ECLI:NL:RBNHO:2023:9584

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
10532061 WM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen opgelegde administratieve sanctie wegens overtreding van een geslotenverklaring

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een opgelegde administratieve sanctie (boete) voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op een zitting op 19 juli 2023, waar de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de gemachtigde van de betrokkene niet. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was komen vast te staan. De betrokkene voerde aan dat de hoorplicht was geschonden en dat er gebreken waren in de bebording, maar de kantonrechter oordeelde dat de schouwrapporten voldoende bewijs boden voor de aanwezigheid van de geslotenverklaring. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 10532061 \ WM VERZ 23-403
CJIB-nummer : 251532738
Uitspraakdatum : 2 augustus 2023
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV) en proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
Gemachtigde : Boete.nu (M.J.M. Bergers)

1.Het verloop van de procedure en het proces-verbaal van de zitting

1.1.
Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
1.2.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 juli 2023. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. De gemachtigde van betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft na de zitting uitspraak gedaan.

2.Overwegingen

2.1.
De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen.
2.2.
Betrokkene is het niet eens met de opgelegde boete en door gemachtigde van betrokkene is namens betrokkene aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, omdat er slechts schriftelijk een standpunt mocht worden ingenomen. Daarnaast is op de schouwrapporten van de maanden juli en augustus te zien dat delen van de bebording ontbreken. Er is niet gewaarschuwd en er is sprake van een fuik.
2.3.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft op de zitting meegedeeld de beslissing en het standpunt te handhaven en heeft de kantonrechter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
2.4.
De kantonrechter stelt vast dat aan de voorwaarden van de beleidsregels wordt voldaan. Op de foto van de gedraging die zich bij de stukken bevindt is weliswaar geen C-bord zichtbaar en evenmin dat het voertuig dat bord is gepasseerd, maar er zijn wel schouwrapporten overgelegd (op de zitting of bij de stukken) waaruit dit volgt. Uit die schouwrapporten blijkt dat door de verbalisant maandelijks een schouw is gedaan, vóór en na de datum van de gedraging(en), en dat is vastgesteld dat het C-bord aanwezig was, zowel vóór het begin van de geslotenverklaring als bij de ingang van de geslotenverklaring. Daaruit volgt ook, mede gelet op de op de foto dat het voertuig van betrokkene, op het moment van het nemen van de foto, het C-bord is gepasseerd. Aan de hand van die schouwrapporten heeft de officier van justitie voldoende onderbouwd dat ten tijde van de gedraging het C-bord was geplaatst en is gepasseerd. De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dat er op de foto’s in de schouwrapporten zichtbaar is dat het gedeelte van de onderborden waar uitzonderingen vermeld staan was afgeplakt maakt juist dat er ten tijde van de gedraging helemaal geen uitzonderingen waren op de geslotenverklaring.
In het Beleidskader staan voorwaarden voor het opleggen van een boete. Eén van die voorwaarden is dat in de eerste periode van (handhaving van) een geslotenverklaring wordt volstaan met een waarschuwingsbrief die aan betrokkenen wordt verzonden. Als niet aan deze voorwaarde is voldaan, mag de ambtenaar (van de gemeente) geen boete opleggen.1
Naar het oordeel van de kantonrechter was ten tijde van de gedraging in deze zaak, te weten 26 juli 2022, de eerste periode van (handhaving van) een geslotenverklaring waarin wordt volstaan met een waarschuwingsbrief, al ruimschoots verstreken. De geslotenverklaring is immers ingesteld vanaf 1 januari 2017, meer dan 5 jaar vóór de gedraging. De ambtenaar (van de gemeente) mocht dus de boete opleggen en er was geen voorafgaande waarschuwingsbrief (meer) vereist.
Met betrekking tot het verweer dat er sprake zou zijn van een fuik, verwijst de kantonrechter naar een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2021:10691). Betrokkene heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
2.5.
De gemachtigde van betrokkene heeft verder gesteld dat de boete moet worden verlaagd met 25%, omdat betrokkene in het administratief beroep bij de officier van justitie niet is gehoord. Daarbij is verwezen naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. [1] In die uitspraak heeft het hof geoordeeld dat bij betrokkenen die zonder hulp van een (professioneel) gemachtigde in beroep gaan, de officier van justitie structureel het recht schendt om te worden gehoord. Het hof heeft daarom de boete met 25% verlaagd, mede omdat er geen concreet zicht bestaat op een oplossing daarvoor.
De gemachtigde van betrokkene heeft op zichzelf gelijk dat de officier van justitie ook in dit geval de hoorplicht heeft geschonden. De gemachtigde en betrokkene zijn namelijk niet ‘fysiek’ gehoord door de officier van justitie. Er is ook geen toestemming gegeven om daarvan af te zien. Het beroep is daarom gegrond en de beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd wegens een schending van de hoorplicht.
De kantonrechter ziet echter geen aanleiding om de boete met 25% te verlagen. De schending van de hoorplicht die hier aan de orde is, kan niet gelijk worden gesteld met de schending waarover het hof oordeelde. In dit geval gaat het niet om een betrokkene die zonder professioneel gemachtigde in beroep is gegaan, maar werd betrokkene bijgestaan door een gemachtigde. Bovendien is die gemachtigde door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om het beroep schriftelijk toe te lichten en is daarvan ook gebruik gemaakt. Er is dus geen sprake van het geheel achterwege laten van iedere vorm van horen van een betrokkene zonder gemachtigde. Overigens is het de kantonrechter ambtshalve bekend dat professioneel gemachtigden maar zeer zelden betrokkenen meenemen naar een (hoor)zitting, zodat de schending van de hoorplicht in dit soort gevallen ook in zoverre een ander karakter en gevolg heeft dan in de uitspraak van het hof. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
2.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om proceskosten toe te kennen, omdat het beroep ongegrond wordt verklaard.
De uitspraak
De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Ploeger, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 110,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 november 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl met nummer ECLI:NL:GHARL:2022:9934.