ECLI:NL:RBNHO:2023:8712

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4471
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van antidumpingrechten voor biodiesel met betwiste oorsprong

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 september 2023 uitspraak gedaan over de terugbetaling van antidumpingrechten door de Belastingdienst/Douane aan eiseres, een tankopslagbedrijf dat biodiesel opslaat. Eiseres had een verzoek om terugbetaling ingediend voor antidumpingrechten die waren voldaan over biodiesel die zij als van Indonesische oorsprong had aangegeven. De rechtbank oordeelde dat de biodiesel in werkelijkheid van Amerikaanse oorsprong was, wat werd bevestigd door eerdere uitspraken en bewijsstukken. De rechtbank baseerde haar oordeel op de uitspraak in een andere zaak (HAA 19/1003) en de vernietiging van de relevante EU-verordening door het Hof van Justitie. Eiseres had geen overtuigend bewijs geleverd dat de biodiesel daadwerkelijk van Indonesische oorsprong was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres in de zaken HAA 19/4471, HAA 19/4472 en HAA 19/4474 ongegrond, maar verklaarde het beroep in de zaak HAA 19/4473 gegrond voor wat betreft de terugbetaling van een specifiek bedrag aan antidumpingrechten. De rechtbank veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres en droeg de verweerder op het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank noord-holland

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 19/4471 tot en met HAA 19/4474

uitspraak van de meervoudige kamer van 1 september 2023 in de zaken tussen

[eiseres] ., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigden: mr. J.A. Biermasz en mr. P. Diaz Gavier),
en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Breda, verweerder.

