesitas afgenomen is en de kans is toegenomen dat zij haar ontwikkelingstaken kan gaan oppakken.
A2. Moeder is een gepassioneerde, liefhebbende vrouw die zeer structuurbehoeftig is vanuit grote innerlijke instabiliteit. Er is sprake van een instabiele persoonlijkheidsstructuur, waarbij onder druk moeders angsten en emoties uitvergroot worden en zij een heftig gevoelsleven toont. Moeder is feitelijk basaal angstig voor verlatingen, kritiek en afwijzing, waardoor relaties snel destabiliseren en fragiel aanvoelen. Zij is feitelijk van de ander afhankelijk om stevigheid te bieden, doch daardoor altijd alert op waar ze minder geaccepteerd wordt. Deze borderlinedynamiek verklaart ook waarom moeder, ondanks het besef dat vele problemen in stand gehouden worden door haar gebrekkige begrip van de Nederlandse taal, nog niet in staat geweest is tot het verbeteren van haar taalvaardigheden; zodra zij spanning ervaart, blokkeert zij grotendeels in haar functioneren en wordt geleid door haar emoties en angst, waarbij ook sprake kan zijn van realiteitstoetsingsproblemen. Haar als laag tot beneden gemiddeld ingeschatte cognitieve mogelijkheden, spelen hierbij tevens een rol. Zij is, passend bij de problematiek, bij ontbreken van afdoende structuur/veiligheid, geneigd haar emoties te projecteren (bij de ander waar te nemen) om deze hanteerbaar te houden. Zo kan zij angst en verdriet bij zichzelf verwarren met die van haar kind en woede bij haar partner.
A3. Er is sprake van lage tot beneden gemiddelde cognitieve vermogens [bij de moeder].
A4. Bij moeder kan gesproken worden van een borderline persoonlijkheidsstoornis.
B1. [de minderjarige] , een meisje dat klem zit in het loyaliteitsconflict hetgeen haar ontwikkeling in negatieve zin bepaalt, heeft in de eerste plaats een opvoedsituatie nodig waarin zij niet belast wordt met de strijd tussen haar ouders. Om uit het loyaliteitsconflict te kunnen blijven, is (verder) opgroeien in een neutraal en perspectief biedend pleeggezin noodzaak. Zij heeft het nodig dat de ouders in staat zijn om op een ‘conflictvrije manier’ neutraal met en over elkaar kunnen communiceren. Dit is een voorwaarde om onbelast op te kunnen groeien.
Ook is voor het psychisch welbevinden en de gezonde ontwikkeling van [de minderjarige] essentieel dat zij de ruimte krijgt (en ook de toestemming van de andere ouder hiervoor) om met beide ouders een vertrouwensband op te bouwen. Zo kunnen de voor de ontwikkeling schadelijke loyaliteitsconflicten afnemen en ontstaat er ruimte voor een gezonde identiteitsontwikkeling.
Juist vanwege de bezwaarde hechtingsgeschiedenis, is het ervaren van veiligheid in de opvoedomgeving van groot belang. [de minderjarige] heeft hierdoor meer dan een ander kind behoefte aan aandacht, houvast, structuur, begrenzing, controle en voorspelbaarheid in een stabiele, rustige en voorspelbare opvoedomgeving. Daarbij dienen regels en consequenties door de opvoeders duidelijk te worden gehanteerd. Dit is zeker van belang gezien de langdurige onrust en instabiliteit in het leven tot nu toe en met het oog op de naderende ontwikkelingsfase van de puberteit.
Omdat [de minderjarige] moeite heeft om te gaan met spanningen en emoties, is belangrijk dat zij wordt ondersteund om op een actieve en adaptieve manier om te gaan met negatieve emoties. Om de gezonde sociaal-emotionele ontwikkeling verder te stimuleren heeft [de minderjarige] opvoeders nodig die oog hebben voor haar emoties, deze erkennen en die haar kunnen helpen en stimuleren op een gezonde manier om te gaan met emoties. Wanneer de spanningen blijven aanhouden bestaat er een groot risico op verdere scheefgroei in de ontwikkeling van zelfregulatie en emotieregulatie, in de identiteits- en persoonlijkheidsontwikkeling.
