3.4Het tweede middel komt op tegen het in 2.5.3 weergegeven oordeel van het Hof omtrent de uitleg van artikel 7:4, lid 3, Awb. Ook dit middel slaagt. De in deze bepaling neergelegde verplichting voor het bestuursorgaan om belanghebbenden bij de oproeping voor het horen erop te wijzen waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, geldt onverminderd indien de belanghebbende zich heeft laten vertegenwoordigen door een professionele rechtsbijstandsverlener. Die verplichting geldt evenzeer indien om praktische redenen gedurende één – al dan niet telefonische – hoorzitting diverse zaken zijn behandeld van verschillende belanghebbenden die zich door dezelfde gemachtigde hebben laten vertegenwoordigen. De heffingsambtenaar is ook verplicht de in artikel 7:4, lid 3, Awb vermelde informatie te geven indien hij op grond van de houding of mededelingen van de belanghebbende verwacht dat deze geen inzage zal komen nemen. Het hiervoor in 2.5.3 weergegeven oordeel van het Hof geeft dan ook blijk van een onjuiste rechtsopvatting.”
“4.2. De stukken van het geding laten geen andere slotsom toe dan dat belanghebbende aan de heffingsambtenaar een voldoende specifiek verzoek heeft gedaan tot het verstrekken van bepaalde gegevens. Die gegevens zijn de grondstaffel en de taxatiekaart met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren van de woning en van de gebruikte vergelijkingsobjecten. Voorts laten die stukken geen andere slotsom toe dan dat deze gegevens ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de woning. De heffingsambtenaar was daarom op grond van artikel 40, lid 2, Wet WOZ gehouden te voldoen aan het verzoek van belanghebbende om haar een afschrift van die gegevens te verstrekken. De heffingsambtenaar heeft aan deze verplichting niet voldaan.”
7. Uit de stukken van het geding (de uitspraak op bezwaar) leidt de rechtbank af dat in het te beslechten geschil de KOUDV-factoren en de grondstaffel op 21 mei 2021 zijn verzonden. Eiseres heeft bevestigd dat deze gegevens zijn ontvangen. Ook zijn het kavelmodel en het taxatieverslag aan eiseres overgelegd. Ook in het beroepschrift heeft eiseres het vorenstaande bevestigd.
Uit deze gegevens is naar het oordeel van de rechtbank de toegepaste indexering op eenvoudige wijze af te leiden. Ook de grondstaffel in de vorm van een grafiek is voldoende inzichtelijk om de waarde van de grond van de woning te kunnen bepalen en te kunnen relateren aan die van de vergelijkingsobjecten. Daarbij neemt de rechtbank tevens mee dat eiseres zich laat bijstaan door een professionele gemachtigde die jaarlijks vele honderden zaken bij deze rechtbank en andere rechtbanken en Hoven voert. Deze kennis en kunde mag bij de gemachtigde worden voorondersteld. De waardering van een woning met behulp van de voormelde KOUDV-factoren is immers ook verweven met de kennis en kunde van de taxateur en gebaseerd op zijn kennis van de marktsituatie ter plaatse. De waardering van de woning is als uitgangspunt geen exacte wetenschap maar een schatting waaraan enige mate van onzekerheid inherent is. De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat verweerder aan het verzoek heeft voldaan. De verdergaande eisen van eiseres dat ook de onderbouwing van de KOUDV-factoren en een afzonderlijke indexatie dient te worden verstrekt vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het voormelde arrest. De klacht tot slot dat de waardering, anders dan in bezwaarfase waarin wed uitgegaan van een waardering met de cijfers 1 tot en met 5, in beroep is vervangen door slecht tot luxe, acht de rechtbank een kwestie van semantiek. Daarmee wordt geen waardeoordeel aan de woning gegeven hetgeen bij de professionele gemachtigde bekend zal zijn. Datzelfde geldt voor het percentage van af- dan wel opwaardering dat daaruit volgt.
8. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
Op grond van artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken wordt de waarde, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, voor woningen bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
9. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Voor de beoordeling of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld, is van belang of de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning, en indien dit het geval is, of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
10. De in de door verweerder in beroep overgelegde matrix genoemde objecten zijn kort vóór of na de waardepeildatum verkocht en wat type, ligging en omvang betreft voldoende vergelijkbaar met de woning. Het zijn alle in dezelfde of nabijgelegen straat gelegen tussenwoningen uit 1993/1994. De verkoopprijzen van de door verweerder getoonde objecten kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat voldoende rekening is gehouden met de verschillen, met name in grootte van de opstallen en van de percelen, kwaliteit, de staat van onderhoud alsmede de aanwezigheid van dakkapellen, bijgebouwen, carport en dakterras/balkon.
11. Verweerder heeft met de matrix en de toelichting daarop inzichtelijk gemaakt hoe voor de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten is gecorrigeerd. De prijs per kubieke meter voor de vier gehanteerde vergelijkingsobjecten bedraagt € 750, € 800,
€ 831 en € 900, terwijl voor de woning een waarde per kubieke meter geldt van € 782. Nu de waarde van de woning per kubieke meter lager is dan de prijs per kubieke meter van drie van de vier vergelijkingsobjecten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de waarde van de woning ten opzichte van de verkoopcijfers van de vergelijkings-objecten op een te hoog bedrag is vastgesteld.
12. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat verweerder de onderlinge verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten niet inzichtelijk heeft gemaakt. De op verweerder rustende bewijslast gaat in eerste instantie niet verder dan dat inzicht dient te worden verschaft in de uitgangspunten van de door hem toegekende KOUDV-kwalificaties. Niet betwist is dat verweerder in de bezwaarprocedure de informatie hierover aan eiseres heeft verstrekt. Indien eiseres de juistheid van één of meer van deze kwalificaties in twijfel trekt moet zij dat gemotiveerd doen. Eerst dan dient verweerder een nadere invulling te geven van de door hem gemaakte keuzes en afwegingen. Met name van eisers die zich van professionele, in WOZ-geschillen gespecialiseerde, rechtshulp, hebben voorzien, mag immers worden verwacht dat zij over voldoende marktinformatie beschikken om hun standpunt te onderbouwen. Nu eiseres haar standpunt niet heeft onderbouwd, was verweerder niet gehouden een nadere toelichting te geven op de door hem toegekende KOUDV-kwalificaties.
13. Ook de stelling van eiseres dat verweerder de indexering van de verkoopcijfers van de vergelijkingsobjecten niet inzichtelijk heeft gemaakt, volgt de rechtbank niet. Niet in geschil is dat verweerder in de bezwaarfase een taxatiematrix aan eiseres heeft verstrekt. Aan de hand van die gegevens had eiseres zelf de indexeringspercentages kunnen berekenen. Verweerder heeft voorts bij zijn verweerschrift rapportages overgelegd van VastgoedPro die zijn gestoeld op CBS-cijfers met betrekking tot verkochte woningen in de provincie Noord-Holland. Met de in het onderhavige geval gebruikte, van een onafhankelijke derde betrokken, cijfers heeft verweerder de herrekening van de prijzen naar de peildatum op voldoende zorgvuldige en transparante wijze uitgevoerd. Hiermee zijn de indexeringspercentages inzichtelijk. Eiseres heeft tegenover de wijze van indexeren door verweerder geen andere gegevens of indexeringscijfers gesteld waaruit zou kunnen volgen dat verweerder van een onjuiste indexering van de verkoopprijzen is uitgegaan. De rechtbank ziet geen bijzonderheden in de door verweerder gehanteerde indexeringspercentages die nopen tot een andere waardering. De rechtbank volgt verweerder dan ook in de door hem gegeven onderbouwing.
14. Ten aanzien van de stelling van eiseres dat de door verweerder verstrekte grondstaffel niet is te gebruiken, overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft onbetwist in het verweerschrift gesteld dat in de bezwaarfase de grondstaffel voorafgaand aan de hoorzitting aan eiseres is verstrekt. Verweerder heeft een toelichting gegeven op het gebruikte model, waarbij een grondwaarde per vierkante meter als basis geldt. Deze basiswaarde is onder de verstrekte grafiek vermeld. In de eerste staffel wordt deze basisgrondwaarde voor de volle 100 percent gerekend. In de tweede staffel wordt deze grondwaarde volgens een glijdende schaal afgewaardeerd van 100% van het basisbedrag tot 50% van dit basisbedrag. Vanaf de tweede staffel wordt dus elke extra vierkante meter steeds op een lager bedrag gewaardeerd. De eerste vierkante meter binnen de tweede staffel wordt dus gewaardeerd op 100 percent van de basisgrondwaarde en de laatste vierkante meter binnen de tweede staffel op 50 percent van die basisgrondwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met het voorgaande voldoende inzichtelijk gemaakt hoe de grondwaarde van de woning zich verhoudt tot de grondwaarde van de vergelijkingsobjecten.
15. Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. De door eiseres voorgestelde waarde van € 321.000 heeft zij onvoldoende onderbouwd. Van de drie door eiseres genoemde woningen die volgens haar een lagere waarde van de woning onderbouwen, zijn er twee door verweerder in de matrix meegenomen. Het derde door eiseres genoemde object [adres 4] is in 1976 gebouwd. De woning is in 1994 gebouwd en de door verweerder gebruikte vergelijkingsobjecten zijn in 1993 of 1994 gebouwd. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht op het standpunt mogen stellen dat de woning [adres 4] minder goed vergelijkbaar is met de woning. Het verkoopcijfer van [adres 4] leidt dus niet tot het oordeel dat verweerder de waarde van de woning te hoog heeft vastgesteld. Het vergelijkingsobject [adres 2] acht de rechtbank een prima onderbouwing van de waarde van de woning. De waarde daarvan is met behulp van VastgoePro geïndexeerd hetgeen de rechtbank juist voorkomt.
16. Gelet op het voorgaande dient het beroep dan ook ongegrond te worden verklaard.
Verzoek om immateriële schadevergoeding