Procesverloop

Deze zaak gaat over de douanetechnische oorsprong van een scheepslading biodiesel en de vraag of recht op terugbetaling bestaat indien komt vast te staan dat de biodiesel van oorsprong uit Indonesië is. Deze zaak hangt samen met zaak HAA 19/1003 van dezelfde eiseres, waarin de rechtbank vandaag ook uitspraak doet.
Op 13 juli 2016 diende eiseres een verzoek om terugbetaling in voor de antidumpingrechten die zij had voldaan over - onder andere - vier aangiften voor het in het vrije verkeer brengen van Indonesische biodiesel.
Verweerder heeft het verzoek om terugbetaling afgewezen en het bezwaar van eiseres daartegen bij besluit van 23 juli 2019 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld, de rechtbank heeft het beroep gesplitst in vier procedures die corresponderen met de vier aangiften voor het vrije verkeer.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. De rechtbank heeft die over en weer doorgezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2023 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde P. Diaz Gavier. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] , mr. drs. [naam 2] en drs. [naam 3] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een tankopslagbedrijf voor vloeibare bulkgoederen, waaronder minerale oliën en plantaardige oliën (waaronder vormen van biodiesel). Zij verzorgt opslag- en expeditiewerkzaamheden voor derden, waaronder [de eigenaar van de biodiesel] . Voor de opslag van de biodiesel van [de eigenaar van de biodiesel] heeft zij een aantal opslagtanks verhuurd aan [de eigenaar van de biodiesel] . Voor het uitoefenen van haar werkzaamheden beschikt eiseres over een aantal vergunningen, waaronder een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, en met ingang van 17 februari 2012 een vergunning voor het beheer van een douane-entrepot (type E). Beide vergunningen omvatten de tanks van eiseres waarin zij de biodiesel van [de eigenaar van de biodiesel] opslaat. Daarnaast beschikt eiseres over vergunningen actieve veredeling, behandeling onder douanetoezicht, toegelaten afzender en toegelaten geadresseerde.
2. Verschillende rechtspersonen spelen naast eiseres een rol in deze zaak. Twee daarvan worden ook wel als volgt aangeduid. [de eigenaar van de biodiesel] is de eigenaar van de biodiesel en zal ook wel als “eigenaar van de biodiesel” worden aangeduid. [de eerdere eigenaar van de biodiesel] is het internationale marketing- en handelsbedrijf van [bedrijfsnaam] en handelt in ruwe olie, geraffineerde petroleumproducten en biodiesel, onder andere met [x-groep] . [de eerdere eigenaar van de biodiesel] is een eerdere eigenaar van de biodiesel en zal ook wel als zodanig worden aangeduid.
3. Op 10 oktober 2013 arriveerde bij het entrepot van eiseres in de Rotterdamse haven het zeeschip “Atlantic Wind” met aan boord 10.459.200 kg niet-communautaire (T1) biodiesel, afkomstig uit opslagtanks van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] . Voor het vervoer van [het tankopslagbedrijf in Barcelona] naar eiseres was in Barcelona zowel een summiere aangifte bij uitgang gedaan als een aangifte voor extern communautair douanevervoer. Eiseres sloeg deze biodiesel in opdracht van de eigenaar van de biodiesel op in haar entrepot in tank 207, tank 301 en tank 302.
4. Op 26 september 2013 kocht [de eigenaar van de biodiesel] een hoeveelheid van 10.412.847 kg FAME biodiesel van [de eerdere eigenaar van de biodiesel] , onder de leveringsconditie FOB Barcelona, voor, zo blijkt uit de factuur van 12 oktober 2013, $ 938 per ton. Het betrof de biodiesel die met het schip Atlantic Wind van Barcelona naar het entrepot van eiseres is vervoerd.
5. Tot de stukken van het geding behoort een ongedateerde verklaring van [de eigenaar van de biodiesel] :
“We hereby advise you that goods of USA origin purchased from [de eerdere eigenaar van de biodiesel] , that arrived on Atlantic Wind for discharge at [eiseres] on 10th of October 2013 are valued with the purchase price of 938.00 USD per metric ton”
6. Op 22 oktober 2013 gaf eiseres van deze biodiesel in opdracht [de eigenaar van de biodiesel] en bij wijze van inschrijving in haar administratie een hoeveelheid van 7.058.741 kg als van Indonesische preferentiële oorsprong aan voor het vrije verkeer en gebruikte daarvoor twee certificaten van oorsprong Form A. Het gaat om de volgende vier aangiften:
Aangiftenummers Producent Hoeveelheid