Continueren van de steunend-structurerende psychologische behandeling is van groot belang, met wanneer het leven stabiel is behandeling om de gezonde ontwikkeling naar volwassenheid te stimuleren. Verdere psychologische behandeling zal zich moeten richten op het verwerken van belaste herinneringen, maar ook op het verbeteren van emotieregulatie-vaardigheden, verbeteren van het zelfbeeld en het stimuleren van de gezonde sociaal-emotionele en verdere persoonlijkheidsontwikkeling.
(B2. en) B3. Gesteld kan worden dat moeder zelfstandig, zonder ondersteuning en bijsturing van haar nabije netwerk, niet in staat geacht wordt de volledige zorg voor en opvoeding van haar dochter op zich te nemen. Duidelijk moge zijn dat zolang moeder geen rust en zekerheid ervaart in de relatie met haar dochter, zij niet in staat zal zijn de relatie tussen haar dochter en vader te tolereren. Moeder is en blijft overtuigd van het door haar gesignaleerde/geconstateerde seksueel misbruik en kan hierdoor nooit accepteren dat [de minderjarige] alleen zal zijn met vader, al dan niet terecht. Ook zal moeder als zij onvoldoende veiligheid ervaart, niet bij machte zijn enige veiligheid voor haar kind te creëren in die zin dat zij haar emoties dan projecteert en juist bij haar kind angst en verdriet zal waarnemen, terwijl spanningen, oplopende emoties of onduidelijkheid juist bij [de minderjarige] leiden tot basale onveiligheidsgevoelens en het uit-ageren in agressief of ontregeld gedrag. Zolang [de minderjarige] haar zorg behoeft, is gestructureerde begeleiding in het contact tussen [de minderjarige] en moeder noodzakelijk.
C1. Zo lang de onrust tussen ouders blijft bestaan, is gezien de emotionele onveiligheid voor [de minderjarige] en de druk op haar verdere ontwikkeling noch een plaatsing bij moeder, noch een plaatsing bij vader in haar belang.
C3. Moeder kan prima in staat geacht worden de omgangsregeling met het kind zelfstandig vorm te geven en te hanteren. Zeker daar zij als vanzelf gebruik maakt van haar hechte familiesysteem, waarbinnen [de minderjarige] simpelweg een van de vijf aanwezige kinderen is. In geval van individueel contact tussen moeder en [de minderjarige] is ondersteuning in het bieden van begrenzing aan [de minderjarige] noodzakelijk, hetgeen ook vanuit het netwerk kan komen.
C4. Moeder is niet in staat het kind te ondersteunen in de omgangsregeling met de andere ouder.
C6. Aangezien de onderzoekers voor [de minderjarige] een perspectiefbiedende plaatsing in een pleeggezin adviseren, zal op termijn over een eventuele wijziging in de gezagssituatie moeten worden besloten, zeker wanneer dit een strijdpunt tussen de ouders blijft en een ontwikkelingsbelasting vormt voor [de minderjarige] . Sinds het gezag namelijk eenhoofdig bij vader is belegd om de communicatie tussen ouders te kalmeren en de spanningen voor [de minderjarige] te verminderen, is de strijd tussen ouders eerder toe- dan afgenomen.
D5. [de minderjarige] toont zich in de relatie met haar beide ouders geparentificeerd, onthecht en ernstig belast door loyaliteitsproblematiek; zij leert in emotioneel opzicht voor zichzelf te zorgen, hetgeen gezien moet worden als een zorgelijke ontwikkeling doordat zij niet of onvoldoende toekomt aan haar eigen ontwikkelingstaken.