3826-17396 PT Cemerlang Energie Perkasa 673.882 kg
3827-17399 PT Cemerlang Energie Perkass 4.367.575 kg
3828-17401 PT Pelita Agung 864.112 kg
3829-17408 PT Pelita Agung 1.153.172 kg
7. Eiseres gaf de biodiesel aan tegen de waardes die zij daarvoor van [de eigenaar van de biodiesel] had ontvangen (e-mail van 18 oktober 2013):
“Beste N.[
anonimisering door rechtbank]
Ik heb de volgende bedragen ontvangen van [x-groep] :
15000288 Atlantic Wind 0/7113 Partij 7473 waarde
59.591,14niet correct mz 52642,30 [1]
15000289 Atlantic Wind 0/7033 Partij 7395 waarde 38.580,62
15000290 Atlantic Wind 0/7110 Partij 7470 waarde 39.521,71
15000291 Atlantic Wind 0/7024 Partij 7384 waarde 249.638,24
Deze mogen worden ingeklaard.”
8. Ten tijde van de aangiften gold voor Indonesische biodiesel een preferentieel tarief aan douanerechten van 0% en een (voorlopig) antidumpingrecht van € 45,65 per ton voor biodiesel van PT Pelita Agung Agrindustri, Medan, en van € 57,14 per ton voor biodiesel van PT Cermerlang Energi Perkasa, Jakarta [2] , op 20 november 2013 definitief geïnd bij de instelling van het definitieve antidumpingrecht [3] . Beide Forms A die eiseres bij de aangiften heeft overgelegd zijn in augustus 2013 afgegeven voor PME biodiesel en vermelden [de eigenaar van de biodiesel] als notify party.
9. Op 15 juli 2016 is een verzoek om terugbetaling ingediend voor de Indonesische antidumpingrechten die waren voldaan voor biodiesel die in 24 afzonderlijke aangiften voor het vrije verkeer was aangegeven. Onder deze aangiften bevonden zich de vier aangiften voor het vrije verkeer die hiervoor onder 6 zijn genoemd.
10. Op 2 november 2016 wees verweerder het verzoek om terugbetaling, dat verweerder beschouwde als mede namens eiseres ingediend, af, voor zover het betrekking had op de onder 6 genoemde vier aangiften. Verweerder heeft het bezwaarschrift tegen de afwijzing van het verzoek om terugbetaling aangemerkt als twee bezwaarschriften ingediend door de eigenaar van de biodiesel namens eiseres: een bezwaarschrift voor zover het bezwaar betrekking heeft op de onder 6 genoemde aangiften en een bezwaarschrift voor zover het betrekking heeft op de overige 20 aangiften.
11. Op 23 juli 2019 heeft verweerder het bezwaar ten aanzien van de onder 6 genoemde aangiften ongegrond verklaard. In de uitspraak op bezwaar deelde verweerder onder meer het volgende mee aan eiseres:
“Ik heb vervolgens het standpunt ingenomen dat deze zending biodiesel van het schip Atlantic Wind niet de Indonesische oorsprong heeft, maar de Amerikaanse oorsprong. Voor de meer verschuldigde rechten zijn UTB’s uitgereikt aan [de eigenaar van de biodiesel] U bent op de hoogte van deze procedures (…). Nu de biodiesel mijns inziens van Amerikaanse oorsprong is, kan geen terugbetaling van de (al verrekende) antidumpingrechten plaatsvinden.”
De berekening van de utb behoort tot de stukken van het geding. Uit die berekening blijkt dat verweerder van de 7.058.741 kg voor het vrije verkeer aangegeven biodiesel 6.321.639 kg heeft aangemerkt als van Amerikaanse oorsprong en 737.102 kg als van Indonesische oorsprong. De antidumpingrechten die eiseres had voldaan over de genoemde 6.321.639 kg die zij als van Indonesische oorsprong voor het vrije verkeer had aangegeven, heeft verweerder verrekend met de antidumpingrechten, compenserende rechten en douanerechten die volgens verweerder verschuldigd zijn omdat de biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten zou zijn.
12. Op 4 april 2023 heeft verweerder voor wat betreft de 737.102 kg biodiesel die hij aanmerkt als van Indonesische oorsprong en afkomstig is van PT Pelita Agung (B788) terugbetaling verleend van een bedrag van € 33.648,71 aan antidumpingrechten. Niet in geschil is dat deze terugbetaling betrekking heeft op - een deel van - de biodiesel die met aangifte 3828-17401 in het vrije verkeer is gebracht. Deze aangifte is het onderwerp van het beroep met kenmerk HAA 19/4473.
13. In zijn arrest van 22 juni 2023, nr. C-268/22 (Vitol SA), ECLI:EU:C:2023:508, heeft het Hof van Justitie antidumpingverordening (EU) nr. 1194/2013 ongeldig verklaard. Dit betekent dat de rechtsgrond is ontvallen aan antidumpingrechten die zijn geheven op grond van deze verordening.
Geschil
14.
In geschil is of verweerder het verzoek om terugbetaling terecht heeft afgewezen.
Eiseres stelt dat de biodiesel niet de Amerikaanse oorsprong heeft, maar de Indonesische. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat de biodiesel in weerwil van de in de aangiften voor het vrije verkeer aangegeven Indonesische oorsprong, van Amerikaanse oorsprong zou zijn. Daarvan uitgaande betoogt eiseres dat antidumpingverordening (EU) nr. 1194/2013, die in het arrest T-120/14 nietig is verklaard ten aanzien van een aantal Indonesische en Argentijnse producenten-exporteurs, in algemene zin ongeldig moet worden verklaard. Eiseres verzoekt de rechtbank daartoe prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de beslissing op het verzoek om terugbetaling en tot gegrondverklaring van haar verzoek om terugbetaling. Ook verzoekt eiseres om vergoeding van de rente over de terug te betalen antidumpingrechten.
15. Verweerder stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat van de aangegeven biodiesel een hoeveelheid van 737.102 kg toch kan worden aangemerkt als van oorsprong uit Indonesië. Voor deze hoeveelheid, met een corresponderend bedrag aan antidumpingrechten van € 33.648,71, moet de utb die is uitgereikt naar aanleiding van aangifte 3828-17401 (zaak HAA 19/4473) worden verlaagd. Voor het overige betoogt verweerder aannemelijk te hebben gemaakt dat de biodiesel van oorsprong uit de Verenigde Staten is. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van het beroep HAA 19/4473 en ongegrondverklaring van de beroepen HAA 19/4471, HAA 19/4472 en HAA 19/4474.
Beoordeling van het geschil
De procedurele gang van zaken bij de aanvraag en in bezwaar
16. Pharum Legal Advocaten heeft het in geschil zijnde verzoek om terugbetaling ingediend als advocaat van [de eigenaar van de biodiesel] . Het verzoek zag op 24 aangiften voor het vrije verkeer, waaronder de vier onderhavige aangiften van eiseres. Eiseres heeft op 27 oktober 2016 volmacht verleend aan [de eigenaar van de biodiesel] om namens haar verzoeken om terugbetaling in te dienen en meldt daarbij dat de volmacht ook betrekking heeft op het reeds ingediende verzoek om terugbetaling. Verweerder heeft eiseres in haar verzoek om terugbetaling ontvangen en het verzoek afgewezen. Het door Pharum Legal Advocaten ingediende bezwaar tegen deze afwijzing heeft verweerder in behandeling genomen als een door eiseres ingediend bezwaar en de uitspraak op bezwaar heeft verweerder gericht aan eiseres. Voor het instellen van beroep heeft eiseres volmacht verleend aan P. Diaz Gavier. Gelet op de handelwijze van verweerder ten aanzien van het verzoek om terugbetaling en het bezwaar ziet de rechtbank geen aanleiding over deze procedurele gang van zaken ambtshalve anders te oordelen dan partijen hebben gedaan.
Oorsprong biodiesel17. Eiseres verzoekt om terugbetaling van antidumpingrechten voor de biodiesel die zij als van oorsprong uit Indonesië heeft aangegeven. Verweerder is afgeweken van de aangifte en heeft de biodiesel als van oorsprong uit de Verenigde Staten aangemerkt. Hij heeft de daarmee samenhangende douanerechten, antidumpingrechten en compenserende rechten van eiseres geheven, onder aftrek van de antidumpingrechten die geheven waren vanwege de aangegeven Indonesische oorsprong. Voor de beoordeling van het verzoek om terugbetaling, dat is gestoeld op het standpunt dat de biodiesel van Indonesische oorsprong is, is dus van belang te bepalen welke oorsprong de biodiesel heeft.
18. In haar uitspraak van heden (met kenmerk HAA 19/1003) heeft de rechtbank geoordeeld in het beroep van eiseres tegen de utb die verweerder voor de onderhavige biodiesel aan eiseres heeft uitgereikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat van de ook in de onderhavige procedure in geschil zijnde biodiesel een hoeveelheid van 6.321.639 kg van oorsprong is uit de Verenigde Staten en niet uit Indonesië. In de onderhavige procedure ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat oordeel af te wijken. Eiseres heeft bij haar verzoeken om terugbetaling geen enkel bewijs ingebracht waaruit alsnog de Indonesische oorsprong van deze biodiesel aannemelijk zou worden.
19. Voor zover zich onder de onderhavige vier aangiften nog Indonesische biodiesel bevindt, kan dat niet meer zijn dan de 737.102 kg waarvoor verweerder op 4 april 2023 terugbetaling heeft verleend. Die terugbetaling is gebaseerd op het maximaal mogelijk aantal liter Indonesische biodiesel dat afkomstig zou kunnen zijn van producent PT Pelita Agung, welke in de tanks is opgeslagen van waaruit de Atlantic Wind in Barcelona is beladen. Antidumpingrechten over biodiesel van producent PT Pelita Agung moeten op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1570 worden terugbetaald. Het gaat dan om (maximaal) 312 liter biodiesel in tank 64, en (maximaal) 833.347 liter in tank 66 [4] . Met het terugbetalen van antidumpingrechten voor alle mogelijk Indonesische biodiesel uit tank 64 en 66, waarvan verweerder aanneemt dat die afkomstig is van producent PT Pelita Agung, heeft verweerder eiseres niet tekort gedaan.
20. Het verzoek om terugbetaling betreft aangiften opgenomen in de maandaangifte van oktober 2013. De utb is opgelegd op grond van het CDW. Het is de rechtbank niet gebleken dat de in het verzoek aangevoerde omstandigheden in aanmerking komen voor toepassing van een andere wettelijke grondslag voor terugbetaling dan door eiseres genoemd (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1343 en de uitspraak van deze rechtbank van 21 februari 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:4922).
Rente21. Eiseres verzoekt om vergoeding van rente vanaf de dag van betaling tot de dag van terugbetaling. De rechtbank stelt vast dat verweerder € 33.648,71 heeft terugbetaald, maar dat uit die terugbetaling niet blijkt of daarbij ook de rente is vergoed. De terugbetaling heeft betrekking op aangiften uit oktober 2013. De douaneschuld is dus ontstaan vóór 1 mei 2016. Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1570 voorziet in een percentage voor de in geval van terugbetaling van definitieve rechten te betalen moratoire interest en regelt de termijn waarover deze interest moet worden berekend. In nationaal recht is geregeld wie de terugbetaling moet verrichten. Op grond van artikel 28c van de Invorderingswet is dit de ontvanger. Eiseres moet zich met haar verzoek tot vergoeding van rente dus richten tot de ontvanger en niet tot verweerder. Aangezien er in deze beroepsprocedure geen beslissing van de ontvanger voorligt, zal eiseres in haar verzoek om rentevergoeding niet-ontvankelijk worden verklaard.
Conclusie en gevolgen
Eén beroep is deels niet-ontvankelijk/deels gegrond, de andere drie zijn ongegrond
22. Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank het beroep in de zaak HAA 19/4473 voor zover betrekking hebbend op het verzoek om vergoeding van rente niet-ontvankelijk verklaren en voor zover betrekking hebbend op de terugbetaling van € 33.648,71 gegrond. De beroepen in de zaken HAA 19/4471, HAA 19/4472 en HAA 19/4474 zal de rechtbank ongegrond verklaren.
Proceskosten
23. De rechtbank ziet aanleiding in de zaak HAA 19/4473 verweerder overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Bpb stelt de rechtbank het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand overeenkomstig het in de bijlage bij het Bpb opgenomen tarief op: 1 punt (indienen bezwaarschrift) x € 597 + 2 punten (indienen beroepschrift en bijwonen zitting) x € 837) x 1 (gewicht) = € 2.271.

Beslissing

De rechtbank;
in de zaak HAA 19/4473:
  • verklaart het verzoek om rentevergoeding niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gegrond, voor zover de uitspraak op bezwaar betrekking heeft op het weigeren van terugbetaling van € 33.648,71;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar in zoverre;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.271; en
  • draagt verweerder op aan eiseres het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht van in totaal € 345 te vergoeden.
In de zaken HAA 19/4471, HAA 19/4472 en HAA 19/4474:
- verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. C.A. Schreuder, voorzitter, en mr.drs. C.M. van Wechem en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 september 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de douanekamer van het gerechtshof Amsterdam (Postbus 1312, postcode 1000 BH) waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Handgeschreven aantekening, cursivering door rechtbank
2.Verordening (EU) nr. 490/2013 van 27 mei 2013
3.Artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1194/2013 van 19 november 2013 (zoals laatstelijk gewijzigd door Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1578). Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1570 is bepaald dat voor biodiesel van producent PT Pelita Agung Agrindustri de definitief geïnde antidumpingrechten op grond van deze verordeningen moeten worden terugbetaald.
4.Uit de gedingstukken begrijpt de rechtbank dat 833.659 liter overeenkomt met 737.102 kilogram.